Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten gevorderd. Zij heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 3 ten laste gelegde bedreiging wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend een taser in zijn bezit te hebben gehad (feit 4) en daarmee aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben bedreigd (feit 1). De raadsvrouw acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betrouwbaar nu deze volgens haar tegenstrijdigheden bevatten. De verklaringen worden ook niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. De vondst van de taser op een naastgelegen stuk bouwland is geen ondersteunend bewijs, nu de taser daar door een ander zou kunnen zijn neergelegd. Bovendien is niet vastgesteld ‒ door bijvoorbeeld DNA-onderzoek ‒ dat verdachte de taser in zijn bezit heeft gehad. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 2). Daarbij is van belang dat laatstgenoemden buren zijn van verdachte en dat er over en weer contact is gezocht. Gelet op die burenrelatie hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kenbaar moeten maken dat zij geen contact meer wensten. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat er geen wettig bewijs is dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft bedreigd (feit 3).
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu dit feit enkel volgt uit de aangifte van aangever [slachtoffer 3] en onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar zijn. Van tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangevers is de rechtbank niet gebleken en ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen te twijfelen. De rechtbank zal deze verklaringen bezigen tot het bewijs.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is ‒ ook in onderdelen ‒ slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2016, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016352894 d.d. 15 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Al zeer geruime tijd wordt ons gezin belaagd door een achterbuurman genaamd [verdachte] middels telefoontjes, ongewenste bezoeken aan ons erf en op ons land bij nacht en ontij en middels sms-berichten. Deze geschiedenis die wij als gezin hebben met [verdachte] loopt al een paar jaar. Op 3 december 2016 werden wij om 06:08 uur gebeld op onze huistelefoon. Wij lagen nog te slapen en we namen niet op. Toen werd mijn man om 06:09 uur gebeld op zijn mobiele telefoon. Het was [verdachte] . In totaal is mijn man tussen 06:09 en 13:32 uur zeven keer gebeld door dit privénummer, dat wel [verdachte] moet zijn want anders is er niemand die ons zo vaak belt met een afgeschermd nummer. Op onze huistelefoon heeft [verdachte] vandaag tussen 06:08 en 13:00 uur vijf keer gebeld. [verdachte] heeft ons op 3 december 2016 ook woordelijk via de telefoon bedreigd. Hij belde namelijk mijn man op zijn mobiele telefoon en [verdachte] zei: "Morgen melk je met de hand. Ik snij de leidingen door." Ik heb een stuk van een telefoontje van [verdachte] aan mijzelf opgenomen en ik laat u deze nu horen. (Wij, verbalisanten, horen de opname van aangeefster en wij herkennen de stem van de ons ambtshalve zeer bekende [verdachte] . [verdachte] zegt: "Pas nu op met wat jullie doen. Ik loop zo naar jullie toe. Ik snij 't door is het duidelijk? Rattengif, Rentokill noemen ze dat. Stuur het door de leiding naar jullie toe. Ik bedreig jullie niet hoor, jullie kinderen ook niet. Nou ik ben er bijna hoor! Maak je maar klaar!") Ik zag hem ten tijde van dit telefoontje ook lopen op zijn land dat grenst aan ons land. Op 1 december 2016 lagen wij al in bed en het was rond 23:00 uur. Ik en mijn man werden toen opgeschrikt door knallen op het erf van onze boerderij. We hoorden de ons zeer bekende stem van [verdachte] en we hoorden dat hij op luide toon wartaal uitsloeg. Later ontstond bij ons het vermoeden dat de knallen van die donderdagavond afkomstig zijn geweest van een stroomstootwapen of een taser. Wij herkenden het geluid van een taser.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] stalkt ons al jaren. Loopt dronken over mijn erf en loopt ons soms ook te bedreigen. Ik en mijn gezin zijn erg bang voor [verdachte] . Op 1 december 2016 omstreeks 23:00 uur werd mijn vrouw wakker van geluid van buitenaf. Ik ben vervolgens opgestaan en ik zag iemand rondom mijn woning lopen. Ik hoorde ook een raar geluid en ik zag flitslampjes o.i.d. Ik hoorde wel iemand schreeuwen en ik herkende de stem van mijn achterbuurman [verdachte] . De zoon van [verdachte] vertelde mij dat zijn vader mogelijk in het bezit zou zijn van een taser. Ik heb vervolgens op internet gekeken wat nu precies een taser is en toen ik het geluid hoorde van een taser herkende ik het geluid voor de volle 100% als het geluid wat ik de avond ervoor ook hoorde rondom mijn woning. Op 3 december 2016 kreeg ik weer diverse sms'jes van [verdachte] . Mijn vrouw kreeg ook een sms met de mededeling dat hij het drinkwater zou vergiftigen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen telecomgegevens van Politie Noord-Nederland d.d. 15 december 2016, opgenomen op p. 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In het kader van de aangifte belaging door aangever [slachtoffer 2] werd onderzoek gedaan naar het telefoongedrag van de verdachte [verdachte] richting aangever [slachtoffer 2] en haar gezin. Door de providers werden de gegevens over 1 oktober tot en met 3 december 2016 verstrekt, waaruit blijkt dat er sprake is van honderden van verdachte uitgaande bel/sms-contacten in die periode. In bijgevoegd bestand is een overzicht leesbaar van het aantal bel/sms-contacten, dan wel pogingen daartoe van verdachte richting aangever(s).
