ECLI:NL:RBNNE:2017:2385

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
18/930039-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een mes tijdens een confrontatie

Op 13 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 februari 2017 in Meppel, tijdens een confrontatie met het slachtoffer, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes in de linkerwang van het slachtoffer te steken. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Keijzer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot doodslag, niet wettig en overtuigend bewezen, maar het subsidiair ten laste gelegde, zwaar lichamelijk letsel, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder eerdere conflicten tussen de verdachte en het slachtoffer, maar vond de ernst van het letsel en de impact op het slachtoffer zwaarwegend genoeg om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930039-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2017 te Meppel ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet - met een stok, althans een zwaar en/of hard voorwerp, naar die [slachtoffer] heeft geslagen en/of - tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - met dat mes/voorwerp in en/of door een wang van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 februari 2017 te Meppel aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door - met een stok, althans een zwaar en/of hard voorwerp, naar die [slachtoffer] te slaan en/of - tegen die [slachtoffer] te roepen/zeggen: "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar de keel/hals van die [slachtoffer] te steken en/of - met dat mes/voorwerp in en/of door een wang van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 februari 2017 te Meppel ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - met een stok, althans een zwaar en/of hard voorwerp, naar die [slachtoffer] heeft geslagen en/of - tegen die [slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: "Ik vermoord je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - met dat mes/voorwerp in en/of door een wang van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van aangever, de letselschaderapportage opgemaakt door een forensisch arts, het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant Visser en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, inhoudende een weergave van de teliogesprekken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van aangever is wisselend en daarmee onbetrouwbaar. Daarnaast ontbreekt aanvullend bewijs. Er is onderzoek gedaan naar bloedsporen en DNA in de woning van verdachte en op het mes. Daaruit is gebleken dat het bloed dat is aangetroffen op de plek waar aangever zegt te zijn gestoken, afkomstig is van verdachte. Ook op het mes zijn alleen DNA-sporen aangetroffen van verdachte.
Voorts is de raadsman van mening dat de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten Visser en Veenstra moeten worden uitgesloten van het bewijs nu zij verdachte niet in onmiskenbare bewoordingen de cautie hebben gegeven toen verdachte begon te verklaren.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van enig letsel laat staan de dood.
Verdachte heeft weliswaar met het mes voor aangever gestaan maar hij heeft geen stekende bewegingen gemaakt. Door enkel met een mes voor aangever te staan en geen actieve handelingen met het mes uit te voeren, heeft verdachte niet bewust de aanmerkelijk kans op de koop toe genomen dat aangever enig letsel zou oplopen of zou komen te overlijden.
Vrijspraak
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht de kans dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden door het steken met een mes in een wang niet aanmerkelijk, terwijl voorts niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard nu niet kan worden vastgesteld op welke wijze verdachte het mes heeft gehanteerd en verdachte en aangever daarover verschillend verklaren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het voor de poging tot doodslag vereiste (voorwaardelijk) opzet had.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 30 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[slachtoffer] stond op maandagochtend bij mij in de woning. Ik zei dat hij op moest zouten. Ik was boos. Hij ging niet weg. Toen ben ik naar de keuken gelopen en heb een mes gepakt. Ik maakte met het mes een beweging en zei dat hij weg moest gaan. Er ontstond een worsteling. Het kan zijn dat tijdens de worsteling toen [slachtoffer] het mes wilde afpakken, het mes zijn gezicht heeft geraakt.
Nadat [slachtoffer] mijn woning had verlaten heb ik het mes in de keuken afgewassen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Districtsrecherche Drenthe d.d. 14 februari 2017, opgenomen op pagina 183 e.v. van het dossier met nummer NN3R017016-Rammi d.d. 1 mei 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het mes waarmee ik voor [slachtoffer] stond had een zwart handvat en een lemmet.
