ECLI:NL:RBNNE:2017:2449

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
18/730294-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en aanranding met geweld in Leeuwarden

Op 4 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en aanranding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 mei 2016 in Leeuwarden de 60-jarige aangeefster [slachtoffer 1] in haar woning heeft verkracht en haar wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De verdachte heeft de deur van de woning van het slachtoffer met geweld geopend, haar op de grond geduwd en haar gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn niet-meewerkende houding, verminderd toerekeningsvatbaar was, wat werd ondersteund door deskundigen van het Pieter Baan Centrum. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 25 mei en 2 juni 2016 zich schuldig heeft gemaakt aan aanrandingen van andere slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij hij geweld heeft gebruikt en hen heeft bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft hem ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege, gezien het recidivegevaar en de noodzaak van behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730294-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PPC Vught.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op 20 juni 2017, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Leeuwarden, door geweld of een (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- een of meer vinger(s) en/of zijn penis en/of zijn tong in en/of bij de
vagina en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of de borst(en) van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zichzelf afgetrokken ten overstaan van die [slachtoffer 1] en/of
- zichzelf laten aftrekken door die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft aangebeld en/of (vervolgens) nadat
die [slachtoffer 1] de deur had geopend maar ook weer wilde sluiten (met kracht)
de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] (verder) heeft opengeduwd en/of
de woning is binnengedrongen/binnengegaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1]
(in de gang) op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens)
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
(vervolgens) zijn eigen kleding heeft uitgetrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel
heeft dichtgeknepen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Hou je kop, hou
je kop" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft meegetrokken naar de woonkamer en/of
(vervolgens) op de bank heeft getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft
gegooid en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Laat die hond zijn kop houden, anders maak
ik hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "We gaan naar de slaapkamer en als je dat
niet wil maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of die [slachtoffer 1] aan de haren heeft meegetrokken naar de
slaapkamer waar die [slachtoffer 1] op een bed moest gaan liggen en/of de
rest van haar kleding uit moest trekken en/of (vervolgens)
- naast en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of een of meer vinger(s) in
de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of aan de borst(en)
van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of die [slachtoffer 1] heeft getongzoend en/of
met zijn penis bij en/of over de clitorus van die [slachtoffer 1] heeft
gewreven en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft
geduwd/gebracht en/of (vervolgens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1]
heeft gehad en/of (vervolgens)
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Vind je het lekker schatje,
werk eens wat mee schatje", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens)
- ( meermalen) (opnieuw) zijn handen om de nek/keel van die [slachtoffer 1] heeft
gelegd en/of (met kracht) op de nek/keel van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt
en/of in haar nek/keel heeft geknepen en/of (vervolgens)
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of (vervolgens)
- toen die [slachtoffer 1] moest plassen is meegelopen naar het toilet en/of zich
(daar) heeft afgetrokken en/of zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1]
heeft geduwd/gebracht en/of (vervolgens) met zijn penis (een) heen-
en weergaande beweging(en) heeft gemaakt in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
(vervolgens)
- zijn penis door die [slachtoffer 1] heeft laten vastpakken en/of (vervolgens)
zich door die [slachtoffer 1] (zogenoemd) heeft laten aftrekken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] weer heeft meegetrokken naar de slaapkamer en/of (vervolgens)
- (( zelfs) toen die [slachtoffer 1] vaginaal bloedde) wederom zijn vinger(s) en/of
penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
(vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als ze de politie zou bellen hij haar
zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Leeuwarden opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte met dat opzet
- naar de woning van die [slachtoffer 1] gegaan en/of daar aangebeld en/of
(vervolgens) nadat die [slachtoffer 1] de deur van de woning had geopend de
woning naar binnengedrongen/binnengegaan en/of een of meer rolgordijnen
in die woning gesloten en/of
- die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of op de grond gegooid en/of haar broek en/of
onderbroek uit getrokken en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "we gaan
naar de slaapkamer en als je dat niet wil maak ik je dood" en/of die [slachtoffer 1]
aan de haren mee getrokken naar de slaapkamer en/of
- ( meermalen) zijn handen om de nek/keel van die [slachtoffer 1] gelegd en/of (met
kracht) in haar nek/keel geknepen en/of haar keel dichtgeknepen (vervolgens)
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze mee moest werken en/of
- toen die [slachtoffer 3] moest plassen met haar meegelopen naar het toilet en/of
haar (later) weer meegetrokken naar de slaapkamer en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd - zakelijk weergegeven- dat hij wilde blijven
slapen en/of
- zich gewassen en/of nog gedurende enige tijd in de woning van die [slachtoffer 1]
verbleven en/of allerlei vragen aan die [slachtoffer 1] gesteld en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd -zakelijk weergegeven- dat als ze de politie zou
bellen hij haar zou vermoorden waarna hij de woning heeft verlaten en/of
aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige uren belet zich vrij in haar woning te kunnen bewegen en/of haar woning te kunnen verlaten;
3.
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Leeuwarden, (op of aan de openbare weg de Archipelweg, aldaar), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het (deels) betasten, althans aanraken van het bedekte/onbedekte kruis, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
- terwijl die [slachtoffer 2] haar hondjes aan het uitlaten was, die [slachtoffer 2]
op de fiets is genaderd en/of (vervolgens) naast die [slachtoffer 2] is gaan
rijden en/of (vervolgens) zijn fiets op de grond heeft gegooid en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of geduwd, althans die [slachtoffer 2] ten val
heeft gebracht en/of (vervolgens)
- ( terwijl zij op de grond lag) die [slachtoffer 2] (meermalen) tegen het hoofd
en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen
en/of (vervolgens)
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] naar een grasperk heeft gesleept en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat ze de
politie niet mocht bellen anders zou hij haar wurgen, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of (onverhoeds) zijn, verdachtes hand in
de (onder)broek van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gedaan
en/of aldus voormelde ontuchtige handel(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds en/of gewelddadig tegen die [slachtoffer 2] heeft gepleegd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Leeuwarden (op of aan de openbare weg de
Archipelweg, aldaar), [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- het duwen, althans ten val brengen, van die [slachtoffer 2] en/of
- het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of
het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het vastpakken van de keel van die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Leeuwarden, (op of aan de openbare weg de Keizerskroon, aldaar), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten, althans aanraken van de bedekte/onbedekte borst en/of het bedekte/onbedekte kruis, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte opzettelijk
- terwijl die [slachtoffer 3] haar hond aan het uitlaten was, haar op de fiets is
genaderd en/of (vervolgens)
- ( meermalen) die [slachtoffer 3] bij haar kleding heeft vastgepakt en/of heeft
vastgehouden en/of aan die [slachtoffer 3] heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] (op agressieve wijze) de woorden heeft toegevoegd: "moet ik je
doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of
geslagen en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand onder haar T-shirt en/of (vervolgens)
onder haar BH, althans onder haar bovenkleding heeft gestoken/geduwd en/of
(vervolgens)
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand in haar broek en/of onderbroek heeft
gestoken/geduwd
en/of aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling en/of onverhoeds en/of gewelddadig heeft gepleegd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Leeuwarden, (op of aan de openbare weg de
Keizerskroon, aldaar) [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe gewezen op de verklaring van [slachtoffer 1] (hierna mede te noemen: aangeefster [slachtoffer 1] ). De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] vindt ondersteuning in het forensische bewijs, het bij haar geconstateerde letsel en de foto’s daarvan, de 112-melding, en de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die aangeefster [slachtoffer 1] in de woning hebben aangetroffen en de aldaar waargenomen situatie. De verklaring van verdachte dat er sprake is geweest van vrijwilligheid acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend te bewijzen, aangezien uit het onder 1 ten laste gelegde volgt dat verdachte aangeefster ruim twee uur in zijn greep heeft gehouden en dat aangeefster niet aan verdachte kon ontsnappen.
Feit 3.
De officier van justitie acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daartoe gewezen op de verklaring van [slachtoffer 2] (hierna mede te noemen: aangeefster [slachtoffer 2] ), die ondersteuning vindt in het forensische bewijs en het bij haar geconstateerde letsel. Uit de contactsporen volgt dat sprake was van een krachtige aanraking, die past bij wat er volgens aangeefster [slachtoffer 2] is gebeurd. Bovendien bevinden de contactsporen zich op de locaties die volgen uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] . Het onder dwang betasten van het kruis van een onbekende vrouw zonder haar toestemming is een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm, hetgeen een ontuchtige handeling oplevert.
Feit 4.
De officier van justitie acht het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaring van [slachtoffer 3] (hierna mede te noemen: aangeefster [slachtoffer 3] ) vindt ondersteuning in het forensische bewijs en het bij haar geconstateerde letsel. Daarbij komt dat aangeefster [slachtoffer 3] de jas van verdachte heeft herkend en zij aanslaat op de compositietekening van verdachte. Het onder dwang betasten van de borst en het kruis van een onbekende vrouw zonder haar toestemming is een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm, hetgeen een ontuchtige handeling oplevert.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2.
