ECLI:NL:RBNNE:2017:2412

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
18/820453-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, belaging en bezit van een stroomstootwapen met bijkomende maatregelen

Op 30 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in PI Zwolle. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling, belaging en het bezit van een stroomstootwapen. De zaak kwam voort uit een reeks van bedreigingen en ongewenste contacten met de slachtoffers, die buren van de verdachte zijn. De verdachte heeft herhaaldelijk met een stroomstootwapen gedreigd en heeft stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen te bellen, sms'en en ongewenste bezoeken te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet is verschenen op de zitting, maar dat zijn advocaat, mr. E. Hullegie, wel aanwezig was. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 4, terwijl vrijspraak is gevorderd voor feit 3 wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 3, maar de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen onvoorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens is een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd, die een locatie- en contactverbod inhoudt voor een periode van twee jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die elk € 500,00 vorderden voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820453-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Zwolle te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2017.
Verdachte is niet verschenen. Wel verschenen is mr. E. Hullegie, advocaat te Utrecht, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Westerling - Diderich.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 december 2016 te [pleegplaats] , gemeente Grootegast, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stroomstootwapen gedurende
enige tijd in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gehouden en/of dit stroomstootwapen meermalen laten afgaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2016 tot en met 2 februari 2017
te [pleegplaats] , gemeente Grootegast, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die de [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
-die de [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] telkens te bellen (meermalen op een dag en/of in de vroege ochtend) en/of sms berichten en/of ansichtkaarten en/of brieven te sturen en/of
-via de telefoon (ondermeer) tegen die de [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te zeggen: "Morgen melk je met de hand. Ik snij de leidingen door. Pas nu op met wat jullie doen. Ik loop zo naar jullie toe. Ik snij 't door is het duidelijk. Rattengif, rentokill noemen ze dat. Stuur het door de leiding naar jullie toe. Ik bedreig jullie niet hoor, jullie kinderen ook niet. Nou ik ben er bijna
hoor! Maak je maar klaar" en/of
-(telkens) op het erf of nabij het erf van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te lopen en/of door een stroomstootwapen (ook 's nachts) af te laten gaan en/of
-vanuit de PI/inrichting waar verdachte verblijft meermalen kaarten naar die
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te sturen;
3.
hij op of omstreeks 20 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Harderwijk, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend (via de telefoon) de woorden toegevoegd :"Ik kom je vermoorden en/of ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 3 december 2016 te [pleegplaats] , gemeente Grootegast, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten gevorderd. Zij heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 3 ten laste gelegde bedreiging wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend een taser in zijn bezit te hebben gehad (feit 4) en daarmee aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben bedreigd (feit 1). De raadsvrouw acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet betrouwbaar nu deze volgens haar tegenstrijdigheden bevatten. De verklaringen worden ook niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. De vondst van de taser op een naastgelegen stuk bouwland is geen ondersteunend bewijs, nu de taser daar door een ander zou kunnen zijn neergelegd. Bovendien is niet vastgesteld ‒ door bijvoorbeeld DNA-onderzoek ‒ dat verdachte de taser in zijn bezit heeft gehad. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 2). Daarbij is van belang dat laatstgenoemden buren zijn van verdachte en dat er over en weer contact is gezocht. Gelet op die burenrelatie hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kenbaar moeten maken dat zij geen contact meer wensten. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat er geen wettig bewijs is dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft bedreigd (feit 3).
