ECLI:NL:RBNNE:2017:2411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
18/730196-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen in het Cambuurstadion

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 januari 2016 een stuk illegaal zwaar knalvuurwerk, een zogenaamde cobra, het Cambuurstadion in had meegenomen. De verdachte wist dat dit vuurwerk een zware knal zou geven en heeft het aangestoken en bovenhands weggegooid, waarbij het vuurwerk op ongeveer 4 meter afstand van een steward terechtkwam. De steward, die op dat moment op het veld aanwezig was om toezicht te houden, heeft haar voet op het brandende vuurwerk geplaatst, waarna het vuurwerk ontplofte en zij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen, en heeft hem een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de steward, voor immateriële schade van € 5.090,00 en aan SC Cambuur-Leeuwarden B.V. voor materiële schade van € 618,00. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en het schuldbesef van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730196-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Leeuwarden, in het Cambuurstadion
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen aldaar,
op een moment dat [slachtoffer] , werkzaam als steward voor SC Cambuur , zich op
het voetbalveld bevond en doende was werkzaamheden te verrichten met
betrekking tot het houden van toezicht,
op de noordtribune van dat Cambuurstadion het lont van het door verdachte
meegenomen zware knalvuurwerk (van het type Cobra (6)), althans een explosief,
aan te steken en/of vervolgens dat zware knalvuurwerk, althans explosief,
(met brandend lont) vanaf die noordtribune op het kunstgras van het
voetbalveld te gooien in de (directe) omgeving waar die [slachtoffer] (werkzaam
als steward) zich bevond en welk zware knalvuurwerk, althans explosief,
(vervolgens) tot ontploffing/explosie is gekomen op een moment dat die [slachtoffer]
, in de uitoefening van haar functie, dat brandende en rokende
vuurwerk/explosief uit wilde trappen en daarvan
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] , in elk geval
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten
was en/of
- gemeen gevaar voor het kunstgras van het voetbalveld van SC Cambuur , in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Leeuwarden, in het Cambuurstadion , aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
voet/enkel (voor de chirurgische behandeling waarvan die [slachtoffer] meermalen
is geopereerd en er geen zicht is op volkomen genezing) heeft toegebracht,
door toen aldaar,
op een moment dat [slachtoffer] , werkzaam als steward voor SC Cambuur , zich op
het voetbalveld bevond en doende was werkzaamheden te verrichten met
betrekking tot het houden van toezicht,
op de noordtribune van dat Cambuurstadion het lont van het door verdachte
meegenomen zware knalvuurwerk (van het type Cobra (6)), althans een explosief,
aan te steken en/of vervolgens dat zware knalvuurwerk, althans explosief,
(met brandend lont) vanaf die noordtribune op het voetbalveld te gooien in
de (directe) omgeving waar die [slachtoffer] (werkzaam als steward) zich bevond
en welk zware knalvuurwerk, althans explosief, (vervolgens) tot
ontploffing/explosie is gekomen op een moment dat die [slachtoffer] , in de
uitoefening van haar functie, dat brandende en rokende vuurwerk/explosief uit
wilde trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Leeuwarden grovelijk, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig,
op een moment dat [slachtoffer] , werkzaam als steward voor SC Cambuur , zich op
het voetbalveld bevond en doende was werkzaamheden te verrichten met
betrekking tot het houden van toezicht,
op de noordtribune van dat Cambuurstadion het lont van het door verdachte
meegenomen zware knalvuurwerk (van het type Cobra (6)), althans een explosief,
heeft aangestoken en/of vervolgens dat zware knalvuurwerk, althans explosief,
(met brandend lont) vanaf die noordtribune op het voetbalveld heeft gegooid in
de (directe) omgeving waar die [slachtoffer] (werkzaam als steward) zich bevond
en welk zware knalvuurwerk, althans explosief, (vervolgens) tot
ontploffing/explosie is gekomen op een moment dat die [slachtoffer] , in de
uitoefening van haar functie, dat brandende en rokende vuurwerk/explosief uit
wilde trappen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een gebroken voet/enkel (voor de chirurgische
behandeling waarvan die [slachtoffer] meermalen is geopereerd en er geen zicht is
op volkomen genezing), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts-