De raadsman heeft bepleit verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrij te spreken, aangezien de (seksuele) handelingen volgens verdachte een vrijwillig karakter hadden.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] is onbetrouwbaar. De aangifte kan worden gecategoriseerd als reactie op een mislukte vrijage, waarbij geldt dat de seks vrijwillig is geweest maar achteraf vanwege spijt als verkrachting is bestempeld. In de verklaring van aangeefster zijn motieven te vinden om verdachte vals te beschuldigen en ook een aantal handelingen wijzen op aanvankelijke instemming. Niet aannemelijk is dat aangeefster gegild heeft, aangezien dit niet is gehoord door de buren en de rijtjeswoningen volgens aangeefster gehorig zijn. Voorts is aangeefster de woning niet ontvlucht toen daar gelegenheid voor was. De ouderdom van het bij aangeefster geconstateerde letsel kan niet worden vastgesteld, waardoor niet vaststaat dat het letsel is ontstaan tijdens het ten laste gelegde. Ook is het geconstateerde letsel niet passend bij de door aangeefster beschreven geweldshandelingen, met name blijkt niet van letsel aan de hals/keel. Daarbij komt dat het letsel geen ondersteunend bewijs is voor de ten laste gelegde dwang.
De verklaring van verdachte vindt ondersteuning in het dossier, nu hij de kans op betrapping niet heeft geminimaliseerd, zijn DNA in de woning heeft achtergelaten en getuigen in de nabije omgeving van verdachte hebben verklaard dat het ten laste gelegde niet bij hem past.
Feit 3.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, aangezien de verdachte de ontuchtige handelingen betwist. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Bovendien nemen de handelingen waarover aangeefster verklaart in ernst toe naarmate zij vaker verklaart. Daarbij komt dat de biologische sporen aansluiten bij de verklaring van verdachte, nu zijn DNA enkel op de jas van aangeefster [slachtoffer 2] is aangetroffen.
Feit 4.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit, gelet op de ontkenning van verdachte. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] is tegenstrijdig en bevat onduidelijkheden. Ook heeft aangeefster [slachtoffer 3] verdachte niet herkend tijdens een fotoconfrontatie. De aanwezige getuige [naam] heeft niets waargenomen van enige dreiging of geweld. De aangetroffen sporen met DNA-nevenkenmerken van verdachte leveren onvoldoende ondersteuning voor het ten laste gelegde op, temeer nu de bewijskracht niet is vastgesteld en onvoldoende is bepaald. Daarbij komt de mogelijkheid van indirecte overdracht van biologische sporen, waarvoor aanwijzingen bestaan gelet op het aantreffen van DNA-nevenkenmerken van een onbekend gebleven derde persoon.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en 2.
Op zondagavond 22 mei 2016 om 23.56 uur belt aangeefster [slachtoffer 1] met de meldkamer van de politie. Aangeefster zegt: “Hallo het is met [slachtoffer 1] van de [straatnaam] . Ik ben zojuist verkracht in mijn eigen huis. Er werd aangebeld om een uur of half tien, kwart over negen. Ik deed de deur open. Ik werd meteen tegen de grond gewerkt. Nou ja, ik ben een aantal keren verkracht. Hij dreigde mij te vermoorden. Hij belde aan. Hij vroeg of hij hier even mocht bellen. Hij was te sterk voor mij. Hij ramde mij zo de gang in. Ik kon hem nooit de deur uitkrijgen. Hij heeft mij verkracht! Hij is nu net weg. Ik tril. Ik bloed ook. Ik ben wat overstuur. Hij zei steeds of het lekker was. Ik heb maar ja gezegd en weet ik wat. Ja toen had hij mij beet. Hij dreigde wel, dat als ik de politie belde hij mij zou vermoorden. En hij zei dat hij een strafblad had. Hij rook ook naar drank. Hij sleurde mij ook mee naar boven. Ik wou helemaal niet naar boven. Maar ja, die buren…die horen ook niks.” [2]
Naar aanleiding van voornoemde melding gaan verbalisanten [naam] en [naam] ter plaatse ( [straatnaam] te Leeuwarden) om met aangeefster [slachtoffer 1] te spreken. Verbalisanten treffen aangeefster aan met een handdoek om haar middel en benen. Verbalisanten constateren dat zich op de trap een bloedspoor bevindt, op de achterzijde van de enkels en benen van aangeefster bloed zit en dat de knieën van aangeefster er rood en beurs uit zien.
Verbalisanten horen aangeefster zeggen dat zij twee uur achter elkaar is verkracht. Aangeefster verklaart dat op 22 mei 2016 omstreeks 21.30 uur een voor aangeefster onbekende man aanbelt met de vraag of hij mag telefoneren. De man duwt de deur open en stormt de hal in. Hierna volgt een worsteling, waarbij aangeefster de man de gang uit wil krijgen. De man is sterker en werkt aangeefster naar de grond. Daar trekt de man aangeefsters spijkerbroek uit en grijpt haar vast. De man trekt tevens zijn eigen kleding uit. De man pakt aangeefster vast en sleept haar naar de woonkamer. Aangeefsters hond blaft en de man zegt dat hij de hond doodmaakt als die zijn bek niet houdt. De man doet de rolgordijnen in de woonkamer dicht. Hierna trekt de man aangeefster aan haar haren naar boven. Aangeefster is in haar slaapkamer verkracht. In een poging weg te komen wil aangeefster naar het toilet, maar de man blijft bij haar. Aangeefster is bang en wil dat de man vertrekt. De man vraagt aangeefster om een doek om zich te wassen en doet dit. De door de man gebruikte doek legt hij in de gootsteen in de keuken. [3]
Diezelfde dag omstreeks 00.30 uur krijgt zedenrechercheur [naam] kennis van voornoemde melding en gaat ter plaatse. Daar voert hij een kort gesprek met aangeefster. Aangeefster verklaart onder meer dat zij is overlopen door een voor haar onbekende man. In de woning is aangeefster meermalen verkracht in haar slaapkamer. Als de man vertrekt zegt hij dat aangeefster de politie niet moet bellen, omdat hij haar anders dood zou maken. Hij geeft tevens aan dat hij een groot strafblad heeft. Verbalisant [naam] ziet bloed bij aangeefster, maar ook op de vloer van de slaapkamer, naast het bed, op de overloop en op enkele treden van de trap. [4]
Aangeefster is vervolgens overgebracht naar het politiebureau in Leeuwarden voor een informatief gesprek. [5] Na het informatieve gesprek is aangeefster overgebracht naar het Medisch Centrum Leeuwarden voor forensisch medisch onderzoek. [6] Op 23 mei 2016 omstreeks 4.00 uur is zedenonderzoek verricht door forensisch arts R. Noordbruis en gynaecoloog L. van der Zwaag. Bij aangeefster is inwendig vaginaal letsel vastgesteld en tevens is waargenomen dat zij hevig vaginaal bloedde. [7] Voorts is daarnaast het volgende letsel vastgesteld, te weten:
- een huidbeschadiging tussen de neus en de mond; [8]
- een groen grijze verkleuring op de linkerschouder met een afmeting van ca. 15 bij 10 mm zichtbaar in een groter paarsrood gebied met een afmeting van ca. 70 bij 50 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- ca. 120 mm onder het letsel op de linkerschouder is een blauwpaarse verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 5 bij 15 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- op de voorzijde van de linker onderarm ca. 60 mm onder de elleboog een vijftal groen en blauwgrijze, deels confluerende, verkleuringen zichtbaar met afmetingen van ca. 10 bij 10 mm, ca. 20 bij 15 mm, ca. 15 bij 10 mm, ca. 10 bij 10 mm en ca. 10 bij 10 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- aan de binnenzijde van de linker onderarm, ca. 50 mm onder de elleboogplooi is een paarsblauwe, paarsrode en groengele verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 40 bij 35 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- aan de binnenzijde van de rechter onderarm, ca. 160 mm onder de okselplooi is een groengele verkleuring met een afmeting van ca. 10 bij 5 mm zichtbaar, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- ter hoogte van de binnenzijde van de rechter elleboog is een paarsblauwe en een roodpaars tot bruingrijze verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 30 bij 30 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- ter hoogte van de voorzijde van de linkerknie is een blauwpaarse verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 45 bij 80 mm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting;
- ter hoogte van de voorzijde van de rechterknie is een paarsrode korst zichtbaar met een roodroze omranding met een afmeting van ca. 30 bij 20 mm, passend bij een ontvelling. [9]
Geconcludeerd is dat het letsel zeer wel kan passen bij de door aangeefster beschreven toedracht. [10]
Het lichaam van aangeefster is bemonsterd. Uit het rapport opgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) van 24 juni 2016 blijkt dat het DNA van verdachte is aangetroffen bij aangeefster op de binnenste schaamlippen, diep vaginaal en op beide tepels. [11]
Na het forensisch medisch onderzoek geeft aangeefster toestemming om haar woning op sporen te onderzoeken. [12] In de woonkamer is een spijkerbroek aangetroffen, waarvan de beide broekspijpen deels binnenste buiten zaten. Op een kast in de woonkamer ligt een onderbroek. In de gootsteen in de keuken liggen een vaatdoekje en een handdoek. Op de trap van de eerste naar de tweede woonlaag liggen meerdere passieve bloeddruppels. Op de overloop op de grond liggen meerdere passieve bloeddruppels tussen de badkamer en de slaapkamer. In de badkamer en op de toiletbril zijn bloedvlekken waargenomen. Op de vloer in de slaapkamer liggen meerdere passieve bloeddruppels. Op het bed, te weten op het onderlaken, de kussenslopen en het dekbedovertrek, zijn meerdere bloeddruppels en bloedvegen zichtbaar. [13]