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu dit feit enkel volgt uit de aangifte van aangever [slachtoffer 3] en onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar zijn. Van tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangevers is de rechtbank niet gebleken en ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen te twijfelen. De rechtbank zal deze verklaringen bezigen tot het bewijs.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is ‒ ook in onderdelen ‒ slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2016, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016352894 d.d. 15 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Al zeer geruime tijd wordt ons gezin belaagd door een achterbuurman genaamd [verdachte] middels telefoontjes, ongewenste bezoeken aan ons erf en op ons land bij nacht en ontij en middels sms-berichten. Deze geschiedenis die wij als gezin hebben met [verdachte] loopt al een paar jaar. Op 3 december 2016 werden wij om 06:08 uur gebeld op onze huistelefoon. Wij lagen nog te slapen en we namen niet op. Toen werd mijn man om 06:09 uur gebeld op zijn mobiele telefoon. Het was [verdachte] . In totaal is mijn man tussen 06:09 en 13:32 uur zeven keer gebeld door dit privénummer, dat wel [verdachte] moet zijn want anders is er niemand die ons zo vaak belt met een afgeschermd nummer. Op onze huistelefoon heeft [verdachte] vandaag tussen 06:08 en 13:00 uur vijf keer gebeld. [verdachte] heeft ons op 3 december 2016 ook woordelijk via de telefoon bedreigd. Hij belde namelijk mijn man op zijn mobiele telefoon en [verdachte] zei: "Morgen melk je met de hand. Ik snij de leidingen door." Ik heb een stuk van een telefoontje van [verdachte] aan mijzelf opgenomen en ik laat u deze nu horen. (Wij, verbalisanten, horen de opname van aangeefster en wij herkennen de stem van de ons ambtshalve zeer bekende [verdachte] . [verdachte] zegt: "Pas nu op met wat jullie doen. Ik loop zo naar jullie toe. Ik snij 't door is het duidelijk? Rattengif, Rentokill noemen ze dat. Stuur het door de leiding naar jullie toe. Ik bedreig jullie niet hoor, jullie kinderen ook niet. Nou ik ben er bijna hoor! Maak je maar klaar!") Ik zag hem ten tijde van dit telefoontje ook lopen op zijn land dat grenst aan ons land. Op 1 december 2016 lagen wij al in bed en het was rond 23:00 uur. Ik en mijn man werden toen opgeschrikt door knallen op het erf van onze boerderij. We hoorden de ons zeer bekende stem van [verdachte] en we hoorden dat hij op luide toon wartaal uitsloeg. Later ontstond bij ons het vermoeden dat de knallen van die donderdagavond afkomstig zijn geweest van een stroomstootwapen of een taser. Wij herkenden het geluid van een taser.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] stalkt ons al jaren. Loopt dronken over mijn erf en loopt ons soms ook te bedreigen. Ik en mijn gezin zijn erg bang voor [verdachte] . Op 1 december 2016 omstreeks 23:00 uur werd mijn vrouw wakker van geluid van buitenaf. Ik ben vervolgens opgestaan en ik zag iemand rondom mijn woning lopen. Ik hoorde ook een raar geluid en ik zag flitslampjes o.i.d. Ik hoorde wel iemand schreeuwen en ik herkende de stem van mijn achterbuurman [verdachte] . De zoon van [verdachte] vertelde mij dat zijn vader mogelijk in het bezit zou zijn van een taser. Ik heb vervolgens op internet gekeken wat nu precies een taser is en toen ik het geluid hoorde van een taser herkende ik het geluid voor de volle 100% als het geluid wat ik de avond ervoor ook hoorde rondom mijn woning. Op 3 december 2016 kreeg ik weer diverse sms'jes van [verdachte] . Mijn vrouw kreeg ook een sms met de mededeling dat hij het drinkwater zou vergiftigen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen telecomgegevens van Politie Noord-Nederland d.d. 15 december 2016, opgenomen op p. 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In het kader van de aangifte belaging door aangever [slachtoffer 2] werd onderzoek gedaan naar het telefoongedrag van de verdachte [verdachte] richting aangever [slachtoffer 2] en haar gezin. Door de providers werden de gegevens over 1 oktober tot en met 3 december 2016 verstrekt, waaruit blijkt dat er sprake is van honderden van verdachte uitgaande bel/sms-contacten in die periode. In bijgevoegd bestand is een overzicht leesbaar van het aantal bel/sms-contacten, dan wel pogingen daartoe van verdachte richting aangever(s). [1]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 januari 2017, opgenomen op p. 6 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017024701 d.d. 9 maart 2017, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op maandag 9 januari 2017 had ik contact met [slachtoffer 2] (rb: [slachtoffer 2] ). Ze had op zaterdag 7 januari 2017 een ansichtkaart ontvangen met op de voorzijde een politieagent met in zijn rechterhand een rood rapport. Op de achterzijde staat vermeld: “Waar halen jullie een advocaat weg die [slachtoffer 2] haar valse aangiftes moet recht praten. O.a. dat ik haar een sms zou hebben verstuurd.”