Het is een vis fileer mes. Ik denk dat het ongeveer 30 cm groot is. Het lemmet is ongeveer 4 cm breed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 13 februari 2017 ging ik naar de woning van de mij bekende [verdachte] wonende te Meppel. Op het moment dat ik de voordeur achter mij had dichtgedaan kwam [verdachte] de gang in lopen. Ik zag dat hij erg agressief was. Ik zag dat hij een groot vleesmes in zijn hand had. [verdachte] maakte zwaaiende bewegingen met het mes voor zijn gezicht.
Het mes was ongeveer 30 cm met een zwart handvat. Het was een gewoon vleesmes.
Voordat ik er erg in had stond [verdachte] voor mij. Hij maakte een stekende beweging richting mijn keel met het mes in zijn rechterhand.
Ik kon met mijn linkerhand de beweging afweren. Echter direct daarna voelde ik een soort dreun tegen mijn linkerwang. Ik voelde een hevige pijn over de gehele linkerzijde van mijn gezicht. Onderaan de trap zag ik dat mijn jas en handen onder het bloed zaten. Ik realiseerde mij toen dat ik in mijn linkerwang gestoken was met het mes dat [verdachte] in zijn hand had.
Ik ben vervolgens naar mijn woning in de [straatnaam] te Meppel gelopen. Ik heb daar in de spiegel gekeken en zag dat ik een grote wond in mijn linkerwang had. Mijn gezicht, handen eigenlijk alles zat onder het bloed. Ik heb vervolgens 112 gebeld.
4. Een geschrift, te weten een medische verklaring aangaande [slachtoffer] opgesteld door
drs. S.P.H. Letmaath, forensisch arts, d.d. 13 februari 2017, opgenomen als bijlage in voormeld dossier:
Bij het letselonderzoek van de heer [slachtoffer] zijn twee letsels geconstateerd. Het betreft een wijkend en gedeeltelijk perforerend letsel op de linker wang en een onderhuidse bloeduitstorting op de strekzijde van de rechteronderarm.
Bij het letsel op de linker wang zien we kenmerken die zowel bij een snijletsel als bij een steekletsel passen. Het duidt erop dat er bij krachtsinwerking op de huid zowel een horizontale als een verticale kracht in werking is geweest. De linker wang is daarbij onder een hoek benaderd waarbij een snijdend voorwerp schuin door de mondwand is gegaan en deels door de mondwand is gegaan. Dit suggereert een voorwerp met een puntige einde, zoals een vleesmes.
Conclusie: het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht. Van het letsel op de linker wang moet er rekening worden gehouden dat er een zichtbaar litteken overblijft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2017 opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op maandag 13 februari 2016 te 11:44 uur kregen wij, verbalisanten, de melding dat er een steekpartij was geweest en dat het slachtoffer in zijn gezicht was gestoken. Het slachtoffer zou zich bevinden aan de [straatnaam] te Meppel.
Aldaar zag ik in de woonkamer op de zitbank een voor mij onbekend manspersoon zitten welke in zijn linkerwang een wond had zitten van ongeveer 4 cm lang. Deze zei dat wij verder mochten komen. Ik zag dat er om de wond heen veel bloed liep.
Ook zag ik dat er bij het slachtoffer bloed in zijn mond zat. Ook om zijn lippen zat allemaal bloed.
[slachtoffer] vertelde dat hij naar [verdachte] was gegaan om een ruzie van de vorige avond uit te praten. Daarbij zou [verdachte] met een slagersmes van ongeveer 30 centimeter op [slachtoffer] zijn afgekomen. [slachtoffer] vertelde dat hij de aanvallen met het mes van [verdachte] eerst kon afweren met zijn hand/arm. [slachtoffer] vertelde dat hij op een gegeven moment vernam dat hij gestoken werd met het mes in zijn linkerwang.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2017 opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 21 februari 2017 heb ik, verbalisant, camerabeelden uitgelezen welke zijn aangeleverd door de eigenaren van de zaak [naam bedrijf] te Meppel. Eén van de camera's is gericht op de entree waarbij ook een stukje van de openbare weg wordt gefilmd. Dit betreft de [straatnaam] te Meppel. Deze locatie bevindt zich op ongeveer 50 meter afstand van de woning van het slachtoffer aan de [straatnaam] te Meppel.