Het vaatdoekje is bemonsterd en uit nader onderzoek van het NFI blijkt dat het DNA van verdachte op het vaatdoekje is aangetroffen. [14]
Uit de op 24 mei 2016 gedane aangifte [15] blijkt dat aangeefster, geboren op 10 augustus 1955, als volgt verklaart:
“Ik zag iemand lopen met de fiets aan de hand, op de stoep. Hij keek bij mij naar binnen en liep door. Hij belde aan. Ik deed de deur niet helemaal open. Ik deed de deur op een kier. Hij vroeg of hij mocht bellen. Ik zei: Nee. Ik wilde de deur dicht duwen, maar hij was sterker en duwde met geweld de deur open. Hij pakte me beet en gooide mij op de grond. Ik begon heel hard te gillen en riep: “help, help, help!” Hij had de deur al dicht gedaan. Toen begon hij aan mijn spijkerbroek te trekken. Hij maakte die knopen los. Hij deed mijn broek en slip naar beneden en hij deed zijn kleding uit. Hij ging toen met zijn handen in mijn slip. Hij zei: “Hou je kop, hou je kop.” Hij trok me naar de kamer. Hij trok me op de bank. Hij deed het rolgordijn naar beneden. Ik probeerde weg te komen, maar hij was me te snel af. Ik wilde proberen om naakt de straat op te komen, als ik maar weg was daar. Hij gooide me op de grond in de kamer. De man zei: “Laat die hond zijn kop houden, anders maak ik hem dood.” Toen zei hij: “We gaan naar je slaapkamer”. Hij zei dat als ik niet zou gaan, hij me dood zou maken. Hij liep voorop en trok mij mee aan mijn haren. Zo heeft hij me mee naar boven getrokken. [16] Ik moest op het bed gaan liggen. Hij zei dat ik mijn bovenkleding uit moest doen. Hij ging naast me liggen. Hij ging op mij liggen en ging met zijn vingers in mijn vagina. Hij ging aan mijn borsten likken. Eerst aan mijn rechter borst en later de ander. Hij probeerde me te zoenen. Ik denk dat ik daarom een blauwe plek bij mijn mond heb. Hij zat telkens met zijn penis te wrijven, bij mijn clitoris. Toen ging hij door, stompen en doen. Inbrengen en duwen met zijn penis in mijn vagina. Dat stompen kwam pas aan het eind. Hij zei de hele tijd: “Vind je het lekker, schatje. Werk eens wat mee, schatje.” [17] Hij begon te beffen en met zijn tong bij mijn vagina. Hij vroeg of ik het lekker vond. Hij zei: “Werk eens wat mee.” Ik voelde de pijn wel, in ieder geval op het eind. Ik deed zelfs of ik klaar kwam, in de hoop hem tevreden te stellen dat hij op zou houden. Ik stribbelde ook wat tegen, maar toen werd hij weer kwaad. Ik zei dat ik moest plassen. Ik dacht dat ik aan hem kon ontkomen. Hij zei, kom hier. Hij liep achter me aan het toilet in. Hij bleef bij me staan terwijl ik ging plassen. Hij stond zich weer af te trekken. Ik moest hem aftrekken. Hij pakte mijn hand. Hij ging voor me staan en ik moest zijn penis in mijn mond doen. Hij ging steeds verder heen en weer. Ik stikte er haast in. Ik moest daarna weer terug naar de slaapkamer. Hij trok mij aan mijn arm naar mijn bed. [18] Hij ging weer op me liggen, weer met zijn hand in mijn vagina. Vanaf toen werd hij ook agressiever. Ik moest op een gegeven moment helemaal met mijn benen omhoog. Toen ging hij met zijn penis in mijn vagina. Hij deed mij toen veel pijn. Hij deed zijn vingers in zijn mond en daarna deed hij zijn vingers in mijn vagina. Hij zei dat hij vannacht wel bleef slapen. [19] Hij zei tegen mij: “Je bloedt”. Dat was in de douche. Aan het einde, nadat hij zo tekeer was gegaan en ik met mijn benen omhoog moest liggen, toen ging ik heel erg bloeden. Hij vroeg of hij zich even kon wassen. Ik heb een werkdoekje aan hem gegeven. Dat was een schoon doekje. Hij was daarmee zijn piemel aan het schoonmaken en droogmaken. Hij ging naar de gang en begon zijn kleding aan te trekken.” [20] Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij tegenstribbelde als verdachte op haar ging liggen. Verdachte reageerde daarop door haar vast te pakken. [21]
Aangeefster is nadien bij de rechter-commissaris gehoord op 21 november 2016. Aangeefster heeft overeenkomstig haar eerdere aangifte verklaard. [22]
Conclusies.
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door aangeefster afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Bovendien is er sprake van ondersteunend (technisch) bewijsmateriaal, zoals het geconstateerde (inwendige) letsel, het aantreffen van het DNA van verdachte op en in het lichaam van aangeefster en de aangetroffen bloedsporen in de woning, dat overeenkomt met hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster authentiek en betrouwbaar en ziet zij ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, die kort gezegd inhoudt dat er sprake was van vrijwillige seksuele handelingen, niet geloofwaardig. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het late stadium in de procedure waarop verdachte zijn verklaring heeft afgelegd, te weten ter terechtzitting van 20 juni 2017. Dat hij de politie niet vertrouwt en om die reden er aanvankelijk (vrijwel volledig) het zwijgen toe heeft gedaan, maakt nog niet begrijpelijk waarom verdachte diverse kansen om de rechtbank te overtuigen van zijn onschuld onbenut heeft gelaten. Daar komt bij dat de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd weinig gedetailleerd is, met name waar het de seksuele handelingen betreft. Ook heeft verdachte niet kunnen uitleggen hoe het (inwendige) letsel bij aangeefster [slachtoffer 1] heeft kunnen ontstaan. De rechtbank acht het overigens volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig dat een destijds zestigjarige vrouw, zonder enige seksuele ervaring [23] , met een voor haar (relatief) onbekende, ruim dertig jaar jongere, man geheel vrijwillig op een dermate gewelddadige wijze haar eerste seksuele ervaring heeft dat zij zich vervolgens in het ziekenhuis moet laten behandelen en daar drie dagen moet worden opgenomen vanwege haar (inwendige) verwondingen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat aangeefster geen vrijwillig maar gedwongen seksueel contact heeft gehad met verdachte en dat dit ook duidelijk voor verdachte is geweest. De rechtbank verwerpt daarmee dan ook de verweren van de verdediging, nu deze niets af doen aan voornoemde conclusie.
Uit voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen volgt eveneens dat aangeefster gedurende enkele uren in haar woning van haar vrijheid is beroofd en beroofd gehouden. Verdachte is immers naar de woning van aangeefster gegaan, is de woning binnengedrongen en heeft de rolgordijnen gesloten. In de hal van de woning heeft verdachte aangeefster vastgepakt en op de grond gegooid. Onder een doodsbedreiging is aangeefster vervolgens aan haar haren meegetrokken naar de slaapkamer. Ook was aangeefster niet vrij om zich in haar huis te bewegen, aangezien verdachte haar zelfs tot het toilet in de badkamer volgde om haar daarna weer mee te trekken naar de slaapkamer.
Aangeefster heeft bij de rechter-commissaris nader verklaard omtrent de wijze waarop verdachte haar heeft beetgepakt bij de keel en omschrijft dat als het hard drukken ter hoogte van haar sleutelbeen. De rechtbank zal verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van de (telkens) onder 1 en 2 ten laste gelegde varianten van het ‘met beide handen bij de keel vastpakken en/of op de keel/nek drukken en/of de keel/nek dichtknijpen’.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en genoemde overwegingen acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3.
Op 25 mei 2016 omstreeks 17.10 uur krijgen verbalisanten [naam] en [naam] de melding om te gaan naar [straatnaam] . De meldster [naam] verneemt van haar cliënte aangeefster [slachtoffer 2] dat deze afgelopen nacht rond 3.30 uur op de Archipelweg te Leeuwarden ernstig is mishandeld en er gepoogd is haar aan te randen. De meldster geeft voorts aan dat aangeefster [slachtoffer 2] geen aangifte durft te doen.
Naar aanleiding van voornoemde melding gaan voornoemde verbalisanten naar de woning van aangeefster [slachtoffer 2] . Daar constateren zij dat aangeefster [slachtoffer 2] gewond is aan haar gezicht. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft een grote bloeduitstorting en een zwelling rond het rechter oog. Verbalisanten horen aangeefster [slachtoffer 2] kreunen op de momenten dat zij wil zitten en opstaan. Voorts constateren verbalisanten dat aangeefster [slachtoffer 2] moeite heeft met lopen. Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart aan verbalisanten dat zij pijn in haar benen en bij haar ribben heeft. Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart voorts onder meer dat zij op 25 mei 2016 omstreeks 3.30 uur haar twee hondjes aan het uitlaten is. Op de stoep tegenover fietsenmaker [naam] op de Archipelweg komt zij een fietser tegen. De man vraagt of zij wil chillen, maar aangeefster [slachtoffer 2] wil dat niet. Vervolgens gooit de man zijn fiets neer en slaat haar meermalen in het gezicht en tegen de borstkas. De man zegt: “Als je door blijft gaan met schreeuwen, wurg ik jou”. De man spreekt met dubbele tong en ruikt naar alcohol. De man vraagt of zij wil vrijen en steekt zijn handen in haar broek en graait bij het schaamgedeelte. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft voorts kenbaar gemaakt dat zij geen aangifte wil doen omdat zij angstig is voor mogelijke represailles. [24]
Op 26 mei 2016 omstreeks 11.00 uur gaat verbalisant [naam] naar de woning van aangeefster [slachtoffer 2] . Ook hij constateert dat het gelaat van aangeefster [slachtoffer 2] uiterlijke kenmerken vertoont van uitwendig op haar gebruikt geweld. Hij ziet dat de rechterkant van het gelaat gezwollen en verkleurd is, dat aangeefster [slachtoffer 2] schrammen heeft aan de linkerkant van het gelaat en een hechtpleister boven het rechteroog.