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van de meervoudige raadkamer van deze rechtbank op 18 januari 2017:
Het klopt dat ik een kaart heb verstuurd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 januari 2017, opgenomen op p. 8 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2017024701, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2017 vertelde [slachtoffer 2] dat op 27 januari wederom een brief bezorgd is bij de familie [slachtoffer 1] . Ze zag dat er die dag een dikke brief was bezorgd met daarin een drietal brieven. In een brief zit een liturgie van een kerkdienst gehouden op 22 januari 2017 in de PI te Leeuwarden. De liturgie is volgeschreven met een pen met - onder andere - de tekst: “Kijk ik hoef later geen verantwoording af te leggen bij de grote Rechter. Voor jullie samenzweringen en daden. Denk dat de preek leerzamer is voor de Gereformeerde gemeente van [pleegplaats] . Jullie vriendin en [naam] vrouw is degene die meende de doktersdienst te moete sturen, dat ik mijzelf wat aan zou doen. Nou let op: NEE. Maar geen nood er wordt onderzoek gedaan door mij via mijn advocaat. Was [naam] zijn eigen idee om telefoongegevens op te vragen van mij. Dit ook ff aan de politie door brieven. Achter houthandel [naam] , want ik wil dit bij de zitting ter sprake brengen. Met tribunebouwer [slachtoffer 3] ben je altijd de klos. Je moet ook om mijn privage denken met je foto’s maken in 2015 dus bezint eer ge begint te aangifte doen. [naam] mag nog zolang in de gemeentelijke politie dan dat ik gedetineerd ben. Dan mag hij puinruimen bij de kerk die ik volgens [naam] op zou blazen.”
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 1 februari 2017, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier met proces-verbaalnummer PL0100-2016342074, inhoudende de relatering van verbalisant:
Op 1 februari 2017 werd wederom door de familie [slachtoffer 1] een postkaart ontvangen, welke kaart hen werd toegezonden door de thans gedetineerde [verdachte] . Door [slachtoffer 2] werd het handschrift en de stijl van de tekst herkend als afkomstig van [verdachte] .
Bijlage: postkaart gericht aan “ [slachtoffer 1] en kerkraad en gemeent Grotegast” met de tekst: “Bel [slachtoffer 3] maar zeg dan maar geen lentis maar Bajes!!” en “Yo [naam] , hoofdagent korps Harderwijk ex minnaar van [naam] , ex van [slachtoffer 3] . Rond hoor!”
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 3 december 2016 om 14.50 uur zie ik [verdachte] richting mijn erf lopen. Hij bleef wartaal uitspreken en ik probeerde hem van mijn erf te krijgen. Op een gegeven moment zie ik dat [verdachte] een taser in zijn handen heeft. Ik hoor vervolgens ook het geluid van tikkend stroom. Ik zag vervolgens dat [verdachte] wegliep door de landerijen richting de [straatnaam] . U confronteert mij met een zwart voorwerp. Ik zie een zwart voorwerp dat lijkt op een zaklamp. Ik herken dit voorwerp als het voorwerp dat [verdachte] in zijn handen had. [verdachte] heeft mij of mijn gezin niet woordelijk bedreigd, maar dat hij met z'n taser voor mij stond vond ik erg bedreigend.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Vanmiddag kwam [verdachte] ons erf op lopen. Ik zag dat [verdachte] uit zijn jaszak een taser pakte. Ik hoorde het knetterend geluid van de taser en zag er vonkjes vanaf komen. Ik zag dat het een zwart voorwerp was, dat leek op een zaklamp. Ik zag dat [verdachte] de taser in zijn rechterhand hield en dat ook volhield. Dit heeft wel een poosje geduurd. Ik voelde mij bedreigd. Ik zag hem op ons erf staan tegenover mij en mijn man en ik was bang dat [verdachte] de taser zou gebruiken.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 december 2016, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 december 2016 omstreeks 14:55 uur werd mij verzocht om samen met mijn politiesurveillance hond te gaan zoeken naar een taser. Nadat ik mijn hond de opdracht had gegeven om te gaan zoeken naar een voorwerp waaraan nog menselijke geur zat, zag ik dat de hond, komende vanaf de [straatnaam] , linksaf een verhard pad in liep. Ik zag dat de hond, nadat hij de sloot was gepasseerd, een stuk bouwland op liep. Ik zag dat de hond vervolgens begon te krabben in de modder van het stuk bouwland. Toen ik bij de hond kwam, zag ik dat hij bij een voorwerp stond dat leek op een zaklamp dan wel taser. Van de boer die bezig was bij de boerderij gelegen aan de [straatnaam] te [pleegplaats] hoorde ik dat hij verdachte over zijn erf had zien lopen. Tevens verklaarde hij dat hij had gezien dat de man vervolgens richting zijn bouwland gelegen aan de andere kant van de [straatnaam] was gelopen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 5 december 2016, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Middels onderzoek met behulp van een surveillancehond is door hoofdagent [naam] dit wapen op zaterdag 3 december 2016 in een bouwland aan de [straatnaam] te [pleegplaats] , gemeente Grootegast, aangetroffen.