of beroepsbezigheden van deze is ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Leeuwarden in het Cambuurstadion
opzettelijk en wederrechtelijk een kunstgrasveld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan SC Cambuur , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair en onder 2. ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zo heeft gehandeld dat hij de gevolgen van zijn handelen niet meer in eigen hand had. Het door hem gegooide vuurwerk kwam in de nabijheid van een steward terecht en het is een gegeven dat stewards er voor zorgen dat het veld vrij van voorwerpen blijft en dus in de richting van gegooide voorwerpen zullen lopen. Het is eveneens voorzienbaar dat brandende voorwerpen schade aan kunstgras kunnen veroorzaken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1. primair en onder 2. ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. primair en 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde feitelijk handelen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 februari 2016, opgenomen op pagina 75 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016029517 d.d. 29 maart 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 24 maart 2016, opgenomen op pagina 77a van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016029517 d.d. 29 maart 2016 inhoudende bevindingen van verbalisant met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] ;
4. een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 29 september 2016 inhoudende de verklaring van een arts;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 februari 2016, opgenomen op pagina 55 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016029517 d.d. 29 maart 2016 inhoudende bevindingen van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 januari 2016, opgenomen op pagina 78 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016029517 d.d. 29 maart 2016 inhoudende de verklaring van [naam] .
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank nog het volgende.
Onder 1. primair is ten laste gelegd het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Naar vaste jurisprudentie behoeft het opzet van verdachte niet mede gericht te zijn geweest op het gevolg van de ontploffing. Wel moet vastgesteld worden dat het gevolg, in deze zaak gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen, naar algemene ervaringsregels te voorzien was. Niet van belang is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien (vgl. HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009: BG1653, NJ 2009/120).
Verdachte heeft een stuk illegaal zwaar knalvuurwerk, een zogenoemde cobra, meegenomen het Cambuurstadion in. Hij wist dat dit vuurwerk een zware knal zou geven. Staande op de tribune heeft verdachte dit vuurwerk te voorschijn gehaald en bedacht dat hij dit niet op de tribune of anderszins bij mensen in de buurt moest laten ontploffen omdat dit te gevaarlijk was. Verdachte had gezien dat er stewards op het veld stonden. Verdachte heeft vervolgens gekeken naar een plek op het veld waar geen mensen waren en waar hij het stuk vuurwerk neer zou kunnen gooien. Nadat hij een plek bepaald had, heeft hij het vuurwerk aangestoken en bovenhands weggegooid. Verdachte stelt dat hij op dat moment niet heeft gezien dat een steward niet ver van de plaats stond waar het vuurwerk terecht kwam. Uit de verklaring van het slachtoffer en de bevindingen van verbalisant na het zien van filmpjes van het gebeuren, blijkt dat het aangestoken stuk vuurwerk op een afstand van ongeveer 4 meter van het slachtoffer op de grond viel. Het slachtoffer, een steward, stond in het veld met onder meer de taak om op het veld gegooid vuurwerk uit te trappen. Het slachtoffer is dan ook naar het brandende vuurwerk gelopen en heeft haar voet op het vuurwerk geplaatst. Op dat moment is het stuk vuurwerk ontploft met als gevolg zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan wanneer zwaar knalvuurwerk in de onmiddellijke nabijheid van personen tot ontploffing komt. Het kan daarbij gaan om het verlies van vingers, om zeer ernstige vleeswonden, om blindheid of, zoals hier, om gebroken botten. Het gooien van voorwerpen in een bepaalde richting over een afstand van een flink aantal meters biedt geen garantie voor de exacte plaats waar het voorwerp terecht komt. Het is daarnaast duidelijk dat verdachte vanaf zijn plaats op de tribune geen enkele invloed kon uitoefenen op de gedragingen van personen die op het veld stonden.