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat haar bloed zeer waarschijnlijk op de grond ligt nabij een aantal paaltjes in de buurt van een groen kastje. Verbalisant [naam] maakt foto’s van de door aangeefster [slachtoffer 2] aangegeven plaats. [25]
De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat op de door verbalisant [naam] gemaakte foto’s bloed is waar te nemen op de stoep nabij paaltjes. [26]
Uit de later diezelfde dag alsnog gedane aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] blijkt dat zij als volgt verklaart. “Ik liet afgelopen woensdagochtend mijn hondjes uit. Het was toen omstreeks 03.30 uur. Ik ben toen een zijstraat naast mijn woning ingelopen en kwam op een gegeven moment op de Archipelweg uit te Leeuwarden. Op een gegeven moment kwam er een fietser van mijn rechterkant aan fietsen. Het was een man en die vroeg: “Zullen we even chillen?” Ik kon hem niet zo goed verstaan want hij had drank op. Ik zei nee. Hierop smeet hij zijn fiets op de grond en viel mij direct aan. Ik lag gelijk op de grond en de man begon te schoppen en te slaan. Hij schopte mij tegen mijn hoofd, tegen mijn borsten, ik kreeg een schop in mijn buik. Ook sloeg hij mij, hij sloeg mij op mijn hoofd, mijn borst en mijn buik. Ook pakte hij mij bij mijn keel vast. Ik lag op dat moment al op de grond. Ik lag op mijn rug en toen pakte hij mij bij mijn keel vast. Hij zei daarbij: “Ik wil niet dat je de politie belt”. Ik begon te schreeuwen. Daarbij zei de man: “Ook schreeuwen ook nog, dan wurg ik je”. De man ging door met schoppen en slaan. Op het laatst hield hij op en ging hij weg. Hij heeft mij ook nog naar het grasperk gesleept. Hij pakte mij bij de jas beet en sleepte mij zo mee naar het grasperkje. Hij schopte mij in mijn buik. Hij heeft steeds gezegd dat ik de politie niet mocht bellen. Hij zei daarbij ook dat hij mij anders zou wurgen. Hij probeerde zijn hand in mijn broek te steken. [27] Ik lag op de grond op mijn rechterzijde. Hij probeerde zijn hand in mijn broek te steken. Het was boven mijn geslachtsdeel. Hij lag bovenop mij. Met één van zijn handen probeerde hij daarbij in mijn onderbroek te komen.” [28]
Op 26 mei 2016 is aangeefster [slachtoffer 2] onderzocht door een arts en bij haar is het volgende letsel geconstateerd: een forse bloeduitstorting bij de rechter oogkas, een open wond van ongeveer 2 cm lang, iets diep, aan rechter wenkbrauw die ouder is dan 14 uren. Voort is sprake van een iets pijnlijk looppatroon met name pijn aan de vooronderzijde van de linkerhelft van de borstkas. [29]
De kleding van aangeefster [slachtoffer 2] is op biologische sporen onderzocht [30] . Uit onderzoek van het NFI blijkt dat DNA van verdachte op de jas (buitenzijde van het voorpand ter hoogte van de linker schouder en bovenarm en buitenzijde van het achterpand ter hoogte van de linker schouder) van aangeefster is aangetroffen. [31]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 26 juli 2016 nader verklaard dat zij door het voorval letsel heeft opgelopen, te weten een blauwe wang aan de rechterkant, een wond boven haar rechter wenkbrauw en gekneusde ribben aan de linkerzijde. De wond boven haar rechter wenkbrauw bloedde tijdens het voorval. [32] Wederom verklaart aangeefster [slachtoffer 2] dat de man haar schopte in haar buik en op haar borsten en haar sloeg met gebalde vuist op haar rechter oog. Aangeefster [slachtoffer 2] begon te schreeuwen want de man sleepte haar naar het grasveldje. De man pakte haar bij de keel en zei: “ophouden te schreeuwen”. [33]
De getuige [naam] , de hulpverleenster van aangeefster [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer 2] haar op 25 mei 2016 omstreeks 12.00 uur belt en vertelt dat zij is aangevallen. Diezelfde middag gaat de getuige naar aangeefster [slachtoffer 2] en treft aangeefster [slachtoffer 2] aan met een behoorlijk toegetakeld gezicht. De getuige ziet verwondingen onder en boven het rechter oog, te weten een zwelling en een gat boven de wenkbrauw. Aangeefster [slachtoffer 2] klaagt over pijn aan haar ribben, moeilijk ademen en pijn aan de hals. Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart aan de getuige, kort gezegd, dat een man haar bij de keel pakt, een aantal keren met zijn vuist in haar gezicht slaat, haar schopt tegen de middenrif. Hierdoor komt aangeefster [slachtoffer 2] ten val op de stoep en de man sleept haar daarna naar het grasveldje. De man probeert zijn hand in haar broek te stoppen. De man zegt dat zij stil moet zijn anders zou hij haar vermoorden. De getuige verklaart voorts dat aangeefster [slachtoffer 2] heel angstig was en telkens zei dat zij niet snapte waarom haar dit was overkomen. [34]
Conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster [slachtoffer 2] consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door haar afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat deze verklaringen niet op waarheid berusten. Bovendien is er sprake van ondersteunend (technisch) bewijsmateriaal, zoals het geconstateerde letsel, het aantreffen van het DNA van verdachte op de jas van aangeefster [slachtoffer 2] en het aantreffen van bloed op de stoep, dat overeenkomt met hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard. De verklaring van aangeefster vindt tevens ondersteuning in haar emotionele gesteldheid, zoals blijkt uit de verklaring van getuige [naam] en de bevindingen van verbalisanten [naam] en [naam] . Aangeefster [slachtoffer 2] heeft direct verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld en met zijn handen in haar broek graaide.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] authentiek en betrouwbaar en ziet ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, die kort gezegd inhoudt dat hij op het fietspad fietste, dat aangeefster daar liep, dat hij tegen haar is aangefietst en hij haar daarna twee klappen heeft gegeven, niet geloofwaardig. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het late stadium in de procedure waarop verdachte zijn verklaring heeft afgelegd, te weten ter terechtzitting van 20 juni 2017. Dat hij de politie niet vertrouwt en om die reden er aanvankelijk (vrijwel volledig) het zwijgen toe heeft gedaan, maakt nog niet begrijpelijk waarom verdachte diverse kansen om de rechtbank te overtuigen van zijn visie op de feiten onbenut heeft gelaten. Daar komt bij dat verdachte niet heeft kunnen uitleggen hoe het forse letsel bij aangeefster [slachtoffer 2] heeft kunnen ontstaan. Bovendien past de plaats waar bloed is aangetroffen niet bij de plaats waar verdachte tegen aangeefster aangefietst zou zijn en haar geslagen zou hebben.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen op de wijze zoals deze blijkt uit de hierna genoemde bewezenverklaring. Het onder deze omstandigheden betasten van het bedekte kruis van een onbekende vrouw is aan te merken als een ontuchtige handeling.
Feit 4.
Op 2 juni 2016 omstreeks 6.10 uur krijgt verbalisant J. Lolkama melding van een aanranding in Leeuwarden. Ter plaatse, [straatnaam] te Leeuwarden, constateert verbalisant dat [slachtoffer 3] (verder: aangeefster [slachtoffer 3] ) hevig ontdaan is. Aangeefster [slachtoffer 3] verklaart dat zij met haar hond wandelt nabij haar huis als zij wordt aangesproken door een onbekende man die haar de weg vraagt. De man aait de hond van aangeefster [slachtoffer 3] en betast zichzelf in zijn kruis. Aangeefster [slachtoffer 3] probeert weg te lopen, maar wordt stevig vastgepakt door de man en hij betast haar onder haar T-shirt, voelt aan haar borsten en grijpt met zijn handen in haar spijkerbroek in haar kruis. Aangeefster [slachtoffer 3] verzet zich en krijgt daarop een vuistslag tegen haar linker oog. Verbalisant constateert dat dit ten tijde van het opnemen van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] nog duidelijk zichtbaar is. Aangeefster [slachtoffer 3] verklaart voorts dat de man een jas van PME Legend draagt. [35]
Uit de diezelfde dag gedane aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] blijkt dat zij als volgt verklaart.