Te zien is dat een persoon met kleding welke gelijkend is op die van het slachtoffer op 13 februari 2017 omstreeks 11:32 uur vanuit de richting van zijn woning komt en op de [straatnaam] richting de [straatnaam] te Meppel loopt.
Verder is te zien dat de persoon met kleding, gelijkend op die van het slachtoffer om omstreeks 11:38 uur op de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] loopt.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde toebrengen zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever dat hij door verdachte met een mes is gestoken. Het letsel van aangever past bij de door hem geschetste gang van zaken en wordt ondersteund door de omtrent aangever opgemaakte letselverklaring. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet gebleken is noch aannemelijk is geworden dat een ander dan verdachte het letsel aan aangever heeft toegebracht. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het gegeven dat uit de camerabeelden blijkt dat aangever om 11:32 uur naar de woning van verdachte loopt om vervolgens om 11:38 uur weer terug te keren naar zijn woning, 50 meter verderop. Om 11:44 uur krijgt de politie de melding van aangever dat hij is gestoken met een mes.
Gelet op deze korte tijdspanne, het verlaten van de woning van verdachte en de melding bij de politie (in totaal ongeveer 6 minuten), acht de rechtbank elk ander alternatief scenario over het ontstaan van de steekwond in de wang van aangever, mede gelet op de aard en de ernst van het letsel, uiterst onwaarschijnlijk.
Verdachte heeft erkend dat hij in boosheid en tijdens een schermutseling dreigend met een mes voor aangever heeft gestaan en ermee heeft gezwaaid. Verdachte heeft door voornoemde gedragingen aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank stelt ten aanzien van de snijverwonding in het gezicht vast dat, nu de diepte van de snijwond in het gezicht door de gehele huid was, er een blijvend ontsierend litteken zal ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan een fors en blijvend ontsierend litteken in het aangezicht als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte door aangever in de wang te steken/snijden bij hem zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
- hij op 13 februari 2017 te Meppel aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes in en door een wang van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
- zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring, gepleit voor een algehele vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tijdens een ruzie met een bekende van hem, waarbij een woordenwisseling ontaardde in een confrontatie met duw- en trekwerk, met een mes uitgehaald in de richting van het gezicht van aangever waarbij deze in zijn linkerwang is gestoken. Het feit vond plaats in de woning van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bewust een groot mes uit de keuken heeft gepakt en hiermee het slachtoffer heeft bedreigd en gestoken.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring komt naar voren dat het voorval een hevige indruk heeft gemaakt op aangever en dat hij daar nog steeds last van ondervindt. Daarbij komt dat hij dagelijks aan het voorval wordt herinnerd door een blijvend litteken in zijn gezicht.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank evenwel ook rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Verdachte en aangever hadden de avond voor het thans tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit al eerder problemen met elkaar gehad, waarbij geweld was gebruikt en waarbij aangever verdachte een aantal rake klappen had gegeven. Aangever heeft de volgende ochtend verdachte weer opgezocht en is ongevraagd de woning van verdachte binnengegaan. Verdachte wilde aangever niet in zijn huis hebben en ondanks herhaaldelijk verzoek van verdachte om te vertrekken, heeft aangever de woning niet willen verlaten.
Hoewel dit alles het handelen van de verdachte op 13 februari 2017 niet kan rechtvaardigen zal de rechtbank met deze omstandigheden rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de poging doodslag niet bewezen acht, zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden met aftrek van de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis is verbleven, waarbij de rechtbank een gedeelte van deze straf, te weten zes maanden, voorwaardelijk zal opleggen met een proeftijd van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte
,groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 13 juni 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2017.
Mrs. Klaasens en Van der Veen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.