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 januari 2017, opgenomen op p. 6 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017024701 d.d. 9 maart 2017, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op maandag 9 januari 2017 had ik contact met [slachtoffer 2] (rb: [slachtoffer 2] ). Ze had op zaterdag 7 januari 2017 een ansichtkaart ontvangen met op de voorzijde een politieagent met in zijn rechterhand een rood rapport. Op de achterzijde staat vermeld: “Waar halen jullie een advocaat weg die [slachtoffer 2] haar valse aangiftes moet recht praten. O.a. dat ik haar een sms zou hebben verstuurd.”
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de meervoudige raadkamer van deze rechtbank op 18 januari 2017:
Het klopt dat ik een kaart heb verstuurd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 januari 2017, opgenomen op p. 8 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2017024701, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2017 vertelde [slachtoffer 2] dat op 27 januari wederom een brief bezorgd is bij de familie [slachtoffer 1] . Ze zag dat er die dag een dikke brief was bezorgd met daarin een drietal brieven. In een brief zit een liturgie van een kerkdienst gehouden op 22 januari 2017 in de PI te Leeuwarden. De liturgie is volgeschreven met een pen met - onder andere - de tekst: “Kijk ik hoef later geen verantwoording af te leggen bij de grote Rechter. Voor jullie samenzweringen en daden. Denk dat de preek leerzamer is voor de Gereformeerde gemeente van [pleegplaats] . Jullie vriendin en [naam] vrouw is degene die meende de doktersdienst te moete sturen, dat ik mijzelf wat aan zou doen. Nou let op: NEE. Maar geen nood er wordt onderzoek gedaan door mij via mijn advocaat. Was [naam] zijn eigen idee om telefoongegevens op te vragen van mij. Dit ook ff aan de politie door brieven. Achter houthandel [naam] , want ik wil dit bij de zitting ter sprake brengen. Met tribunebouwer [slachtoffer 3] ben je altijd de klos. Je moet ook om mijn privage denken met je foto’s maken in 2015 dus bezint eer ge begint te aangifte doen. [naam] mag nog zolang in de gemeentelijke politie dan dat ik gedetineerd ben. Dan mag hij puinruimen bij de kerk die ik volgens [naam] op zou blazen.”
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 1 februari 2017, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier met proces-verbaalnummer PL0100-2016342074, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op 1 februari 2017 werd wederom door de familie [slachtoffer 1] een postkaart ontvangen, welke kaart hen werd toegezonden door de thans gedetineerde [verdachte] . Door [slachtoffer 2] werd het handschrift en de stijl van de tekst herkend als afkomstig van [verdachte] .
Bijlage: postkaart gericht aan “ [slachtoffer 1] en kerkraad en gemeent Grotegast” met de tekst: “Bel [slachtoffer 3] maar zeg dan maar geen lentis maar Bajes!!” en “Yo [naam] , hoofdagent korps Harderwijk ex minnaar van [naam] , ex van [slachtoffer 3] . Rond hoor!”