“Ik liet de hond uit om 5.50 uur vanmorgen. Ik was rond 6.05 uur bij de parkeerplaats bij ons thuis. Daar stond een man. Die reed de parkeerplaats op en ik vroeg hem of ik hem kon helpen met zoeken. Ik meen gehoord te hebben dat hij vroeg: “kan je me helpen”. Waarna ik mijn linkerhand uitstak en hem de weg wees. Hij mompelde maar wat en ik kon hem niet goed verstaan. Hij rook naar alcohol. V: Hoe kwam hij aan rijden. A: Op de fiets. Hij ging niet weg en wilde mijn hond aaien. Ik heb daar resoluut “Nee” op geantwoord, waarna hij mij vastpakte aan mijn trui en vest. Ik heb mij eerst los gedraaid door mijn linker elleboog omhoog te draaien. Toen werd hij agressief en begon te dreigen. Hij vroeg mij of ik dood wilde. Hij liep nog 5 meter mee terwijl hij constant aan mij trok. En toen begon hij te graaien. Hij had mij aan de linkerschouder beet met zijn rechterhand. Hij was met zijn linkerhand aan het graaien. In de worsteling heeft hij een uithaal, vuistslag gegeven boven mijn linkeroog en daar zit ook nog een schrammetje. Ik heb een heel klein schrammetje boven aan mijn rechterborst, maar ik weet niet of dat door hem komt. De hond, een stabij is ook nog tegen hem opgesprongen. Daarna liet hij los en ben ik snel de tuin in gegaan.” [36]
Aangeefster [slachtoffer 3] geeft wederom een omschrijving van de man en verklaart dat de man een jas van vermoedelijk PME Legend draagt. [37]
In ditzelfde verhoor omschrijft aangeefster [slachtoffer 3] het voorval nogmaals. Zij verklaart: “Ik kwam vanaf de lage nummers en hij kwam hetzelfde pad op fietsen. Hij fietste voor mij uit het parkeerterrein op. Ik wilde met een bocht om hem heen en hij vroeg of hij mijn hond mocht aaien. Hij was inmiddels van de fiets gestapt. Hij kwam op mij af en hij deed gelijk zijn vuist omhoog en zei: “Moet ik je dood maken?” Hij had mij aan mijn kraag vast met zijn linkerhand bij mijn rechterarm en met zijn rechter dreigde hij mij te slaan. Ik heb geprobeerd mij los te wurmen. Toen begon hij mij te slaan. Hij had mij vast aan mijn rechterarm met zijn linkerarm. Met de andere hand is hij gaan slaan. Ik ben gaan ontwijken en toen ging hij mijn linkerschouder vastpakken met zijn rechterarm. Daarna ging hij met zijn linkerhand onder mijn T-shirt, onder mijn BH. Die trok hij met zijn vingers naar voren. Hij heeft ze niet vastgepakt maar raakte mijn rechterborst wel aan met zijn knokkels. Blijkbaar kon hij er niet goed bij, want toen ging hij met zijn hand in mijn broek. Hij kwam met zijn vingers onder mijn string en kwam met zijn vingers tot op 2cm van mijn schaamlippen.” Aangeefster [slachtoffer 3] is direct naar huis gegaan, haalt haar man uit bed en belt de politie. [38]
Tijdens het opnemen van de aangifte zien verbalisanten [naam] en [naam] boven het linker oog van aangeefster [slachtoffer 3] een rood plekje boven het ooglid. [39]
Diezelfde ochtend vindt er sporenonderzoek plaats op de door aangeefster [slachtoffer 3] gedragen kleding tijdens het ten laste gelegde. [40] Uit NFI-onderzoek blijkt onder meer het volgende. Op de tailleband aan de rechter buitenkant van de broek van aangeefster [slachtoffer 3] is het DNA hoofdprofiel van aangeefster aangetroffen, evenals DNA nevenkenmerken van verdachte.
Op de tailleband aan de rechter binnenkant van de broek van aangeefster [slachtoffer 3] is wederom haar DNA aangetroffen, evenals DNA nevenkenmerken van twee personen waaronder verdachte. Dit resultaat is nader beschouwd onder de volgende hypothesen:
Hypothese I: de bemonstering AAJN8303NL#03 bevat celmateriaal van aangeefster [slachtoffer 3] , verdachte en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese II: de bemonstering AAJN8303NL#03 bevat celmateriaal van aangeefster [slachtoffer 3] en twee willekeurige onbekende personen
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn meer dan één miljoen keer waarschijnlijker (in verbale termen: extreem veel waarschijnlijker) als hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is.
Verder is op de tailleband aan de rechter binnenkant van de string van aangeefster [slachtoffer 3] haar DNA aangetroffen, evenals DNA nevenkenmerken van verdachte. [41]
Uit de verklaring van de echtgenote van aangeefster [slachtoffer 3] , [naam] , blijkt dat hij ligt te slapen en gegil hoort. Kort daarna hoort hij aangeefster [slachtoffer 3] naar boven roepen dat zij hem nodig heeft. Daarop verklaart aangeefster [slachtoffer 3] wat haar is overkomen en ze is heel verdrietig. De getuige verklaart voorts dat hij van aangeefster [slachtoffer 3] heeft gehoord dat een man van het pleintje naar haar toe kwam. Het begon met dat hij de hond wilde aaien, maar aangeefster [slachtoffer 3] liet dat niet toe. De man kwam steeds dichter bij haar staan en ging aan haar zitten. De man is met zijn hand aangeefsters bh in geweest en ook in haar broek. De man heeft aangeefster [slachtoffer 3] ook een klap op haar oogkas gegeven. [42]
Verdachte is op 21 juni 2016 aangehouden en draagt dan een zwarte jas van het merk PME. [43] Uit het verhoor van verdachte blijkt dat hij deze jas een paar maanden heeft. [44]
Conclusies.
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat aangeefster [slachtoffer 3] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in haar verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Bovendien is er sprake van ondersteunend (technisch) bewijsmateriaal, zoals het geconstateerde letsel, het aantreffen van het DNA van verdachte op onder meer de string van aangeefster [slachtoffer 3] , dat overeenkomt met hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard. Bovendien bleek verdachte op 2 juni 2016 te beschikken over de door aangeefster [slachtoffer 3] genoemde jas van het merk PME. De verklaring van aangeefster vindt tevens ondersteuning in haar emotionele gesteldheid zoals blijkt uit de verklaring van getuige [naam] .
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] authentiek en betrouwbaar en ziet ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA bij aangeefster [slachtoffer 3] en dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de conclusies van het NFI. Niet blijkt van fouten in het onderzoek en er is geen alternatief scenario geschetst door verdachte waaruit de aanwezigheid van zijn DNA kan worden verklaard. Daarbij komt dat het DNA van verdachte op meerdere plaatsen is aangetroffen aan de binnenkant van de broek en string van aangeefster en het volstrekt niet aannemelijk is dat een onbekende man, die DNA-materiaal van verdachte bij zich zou hebben gedragen, dit op aangeefster heeft overgedragen op de plaatsen waar het materiaal is aangetroffen zonder daarbij steeds celmateriaal van zichzelf achter te laten. De aard van het spoor is bovendien niet zodanig dat het eenvoudig verplaatsbaar is, zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld haren of sigarettenpeuken.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen op de wijze zoals deze blijkt uit de hierna genoemde bewezenverklaring. Het onder deze omstandigheden betasten van het onbedekte kruis en de onbedekte borsten van een onbekende vrouw is aan te merken als een ontuchtig handeling.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 mei 2016 te Leeuwarden, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte meermalen,
- zijn vingers en zijn penis en zijn tong in en/of bij de vagina en zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en
- de vagina en de borsten van die [slachtoffer 1] gelikt en
- zichzelf afgetrokken ten overstaan van die [slachtoffer 1] en
- zichzelf laten aftrekken door die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte,
- bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft aangebeld en nadat die [slachtoffer 1] de deur had geopend maar ook weer wilde sluiten met kracht de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] (verder) heeft opengeduwd en de woning is binnengedrongen en die [slachtoffer 1] in de gang op de grond heeft geduwd en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Hou je kop, hou je kop" en
- die [slachtoffer 1] met kracht heeft meegetrokken naar de woonkamer en op de bank heeft getrokken en op de grond heeft gegooid en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Laat die hond zijn kop houden, anders maak ik hem dood", en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "We gaan naar de slaapkamer en als je dat niet wilt maak ik je dood", en die [slachtoffer 1] aan de haren heeft meegetrokken naar de slaapkamer waar die [slachtoffer 1] op een bed moest gaan liggen en de rest van haar kleding uit moest trekken en
- naast en/of op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer 1] heeft gehad en
- die [slachtoffer 1] weer heeft meegetrokken naar de slaapkamer en
- zelfs toen die [slachtoffer 1] vaginaal bloedde wederom zijn vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als ze de politie zou bellen hij haar zou vermoorden.
2.
hij op 22 mei 2016 te Leeuwarden opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte met dat opzet
- naar de woning van die [slachtoffer 1] gegaan en daar aangebeld en nadat die [slachtoffer 1] de deur van de woning had geopend de woning binnengedrongen en rolgordijnen in die woning gesloten en
- die [slachtoffer 1] vastgepakt en op de grond gegooid en haar broek en onderbroek uit getrokken en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "we gaan naar de slaapkamer en als je dat niet wilt maak ik je dood" en die [slachtoffer 1] aan de haren mee getrokken naar de slaapkamer en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze mee moest werken en
- toen die [slachtoffer 3] moest plassen met haar meegelopen naar het toilet en haar later weer meegetrokken naar de slaapkamer en aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige uren belet zich vrij in haar woning te kunnen bewegen en haar woning te kunnen verlaten.
3.
hij op 25 mei 2016 te Leeuwarden, op de openbare weg de Archipelweg, aldaar, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van het bedekte kruis van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld en bedreiging met geweld hieruit dat verdachte opzettelijk
- terwijl die [slachtoffer 2] haar hondjes aan het uitlaten was, die [slachtoffer 2] op de fiets is genaderd en naast die [slachtoffer 2] is gaan rijden en zijn fiets op de grond heeft gegooid en
- die [slachtoffer 2] ten val heeft gebracht en
- terwijl zij op de grond lag die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt en gestompt en
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 2] naar een grasperk heeft gesleept en
- die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat ze de politie niet mocht bellen anders zou hij haar wurgen, en
- op die [slachtoffer 2] is gaan liggen en zijn hand in de broek van die [slachtoffer 2] heeft gestoken
en aldus voormelde ontuchtige handeling zodanig gewelddadig tegen die [slachtoffer 2] heeft gepleegd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling af te weren of daartegen weerstand te bieden.