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat naar algemene ervaringsregels was te voorzien dat door het gooien van zwaar knalvuurwerk onder de beschreven omstandigheden zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan. Een en ander geldt evenzeer voor het ten laste gelegde te duchten gevaar voor goederen. Het is naar algemene ervaringsregels te voorzien dat kunstgras beschadigd raakt wanneer daarop een stuk zwaar knalvuurwerk tot ontploffing wordt gebracht.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht de onder 2. ten laste gelegde beschadiging van het kunstgras eveneens bewijsbaar. Bij het laten ontploffen van een stuk zwaar vuurwerk op kunstgras bestaat de aanmerkelijke kans dat dit kunstgras op die plaats schade oploopt. Verdachte heeft, door desondanks een zwaar stuk knalvuurwerk op het kunstgras te gooien, bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 30 januari 2016 te Leeuwarden, in het Cambuurstadion opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen aldaar, op een moment dat [slachtoffer] , werkzaam als steward voor SC Cambuur , zich op het voetbalveld bevond en doende was werkzaamheden te verrichten met betrekking tot het houden van toezicht, op de noordtribune van dat Cambuurstadion het lont van het door verdachte meegenomen zware knalvuurwerk van het type Cobra aan te steken en vervolgens dat zware knalvuurwerk met brandend lont vanaf die noordtribune op het kunstgras van het voetbalveld te gooien in de (directe) omgeving waar die [slachtoffer] zich bevond en welk zware knalvuurwerk vervolgens tot ontploffing is gekomen op een moment dat die [slachtoffer] , in de uitoefening van haar functie, dat brandende en rokende vuurwerk uit wilde trappen en daarvan
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] , en
- gemeen gevaar voor het kunstgras van het voetbalveld van SC Cambuur te duchten was;
2.
hij op 30 januari 2016 te Leeuwarden in het Cambuurstadion opzettelijk en wederrechtelijk een kunstgrasveld, toebehorende aan SC Cambuur , heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 3 dagen gevangenisstraf, met aftrek van de ondergane inverzekeringstelling, alsmede 240 uren werkstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er voor gepleit dat, bij een bewezenverklaring, volstaan wordt met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de ondergane inverzekeringstelling alsmede een werkstraf van kortere duur dan de geëiste 240 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij de laatste training in 2016 voor de derby tussen Cambuur en Heerenveen heeft verdachte niet alleen de toen toegestane stadionfakkels maar ook een stuk zwaar knalvuurwerk meegenomen het Cambuurstadion in. Op het moment dat de spelers het veld op kwamen heeft verdachte het knalvuurwerk aangestoken en op het speelveld gegooid. Het vuurwerk kwam op ongeveer 4 meter afstand van een steward op het veld terecht. De steward, een 20-jarige vrijwilligster, had onder meer tot taak op het veld gegooid vuurwerk uit te trappen om zo te voorkomen dat er schade aan het kunstgras zou ontstaan. De steward is dan ook op het vuurwerk toegelopen en wilde dit uittrappen. Op dat moment is het vuurwerk ontploft. Deze ontploffing heeft zeer ernstige gevolgen voor de steward gehad doordat zij haar enkel/voet heeft gebroken. Uit de op 16 mei 2017 opgemaakte schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer twee operaties heeft moeten ondergaan en pas na een paar maanden weer redelijk goed kon lopen. Zij zal over enige tijd voor de derde keer geopereerd moeten worden. Tot op de dag van vandaag is zij beperkt in haar bewegingen en kan zij niet heel lang meer staan, lopen of rennen. Zij heeft haar werk als beveiligingsmedewerker en haar vrijwilligerswerk als steward niet meer kunnen doen en haar droom om als politieagent te paard te werken heeft zij in duigen zien vallen. De behandelend arts heeft aangegeven dat het slachtoffer nooit meer geheel zal herstellen. De kans bestaat dat haar enkel, in verband met slijtage, over ongeveer 20 jaar vastgezet zal moeten worden. Gelet op deze gevolgen acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf aangewezen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting aangegeven dat hij weet dat hij dit nooit had moeten doen en dat hij er heel veel spijt van heeft. Verdachtes emoties komen oprecht over. Verdachte heeft ook -vrij kort nadat hij in de gaten had gekregen dat de steward gewond was geraakt- zelf de politie gebeld en gemeld dat hij degene was die het bewuste stuk vuurwerk op het veld had gegooid. Het schuldbesef bij verdachte is vanaf het begin aanwezig geweest. De reclassering schat de kans op recidive laag in.