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 3 december 2016 om 14.50 uur zie ik [verdachte] richting mijn erf lopen. Hij bleef wartaal uitspreken en ik probeerde hem van mijn erf te krijgen. Op een gegeven moment zie ik dat [verdachte] een taser in zijn handen heeft. Ik hoor vervolgens ook het geluid van tikkend stroom. Ik zag vervolgens dat [verdachte] wegliep door de landerijen richting de [straatnaam] . U confronteert mij met een zwart voorwerp. Ik zie een zwart voorwerp dat lijkt op een zaklamp. Ik herken dit voorwerp als het voorwerp dat [verdachte] in zijn handen had. [verdachte] heeft mij of mijn gezin niet woordelijk bedreigd, maar dat hij met z'n taser voor mij stond vond ik erg bedreigend.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Vanmiddag kwam [verdachte] ons erf op lopen. Ik zag dat [verdachte] uit zijn jaszak een taser pakte. Ik hoorde het knetterend geluid van de taser en zag er vonkjes vanaf komen. Ik zag dat het een zwart voorwerp was, dat leek op een zaklamp. Ik zag dat [verdachte] de taser in zijn rechterhand hield en dat ook volhield. Dit heeft wel een poosje geduurd. Ik voelde mij bedreigd. Ik zag hem op ons erf staan tegenover mij en mijn man en ik was bang dat [verdachte] de taser zou gebruiken.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 december 2016 omstreeks 14:55 uur werd mij verzocht om samen met mijn politiesurveillance hond te gaan zoeken naar een taser. Nadat ik mijn hond de opdracht had gegeven om te gaan zoeken naar een voorwerp waaraan nog menselijke geur zat, zag ik dat de hond, komende vanaf de [straatnaam] , linksaf een verhard pad in liep. Ik zag dat de hond, nadat hij de sloot was gepasseerd, een stuk bouwland op liep. Ik zag dat de hond vervolgens begon te krabben in de modder van het stuk bouwland. Toen ik bij de hond kwam, zag ik dat hij bij een voorwerp stond dat leek op een zaklamp dan wel taser. Van de boer die bezig was bij de boerderij gelegen aan de [straatnaam] te [pleegplaats] hoorde ik dat hij verdachte over zijn erf had zien lopen. Tevens verklaarde hij dat hij had gezien dat de man vervolgens richting zijn bouwland gelegen aan de andere kant van de [straatnaam] was gelopen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 5 december 2016, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Middels onderzoek met behulp van een surveillancehond is door hoofdagent [naam] dit wapen op zaterdag 3 december 2016 in een bouwland aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Grootegast, aangetroffen.
Goednummer: PL0100-2016342074-810024
Object: stroomstootwapen
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 december 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Goednummer: PL0100-2016342074-810024
Het onderzochte wapen betreft een stroomstootwapen en een zaklamp ineen. Het is een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Derhalve is het een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de WWM. Het illegaal voorhanden hebben van het voormelde wapen is een misdrijf als bedoeld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat verdachte enige tijd zonder een woord te zeggen tegenover hen heeft gestaan terwijl hij een taser in zijn hand hield die hij meermaals liet afgaan. Aangevers hebben verklaard dat zij deze situatie als (zeer) bedreigend hebben ervaren. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte na het incident over de landerijen richting de [straatnaam] is gelopen waar hij door de politie is aangehouden. Een door de politie ingezette speurhond is de route die verdachte heeft afgelegd nagegaan en heeft op het land een taser opgespoord. Aangever [slachtoffer 1] heeft deze taser herkend als het voorwerp dat verdachte in zijn handen heeft gehad tijdens het incident op zijn erf. Dat deze taser door een ander dan verdachte op het land zou zijn neergelegd, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een taser voorhanden heeft gehad en aangevers daarmee heeft bedreigd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de aangiftes, de processen-verbaal van bevindingen, het overzicht van de telefoongegevens en de aan aangevers verzonden kaarten en brieven, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode vele malen aangevers heeft gebeld, ge-sms’t en heeft opgezocht op hun erf, waarbij hij een aantal keren hoor- dan wel zichtbaar in bezit was van een stroomstootwapen, alsmede - vanaf het moment dat hij preventief gehecht is geraakt - meerdere brieven en kaarten aan aangevers heeft gestuurd. Gelet op de aard, duur, frequentie en intensiteit van deze gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven van aangevers, zoals uit de aangiftes blijkt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee een stelselmatige, wederrechtelijke en opzettelijke inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Gelet op de gevoerde verweren stelt de rechtbank daarbij vast dat met name de vele contacten die verdachte per telefoon zocht of probeerde te zoeken met aangevers, soms ook ’s morgens vroegof ’s avonds laat, niet passen binnen een normale burenrelatie. Ook in het geval aangevers verdachte niet expliciet kenbaar hebben gemaakt dat zij geen contact wensten, kan onder deze omstandigheden gesproken worden van een wederrechtelijke opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat aangevers zelf ook een aantal keer telefonisch contact met verdachte hebben opgenomen, staat evenmin aan een bewezenverklaring in de weg.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder 2 tenlastegelegde belaging dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.