Goednummer: PL0100-2016342074-810024
Object: stroomstootwapen
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 december 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier met nummer PL0100-2016352894, inhoudende als relatering van verbalisant:
Goednummer: PL0100-2016342074-810024
Het onderzochte wapen betreft een stroomstootwapen en een zaklamp ineen. Het is een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Derhalve is het een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de WWM. Het illegaal voorhanden hebben van het voormelde wapen is een misdrijf als bedoeld in artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde
Uit de verklaringen van aangevers volgt dat verdachte enige tijd zonder een woord te zeggen tegenover hen heeft gestaan terwijl hij een taser in zijn hand hield die hij meermaals liet afgaan. Aangevers hebben verklaard dat zij deze situatie als (zeer) bedreigend hebben ervaren. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte na het incident over de landerijen richting de [straatnaam] is gelopen waar hij door de politie is aangehouden. Een door de politie ingezette speurhond is de route die verdachte heeft afgelegd nagegaan en heeft op het land een taser opgespoord. Aangever [slachtoffer 1] heeft deze taser herkend als het voorwerp dat verdachte in zijn handen heeft gehad tijdens het incident op zijn erf. Dat deze taser door een ander dan verdachte op het land zou zijn neergelegd, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een taser voorhanden heeft gehad en aangevers daarmee heeft bedreigd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de aangiftes, de processen-verbaal van bevindingen, het overzicht van de telefoongegevens en de aan aangevers verzonden kaarten en brieven, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode vele malen aangevers heeft gebeld, ge-sms’t en heeft opgezocht op hun erf, waarbij hij een aantal keren hoor- dan wel zichtbaar in bezit was van een stroomstootwapen, alsmede - vanaf het moment dat hij preventief gehecht is geraakt - meerdere brieven en kaarten aan aangevers heeft gestuurd. Gelet op de aard, duur, frequentie en intensiteit van deze gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven van aangevers, zoals uit de aangiftes blijkt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee een stelselmatige, wederrechtelijke en opzettelijke inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Gelet op de gevoerde verweren stelt de rechtbank daarbij vast dat met name de vele contacten die verdachte per telefoon zocht of probeerde te zoeken met aangevers, soms ook ’s morgens vroeg [2] of ’s avonds laat [3] , niet passen binnen een normale burenrelatie. Ook in het geval aangevers verdachte niet expliciet kenbaar hebben gemaakt dat zij geen contact wensten, kan onder deze omstandigheden gesproken worden van een wederrechtelijke opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat aangevers zelf ook een aantal keer telefonisch contact met verdachte hebben opgenomen, staat evenmin aan een bewezenverklaring in de weg.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder 2 tenlastegelegde belaging dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 december 2016 te [pleegplaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stroomstootwapen gedurende
enige tijd in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehouden en dit stroomstootwapen meermalen laten afgaan;
2.
hij in de periode van 3 oktober 2016 tot en met 2 februari 2017 te [pleegplaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door
-die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] telkens te bellen (meermalen op een dag en/of in de vroege ochtend) en sms-berichten en ansichtkaarten en brieven te sturen en
-via de telefoon (onder meer) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te zeggen: "Morgen melk je met de hand. Ik snij de leidingen door. Pas nu op met wat jullie doen. Ik loop zo naar jullie toe. Ik snij 't door is het duidelijk. Rattengif, rentokill noemen ze dat. Stuur het door de leiding naar jullie toe. Ik bedreig jullie niet hoor, jullie kinderen ook niet. Nou ik ben er bijna hoor! Maak je maar klaar" en
-op het erf of nabij het erf van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te lopen en door een stroomstootwapen (ook 's nachts) af te laten gaan en
-vanuit de PI waar verdachte verblijft meermalen kaarten naar die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te sturen;
4.