4.
hij op 2 juni 2016 te Leeuwarden, op de openbare weg de Keizerskroon, aldaar, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de onbedekte borst en het onbedekte kruis van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hieruit dat verdachte opzettelijk
- terwijl die [slachtoffer 3] haar hond aan het uitlaten was, haar op de fiets is genaderd en
- die [slachtoffer 3] bij haar kleding heeft vastgepakt en heeft vastgehouden en aan die [slachtoffer 3] heeft getrokken en
- die [slachtoffer 3] op agressieve wijze de woorden heeft toegevoegd: "moet ik je doodmaken" en
- die [slachtoffer 3] in het gezicht heeft gestompt en geslagen en
- zijn hand onder haar T-shirt en onder haar BH heeft gestoken en
- zijn hand in haar broek en onderbroek heeft gestoken
en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig gewelddadig heeft gepleegd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Verkrachting, meermalen gepleegd.
2. Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
3 primair. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
4 primair. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege. De officier van justitie beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een strafoplegging bepleit enkel rekening te houden met het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit. De maatregel van terbeschikkingstelling past niet bij een bewezenverklaring van een enkele mishandeling.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, aangezien de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (verder: PBC) een dergelijke conclusie niet kunnen onderbouwen en dit evenmin uit andere stukken kan worden afgeleid. Verdachte heeft gedurende de observatie in het PBC ook geen afwijkend gedrag vertoond. De oplegging van een terbeschikkingstelling is derhalve niet mogelijk.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten, die alle een geweldscomponent bevatten.
Op 22 mei 2016 is verdachte de woning van het destijds 60-jarige slachtoffer [slachtoffer 1] binnengedrongen en heeft haar in haar eigen woning, de plek bij uitstek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, gedurende een aantal uren meermalen verkracht en van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Ondanks dat het slachtoffer vaginaal bloedde heeft verdachte het slachtoffer wederom verkracht. Verdachte heeft door zijn brute en mensonterende handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Het slachtoffer verkeerde bovendien enige tijd in onzekerheid of zij door verdachtes toedoen een ziekte zou hebben opgelopen en is door onderzoek en het gedurende enige tijd slikken van preventieve medicatie telkens weer geconfronteerd met hetgeen haar door verdachte is aangedaan. Dergelijke feiten zijn zeer ernstig en kunnen slachtoffers in het algemeen ernstig traumatiseren.
Op 25 mei 2016 heeft verdachte zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan de aanranding van het slachtoffer [slachtoffer 2] door haar op het bedekte kruis te betasten. Daarbij heeft verdachte fors geweld gebruikt en het slachtoffer bedreigd.
Op 2 juni 2016 heeft verdachte zich, wederom, op de openbare weg schuldig gemaakt aan de aanranding van het slachtoffer [slachtoffer 3] door haar op het onbedekte kruis en de onbedekte borst te betasten. Wederom heeft verdachte bij de aanranding geweld gebruikt en bedreigingen geuit. Ook met het plegen van deze seksuele handelingen heeft verdachte telkens een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van deze slachtoffers en hun algemene gevoel van veiligheid. Uit het dossier wordt duidelijk dat verdachte deze slachtoffers schrik en angst heeft aangejaagd. Deze slachtoffers zijn, uit de media wetende van hetgeen op 22 mei 2016 is voorgevallen, voor hun gevoel ontkomen aan een verkrachting. Verdachte was telkens kennelijk uitsluitend gericht op zichzelf en het bevredigen van zijn eigen (seksuele) behoeften.
De persoon van verdachte.
De rechtbank heeft allereerst acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 mei 2017, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld wegens strafbare feiten. Opvallend is dat verdachte sinds twaalfjarige leeftijd vrijwel jaarlijks is veroordeeld wegens uiteenlopende strafbare feiten. Verdachte is op 7 juni 2016 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf wegens het in (de periode van 3 tot en met 7) november 2014 plegen van schennis van de eerbaarheid, omdat hij tweemaal zijn destijds 75-jarige buurvrouw zijn penis en scrotum heeft getoond in de woning van deze buurvrouw. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte in toenemende mate seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont.
Om inzicht te krijgen in de persoon van verdachte is in eerste instantie een trajectconsult uitgevoerd waaruit blijkt dat is geadviseerd om verdachte multidisciplinair te onderzoeken. Aan het onderzoek naar zijn persoon heeft verdachte zijn medewerking geweigerd, zoals blijkt uit de pro justitia rapporten (psychologisch onderzoek d.d. 4 oktober 2016 opgesteld door H.A. Feringa, klinisch psycholoog en psychiatrisch onderzoek d.d. 24 augustus 2016 opgesteld door K.N. Broek, psychiater). Zowel de psycholoog als de psychiater hebben geadviseerd tot observatie van verdachte in het PBC. Vervolgens is verdachte, na bevel van de rechter-commissaris daartoe, opgenomen ter observatie in het PBC.
Uit het rapport van het PBC d.d. 4 april 2017 opgesteld door L.J.H. Kuipers, psychiater, onder supervisie van M.J. van Haaren, psychiater, en G.M. Jansen, GZ-psycholoog, blijkt dat verdachte ook aan dit onderzoek zijn medewerking heeft geweigerd. Desondanks hebben deze deskundigen wel een uitgebreide beschrijving gegeven van hetgeen zij hebben geconstateerd.
GZ-psycholoog Jansen heeft geconcludeerd dat de groepsobservatie weinig aanknopingspunten biedt voor hypotheses omtrent eventuele (psychotische) stoornissen en/of een gebrekkige ontwikkeling. Binnen een situatie van structuur, zonder middelengebruik en met medicatie komt verdachte tot een redelijk adequaat functioneren. De beschikbare collaterale informatie is beperkt, gefragmenteerd en weinig eenduidig. De weigering van verdachte om mee te werken maakt een weloverwogen indruk en lijkt niet voort te komen vanuit pathologische motieven of beperkte intellectuele capaciteiten.
Op basis van verdachtes levensgeschiedenis en de beschikbare informatie kan gesteld worden dat hij al langere tijd op meerdere functies en levensgebieden disfunctioneren laat zien. Onduidelijk is waardoor verdachte in de problemen komt. De problematiek lijkt complex. Ook in het verleden is een goed zicht op zijn problematiek niet goed mogelijk gebleken, gelet op de verschillende diagnoses die in de loop der jaren zijn gesteld. Vanaf jonge leeftijd worden problemen in de agressieregulatie en impulsregulatie beschreven, maar onbekend is waaruit deze problemen bestonden en hoe verdachte tot agressie komt. De gedragsproblemen zouden een reactie kunnen zijn op onveilige hechting en een instabiele thuissituatie met psychiatrische problematiek bij beide ouders, pedagogische onmacht en gebrek aan structuur. Het is ook goed mogelijk dat dit samenhangt met ADHD. In het huidige onderzoek binnen een situatie van structuur en zonder middelen vertoont verdachte geen symptomen behorend bij ADHD, zodat deze diagnose thans niet waarschijnlijk is. Bekend is wel dat ADHD in de kindertijd bij onvoldoende sturing in de volwassenheid kan uitgroeien tot een antisociale persoonlijkheid(stoornis).
Verdachte vertoonde binnen het PBC geen agressieproblemen. De gedragsproblemen zouden een reactie kunnen zijn op traumata. Verdachte zou in verschillende fases van zijn leven seksueel traumatiserende gebeurtenissen hebben meegemaakt. Het is niet bekend wat voor impact dit op hem heeft gehad. Verdachte maakt gedurende de observatie geen angstige of overmatig waakzame of prikkelbare indruk, maar de hypothese van een posttraumatische stressstoornis kan niet worden uitgesloten.
Vanaf jonge leeftijd worden wisselend contactproblemen beschreven, zoals het afhouden van contact, gebrek aan sociale afstemming en gebrek aan wederkerigheid in het contact. Deze contactproblemen kunnen ook samenhangen met hechtingsproblemen en persoonlijkheidsproblematiek.
Verdachte is niet in staat gebleken zich aan de maatschappelijke norm te houden. Vanaf zijn twaalfde jaar is hij vele malen veroordeeld voor veelsoortige delicten zowel gewelds- als vermogensdelicten. Hij houdt zich niet aan voorwaarden en recidiveert binnen de proeftijd. Pogingen vanuit hulpverlening het gedrag bij te sturen hebben weinig effect. Ook op andere levensgebieden is sprake van disfunctioneren en onverantwoordelijkheid. Verdachte maakt zijn opleiding niet af, kan geen werk en relatie vasthouden en heeft geen vaste huisvesting, regulier inkomen en dagbesteding. Daarnaast blijken problemen met autoriteiten. Gedurende de observatieperiode in het PBC valt op dat verdachte zich weinig aantrekt van regels en op zichzelf is gericht. De beschreven kenmerken zouden kunnen passen bij een antisociale persoonlijkheid(stoornis).
In het verleden is verdachtes intelligentie meermalen bepaald en ingeschat op zwakbegaafd niveau. Op basis van de huidige presentatie, sociale redzaamheid en functioneren zijn er geen aanwijzingen voor een beperking van zijn intelligentie en wordt zijn intelligentie ingeschat op tenminste beneden gemiddeld niveau.