Dit alles, in samenhang met het gegeven dat de feiten 17 maanden geleden zijn gepleegd, maakt dat de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal beperken tot de duur van de reeds ondergane inverzekeringstelling. Om de ernst van het onder 1. primair bewezenverklaarde feit te benadrukken acht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden. De rechtbank zal voorts een taakstraf opleggen en wel voor de maximale duur. De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding een geringer aantal uren op te leggen zoals door de raadsman bepleit.

Benadeelde partijen

De volgende partijen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van € 5.090,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. SC Cambuur-Leeuwarden B.V. tot een bedrag van € 747,78 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide vorderingen zullen worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte bereid is de vordering van [slachtoffer] te betalen maar dat het de vraag is of verdachte het ook kan betalen en dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel daarom op 1 dag zou moeten worden gesteld.
De vordering van SC Cambuur-Leeuwarden B.V. zou niet moeten worden toegewezen omdat fakkels in het stadion werden toegestaan en aldus was schade aan het kunstgrasveld voorzienbaar. Subsidiair is het netto-bedrag op de factuur toewijsbaar omdat SC Cambuur btw-plichtig is en betaalde btw kan terugvorderen bij de belastingdienst. Ook hier zou de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel op 1 dag moeten worden gesteld, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
1. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2016. Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal hieraan het gebruikelijke aantal dagen vervangende hechtenis verbinden. Het enkele gegeven dat verdachte op dit moment niet in staat is het bedrag in zijn geheel of in gedeelten te voldoen maakt niet dat hij ook in de toekomst in het geheel niet in staat zou zijn (een deel van) het toegewezen bedrag te betalen.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij SC Cambuur-Leeuwarden B.V. schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. De hier bedoelde schade aan het kunstgras is niet ontstaan door de toegestane fakkels maar is ontstaan door het niet toegestane stuk knalvuurwerk dat door verdachte op het veld is geworpen. Reeds daarom is verdachte verantwoordelijk voor deze schade.
De hoogte van de schade wordt onderbouwd met een factuur waaruit blijkt dat in het gevorderde bedrag een bedrag van € 129,78 aan btw is begrepen. De benadeelde kan dit bedrag aan btw terugvorderen bij de belastingdienst en de rechtbank ziet dit deel van de vordering dan ook niet als schade en wijst dit deel van de vordering af.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 januari 2016. Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal hieraan het gebruikelijke aantal dagen vervangende hechtenis verbinden. Het enkele gegeven dat verdachte op dit moment niet in staat is het bedrag in zijn geheel of in gedeelten te voldoen maakt niet dat hij ook in de toekomst in het geheel niet in staat zou zijn (een deel van) het toegewezen bedrag te betalen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte groot 87 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1. primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
5.090,00(zegge: vijfduizend en negentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 5.090,00 (zegge: vijfduizend en negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2016.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
SC Cambuur-Leeuwarden B.V.toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
618,00(zegge: zeshonderd en achttien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2016.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van SC Cambuur-Leeuwarden B.V. , te betalen een bedrag van € 618,00 (zegge: zeshonderd en achttien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2016.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van SC Cambuur-Leeuwarden B.V. , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2017.