hij op 3 december 2016 te [pleegplaats] een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Bedreiging met zware mishandeling
2. Belaging
4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden, welke dadelijk uitvoerbaar zijn: reclasseringstoezicht, een klinische behandeling in een FPK voor de duur van maximaal acht maanden, een locatieverbod voor het adres [straatnaam] te [pleegplaats] en een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
De officier van justitie heeft in deze strafeis meegewogen dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten een ernstige inbreuk op het persoonlijke leven van de aangevers opleveren. Verdachte heeft geen enkel ziekte-inzicht getoond en wil ook niet meewerken aan psychologisch onderzoek of reclasseringstoezicht. De officier van justitie acht het niet verantwoord dat verdachte zonder enig kader weer terugkeert naar zijn woning.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van een veroordeling gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden dan wel een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde zou een contactverbod kunnen worden opgelegd. Een locatieverbod acht zij gelet op het feit dat verdachte en slachtoffers buren zijn praktisch niet haalbaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft aangevers over een lange periode dagelijks vele malen gebeld, ge-sms't en opgezocht. Daarmee heeft hij wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangevers en bij hen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht. Die gevoelens zijn des te heftiger geweest, aangezien verdachte een buurman van aangevers is, waardoor aangevers zich moeilijker kunnen onttrekken aan zijn pogingen om contact met hen te zoeken. Ook nadat verdachte in voorlopige hechtenis is genomen, is verdachte daarmee doorgegaan door aangevers brieven en postkaarten te sturen. De gedragingen van verdachte hebben mede impact gehad op de kinderen van de aangevers zoals blijkt uit de toelichting op door hen ingediende vorderingen. De ervaring leert dat slachtoffers vaak nog lange tijd hinder blijven ondervinden van de psychische gevolgen van een dergelijke belaging. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bezit van een taser en het bedreigen van aangevers met die taser.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezenverklaarde van oordeel dat in dit geval een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Om te bewerkstelligen dat er enig toezicht op verdachte is, zal de rechtbank hierbij reclasseringstoezicht opleggen met een meldplicht.
De rechtbank zal bevelen dat het reclasseringstoezicht en de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte zelfs tijdens zijn voorarrest is doorgegaan met de verstoring van het leven van aangevers en - zoals blijkt uit de bewezenverklaarde gedragingen - met een wapen op het erf van aangevers is geweest en hen daarmee ook heeft bedreigd.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten. De maatregel behelst een contactverbod ten aanzien van aangevers en hun kinderen en een locatieverbod met betrekking tot het erf van de woning van aangevers. Beide verboden gelden voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd. Met deze verboden beoogt de rechtbank de aangevers en hun kinderen rust in hun leven te geven. Een dergelijke maatregel acht de rechtbank effectiever dan het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod als voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal bepalen dat de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd:
1. [slachtoffer 1] een vordering van € 900,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan; en
2. [slachtoffer 2] met een vordering van € 900,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, dan wel dat de toe te wijzen schadevergoedingen dienen te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank begroot de schade van ieder van hen afzonderlijk, met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, op € 500,00, tot welk bedrag beide vorderingen dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 februari 2017, onder afwijzing van het overige deel van de vorderingen.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 38v, 38w, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk 7 juli 2017 meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich daarna blijft melden zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde
voorwaardenen het
reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Legt op een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat veroordeelde voor een periode van twee jaren:
- zich dient te onthouden van - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun kinderen; alsmede
- zich niet zal bevinden op het erf van de woning aan de [straatnaam], [pleegplaats] .
Beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen wordt toepast, met een maximum van zes maanden.

Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2017.
Mrs. De Jong en Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 28 e.v van voornoemd dossier, inhoudende een overzicht van in totaal 597 bel/sms-contacten, waarvan 555 uitgaande van één van de telefoonnummers bij verdachte in gebruik naar één van de telefoonnummers bij aangevers in gebruik.
2.Overzicht bel- en sms-contacten, pagina 31 en 32 van proces-verbaal met nummer PL0100-2016352894: 30 oktober 2016 van 22.27 uur tot en met 23.45 uur: 42 uitgaande sms-contacten.
3.Overzicht bel- en sms-contacten, pagina 32 van voornoemd proces-verbaal: 31 oktober 2016 van 7.15 uur tot en met 10.15 uur 20 uitgaande sms-contacten; 25 november 2016 van 6.14 uur tot en met 8.24 uur 23 uitgaande bel/sms-contacten.