In het dossier zijn voldoende aanwijzingen gevonden voor problematisch gebruik van diverse middelen zoals cannabis, alcohol en mogelijk ook amfetamine, cocaïne, XTC en GHB. In het algemeen kan gesteld worden dat middelengebruik tot disinhibitie/ontremming van gedrag leidt. Bij verdachte wordt tevens achterdocht beschreven na middelengebruik.
Vanaf 2009 worden enkele psychotische episodes beschreven met wanen die mogelijk (deels) geïnduceerd en/of verhevigd zijn door middelengebruik. Een erfelijke component en cannabisgebruik vanaf de pubertijd zijn mogelijke predisponerende/luxerende factoren. Het is aannemelijk dat er sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. Voor schizofrenie zijn er vooralsnog geen concrete aanwijzingen, hoewel dit vanwege een eerdere langer durende psychose niet is uit te sluiten. Ook een schizo-affectieve stoornis, te weten het tegelijkertijd voldoen aan de criteria van een stemmingsstoornis en van schizofrenie, is niet uit te sluiten.
Uit het dossier blijkt dat de seksuele voorkeur van verdachte mogelijk weinig gedifferentieerd is, hij kortdurende relaties heeft, vreemd gaat in relaties, parenclubs bezoekt, in het verleden mogelijk afwijkende seksuele voorkeuren heeft gehad en op momenten veel over seks spreekt en seksueel onafgestemde uitspraken doet, hetgeen kan wijzen in de richting van seksuele preoccupatie en/of opportunistisch antisociaal gedrag.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte niet kan worden vastgesteld, maar dat deze zeker ook niet kunnen worden uitgesloten. Er zijn vermoedens voor het bestaan van persoonlijkheidspathologie (antisociale cluster), een stoornis in middelengebruik en mogelijk ook een kwetsbaarheid op het gebied van psychose en/of stemming, maar door het ontbreken van eigen onderzoek en de beperkte uitkomsten van de groepsobservatie kan dit onvoldoende onderbouwd worden.
Ook de psychiater Kuipers, onder supervisie van Van Haaren, heeft geen aanwijzingen gezien dat verdachte onderzoek weigert op grond van pathologische motieven zoals een sterke intelligentiebeperking of een psychotische stoornis. Er is onvoldoende zicht op verdachte als persoon om concrete diagnostische uitspaken te doen. Uit de beschikbare collaterale informatie komen echter wel zeer veel aanwijzingen naar voren voor de aanwezigheid van ernstige psychiatrisch problematiek. Moeder beschrijft dat de contactname verandert als verdachte acht maanden oud is en zich ontwikkelt tot een druk, beweeglijk kind dat alles kapot maakt. Er zou sprake zijn geweest van seksueel misbruik als verdachte vier jaar is. Verdachte pleegt mogelijk al vanaf zijn vierde/vijfde levensjaar delicten met vriendjes en zou op zijn zesde voor het eerst in aanraking zijn gekomen met justitie. Al op zesjarige leeftijd staat verdachte onder toezicht van jeugdzorg, komt op zijn achtste voor het eerst in beeld bij kinderpsychiatrie en wordt op zijn elfde voor het eerst opgenomen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Verdachte verblijft van zijn vijftiende tot achttiende in Glen Mills. Vanuit het beperkte zicht dat is verkregen op verdachtes ontwikkeling blijkt dat hij is opgegroeid binnen een onveilige gezinssituatie waarbij bij beide ouders sprake is van psychiatrische problematiek en hij meermalen getuige is geweest van huiselijk geweld. Verdachte laat vanaf zeer jonge leeftijd een consistent patroon zien van voornamelijk antisociale gedragsproblemen, agressie, middelengebruik en contacten met justitie. Vanaf tweeëntwintig jarige leeftijd zijn ook psychotische symptomen waargenomen die lijken samen te hangen met het middelengebruik van verdachte. Verschillende diagnoses worden in de beschikbare stukken genoemd waaronder: ADHD, pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizo-affectieve stoornis, diverse verslavingen, zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte heeft verschillende baantjes gehad, rondde geen opleiding af, heeft meermaals niet beschikt over een vast woon- of verblijfplaats en er zou sprake zijn van schulden.
Tijdens de observatieperiode laat verdachte geen sterk afwijkend gedrag zien. Er worden geen psychotische fenomenen waargenomen en ook het contact met groepsleiding en mede-observandi verloopt nagenoeg zonder bijzonderheden. Een van de opvallende gedragingen is dat verdachte geregeld spreekt over het nuttigen of willen nuttigen van alcohol. Er worden geen andere symptomen van zucht waargenomen. De impulscontrole en agressieregulatie imponeren, binnen de zeer gestructureerde setting zonder middelengebruik, ongestoord. Verdachte neemt geregeld een geladen en afwerende houding aan naar onderzoekers. Op basis van de observaties zijn geen aanwijzingen gezien voor de aanwezigheid voor een ontwikkelingsstoornis als ADHD of een ernstige vorm van autisme. Er zijn evenmin aanwijzingen gezien voor de door verdachte zelf gestelde PTSS. De intelligentie van verdachte wordt op tenminste beneden gemiddeld niveau geschat.
Uit het dossier blijkt dat verdachte geregeld alcohol en drugs gebruikte. Door getuigen is wisselend verklaard over negatieve effecten van het gebruik van cannabis op de gemoedstoestand van verdachte. Er is ook wisselend verklaard over welke middelen en in welke hoeveelheden verdachte gebruikt. De mogelijke functie van het gebruik van middelen wordt evenmin duidelijk. Er zijn echter sterke aanwijzingen voor een stoornis in het gebruik van middelen bij verdachte.
Verdachte voldoet niet aan de kenmerken van een actuele psychotische- en/of stemmingsstoornis. In het verleden zijn echter meermalen psychotische symptomen en ontremmingsverschijnselen bij verdachte beschreven. Daarbij komt dat er sprake is van een familiaire belasting voor bipolaire stoornis. Verdachte gebruikte in de eerste vier weken van de observatie medicatie die mogelijke psychotische verschijnselen kunnen onderdrukken. Al met al lijkt bij verdachte sprake te zijn van een psychotische kwetsbaarheid, maar de oorsprong van deze kwetsbaarheid blijft onduidelijk.
Vanaf 2014 is sprake van het bestaan van seksuele delicten. Verdachte verklaart zelf frequent de hoeren te bezoeken, een parenclub te hebben gezocht en ontrouw te zijn in relaties. Door vader is dierenpornografie op zijn computer aangetroffen, mogelijk afkomstig van verdachte. Vanaf 2014 lijkt zich in toenemende mate een probleem ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten relaties af te tekenen. Opvallend is dat vanaf deze periode ook in toenemende frequentie ontremming en psychotische kenmerken worden toegeschreven aan verdachte.
De psychiater heeft geconcludeerd dat het leven van verdachte gekenmerkt wordt door forse gedragsproblemen vanaf zeer jonge leeftijd, agressie en geweldpleging, een onvermogen zich te conformeren aan wetten en sociale normen en er is sprake van pluriforme criminaliteit. Daarbij wordt ook beschreven dat er sprake zou zijn van een lacunaire gewetensfunctie. Verdachte lijkt te disfunctioneren op meerdere levensgebieden hetgeen doet vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. Vanwege de weigering van verdachte werd hierop echter onvoldoende zicht verkregen om tot diagnostische conclusies te komen.
Samenvattend hebben voornoemde deskundigen van het PBC geconcludeerd dat in grote lijnen gesteld kan worden dat op basis van het functioneren van verdachte buiten het PBC sterke aanwijzingen zijn voor disfunctioneren op vele levensgebieden en er sprake is van een complex beeld dat getypeerd lijkt te worden door kenmerken van persoonlijkheidsproblematiek, een kwetsbaarheid op het gebied van psychose en stemming en middelengebruik. De deskundigen kunnen niet onderbouwen, maar ook niet uitsluiten, dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens al worden hiervoor wel sterke aanwijzingen gezien in de beschikbare collaterale informatie.
Voorts kan in algemene zin gesteld worden dat in het leven van verdachte een aantal risicofactoren aanwezig is zoals beperkte respons op behandeling of toezicht in het verleden, problemen met gebruik van diverse middelen en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats. Verdachte komt al vanaf zijn vroege jeugd met politie en justitie in aanraking en dit patroon is nooit eerder langdurig onderbroken geweest.
Verdachte is in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (verder: BOPZ) op 30 januari 2015 onderzocht door de psychiater dr. B.E. van Gelderen. Voornoemde psychiater heeft opgetekend dat verdachte symptomen van een geestesstoornis vertoont, te weten achterdocht, van de hak op de tak springen, wisselend bedreigend en agressief, voelt zich bekeken en beoordeeld. Bij eerdere beoordelingen in de crisisdienst was verdachte evident psychotisch, met hallucinaties en wanen. De ouders vertelden dat hij sinds december 2014 duidelijk anders is geworden in gedrag, met irreële uitspraken en veel agressiever dan daarvoor. Ook dit wijst op een psychotische stoornis, De psychiater stelt als voorlopige diagnose dat de psychotische stoornis van verdachte onder invloed van middelen (speed en cannabis) is verhevigd en sinds december 2014 continu of wisselend aanwezig is, gepaard met agressief en crimineel gedrag. Of sprake is van een schizofrene ontwikkeling kan niet met zekerheid worden uitgesloten. Daarnaast is in ieder geval sprake van antisociaal gedrag bij een achtergrond van affectieve verwaarlozing. De voorlopige diagnose wordt als volgt geclassificeerd: psycho-organische stoornissen door gebruik van middelen; stoornissen door gebruik van middelen, overige psychotische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Er is naar het oordeel van de psychiater gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen dat een gedwongen opname rechtvaardigt.
Uit de politieverhoren van verdachte, afgelegd in de periode van 22 juni 2016 tot 8 september 2016, blijkt dat verdachte met grote regelmaat van de hak op de tak springt, lacht op momenten dat dat niet invoelbaar is en over geheel andere onderwerpen spreekt die op geen enkele manier passen in de context van het verhoor. Tijdens één van de verhoren bindt verdachte een trui om zijn hoofd.
Uit de processen-verbaal opgemaakt door de medewerkers van het team Werken Onder Dekmantel (verder: WOD) blijkt van seksueel ontremd gedrag en uitlatingen van verdachte gedurende een busrit tijdens zijn detentie op 9 september 2016. Verdachte maakt gedurende de hele rit seksueel getinte opmerkingen. Ook probeert hij telkens de aandacht van de vrouw in de bus te trekken en zegt onder meer over haar: “Oh, zij is geil zeg. Ze had hier bij ons moeten zitten, dan hadden we haar samen kunnen pakken”. Verder vraagt verdachte zich hardop af of de vrouw zich vingert. Verdachte probeert ook de aandacht te trekken van een passerende fietsster van 65 à 70 jaar oud door hard tegen de ramen van de bus te slaan. Verdachte zegt daarbij: “Da’s best een heel lekker wijf”. Voorts blijkt dat verdachte van de hak op de tak springt en snelle wisselingen in stemming ondergaat van rustig naar agressief naar seksueel ontremd. Verdachte lacht regelmatig om onbekende reden en daarnaast gaat het gesprek vaak over seks. Verdachte bindt een T-shirt als een soort tulband om zijn hoofd.
Ook ter terechtzitting heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte regelmatig lacht op ongepaste momenten, zoals tijdens de aankondiging van het bespreken van het onder 4 ten laste gelegde feit. Bij het aanspreken van verdachte op dit lachen is het lachen echter ontkend door verdachte. Tijdens het tonen ter terechtzitting van een deel van verdachtes verhoor bij de politie op 8 september 2016 constateert de rechtbank eveneens dat verdachte veelvuldig lacht bij het zien van de beelden.
Het wettelijke kader van de terbeschikkingstelling.
Op grond van de artikelen 37a en 37b (juncto artikel 37) van het Wetboek van Strafrecht zijn aan oplegging van terbeschikkingstelling (verder: TBS) met verpleging van overheidswege een aantal voorwaarden gesteld, te weten:
1. bij de verdachte moet tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben bestaan;
2. op het begane misdrijf moet een gevangenisstraf van vier jaar of meer zijn gesteld;
3. de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, moet het opleggen van een TBS maatregel en bevel tot verpleging van overheidswege eisen.
Als een verdachte, zoals thans aan de orde, zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt voor het opleggen van een TBS maatregel de eis van een volwaardig multidisciplinair onderzoek.
De oplegging van een TBS maatregel blijft evenwel mogelijk mits vastgesteld kan worden dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit sprake was een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Nu dit niet kan worden vastgesteld door deskundigen kan de rechter slechts tot vaststelling van voornoemde gebrekkige ontwikkeling of stoornis komen met grote behoedzaamheid en indien voldoende steun te vinden is in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wel hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
Conclusies.
Verdachte heeft zich in een periode van twee weken aan een drietal agressief-seksuele delicten tegen voor hem volstrekt onbekende vrouwen schuldig gemaakt en ongeveer anderhalf jaar eerder zich meermalen seksueel grensoverschrijdend gedragen tegenover zijn bejaarde buurvrouw.
De rechtbank constateert dat de conclusies van de gedragsdeskundigen van het PBC en de psychiater in het kader van de BOPZ bij elkaar aansluiten. De deskundigen van het PBC hebben, zoals hiervoor vermeld, geconcludeerd dat in grote lijnen gesteld kan worden dat op basis van het functioneren van verdachte buiten het PBC sterke aanwijzingen zijn voor disfunctioneren op vele levensgebieden en dat er sprake is van een complex beeld dat getypeerd lijkt te worden door kenmerken van persoonlijkheidsproblematiek, een kwetsbaarheid op het gebied van psychose en stemming en middelengebruik. De deskundigen kunnen niet onderbouwen, maar ook niet uitsluiten, dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens al worden hiervoor wel sterke aanwijzingen gezien.
Bij het weinig opvallende gedrag van verdachte tijdens de observatie in het PBC plaatsen de deskundigen de kanttekening dat verdachte gedurende de eerste vier weken van de zeer gestructureerde observatie een antipsychoticum slikte en abstinent was van middelen.
Op basis van voornoemde bevindingen van de gedragsdeskundigen, de psychiater Van Gelderen en hetgeen blijkt over het gedrag van verdachte tijdens de politieverhoren en de processen-verbaal opgesteld door het team WOD en het door de rechtbank zelf geconstateerde gedrag van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2017 is voor de rechtbank in voldoende mate aannemelijk dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft bestaan op grond waarvan verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. De rechtbank is van oordeel dat deze gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis, waarvan gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld niet aannemelijk is dat deze zonder behandeling zal verdwijnen, zodanig is dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk sprake van een aanzienlijk recidivegevaar. De inschatting van dat gevaar ontleent de rechtbank aan de langjarige duur van antisociaal en delinquent gedrag, waarbij de laatste jaren een toename in agressief en seksueel grensoverschrijdend gedrag is waar te nemen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet worden geacht verbonden te zijn met het hiervoor vastgestelde bestaan van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis. De door verdachte gepleegde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist.
De rechtbank overweegt daarbij dat dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
In aanmerking genomen dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, is de strafbaarheid van verdachte niet (geheel) uitgesloten. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat naast de oplegging van de TBS maatregel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf is voor een verkrachting als onderhavige, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de overige twee binnen korte tijd gepleegde aanrandingen, waarbij tevens (fors) geweld is gebruikt. Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] ziet de rechtbank onder meer als strafvermeerderende factoren de impact die het handelen op haar heeft gehad, mede gelet op haar leeftijd, nu zij vele malen ouder is dan verdachte en het feit dat zij niet eerder seksuele ervaringen heeft gehad, de bijzondere schadelijke gevolgen voor haar met betrekking tot het ontstane lichamelijk letsel, de vrees voor besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening en/of HIV, de ernst en de mate van het geweld waarmee de bewezen verklaarde feiten gepaard zijn gegaan en de omstandigheid dat deze zich in haar eigen woning hebben afgespeeld. Ten aanzien van de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geldt dat zij beiden op de openbare weg gewelddadig zijn benaderd door verdachte waaruit een aanranding volgde.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.420,89 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 579,44 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toe te wijzen, telkens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1, 2 en 4 primair en subsidiair.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2016.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 primair pbewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juni 2016.
Toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aan materiële en immateriële schade aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partijen overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte telkens de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsommen ten behoeve van de benadeelde partijen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 63, 242, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.420,89(zegge: elfduizend vierhonderdentwintig euro en negenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 11.420,89 (zegge: elfduizend vierhonderdentwintig euro en negenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 92 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.420,89 aan materiële schade en
€ 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.079,44(zegge: tweeduizend negenenzeventig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 2.079,44 (zegge: tweeduizend negenenzeventig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 579,44 aan materiële schade en
€ 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002016147576, doorgenummerd 1 tot en met 703 en het ongenummerde forensische dossier (verder: FO).
2.Pagina’s 136 tot en met 138.
3.Pagina 139.
4.Pagina’s 147 en 148.
5.Pagina 148.
6.Pagina 148.
7.FO dossier; proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL0100-2016147576-7, pagina 2.
8.FO dossier; proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL0100-2016147576-7, pagina 3.
9.Pagina’s 151 en 152.
10.Pagina 153.
11.FO dossier; een NFI rapport, te weten een vervangend rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek opgesteld op 24 juni 2016 door dr. [naam] , FO dossier; proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL0100-2016147576-7, pagina 2 en FO dossier; ‘verklaring onderzoek zedendelicten’, pagina’s 5 en 6.
12.Pagina 148.
13.FO dossier; proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL0100-2016147576-7, pagina’s 3 en 4.
14.FO dossier; een NFI rapport, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek opgesteld op 14 juli 2016 door dr. [naam] .
15.Pagina 247.
16.Pagina 251
17.Pagina 252.
18.Pagina 253.
19.Pagina 254.
20.Pagina 255.
21.Pagina 256.
22.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , op 21 november 2016 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
23.Pagina 249.
24.Pagina’s 552 en 553.
25.Pagina 557.
26.Pagina’s 558a tot en met 559a en het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 juni 2017.
27.Pagina 562.
28.Pagina 563.
29.Pagina’s 572 tot en met 576.
30.FO dossier; kennisgeving van inbeslagneming met PL0100-2016150785-10.
31.Pagina’s 583 en 584.
32.Pagina 568.
33.Pagina’s 569.
34.Pagina’s 591 en 592.
35.Pagina 592a.
36.Pagina’s 600 en 601.
37.Pagina 601.
38.Pagina’s 602 en 603.
39.Pagina 601.
40.Pagina 598 en FO dossier; proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL0100-2016158831-4.
41.Pagina’s 612 tot en met 616.
42.Pagina’s 619 en 620.
43.Pagina’s 50 en 692.
44.Pagina 79.