ECLI:NL:RBNNE:2017:2382

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
18/930029-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting en veroordeling voor bedreiging, vernieling en diefstallen met bijzondere voorwaarden

Op 27 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting, bedreiging, vernieling en meerdere diefstallen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze daad had gepleegd. De verdachte had wel meerdere keren bekend, maar trok deze verklaringen later in, en er was geen ondersteunend bewijs gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de brandstichting, vooral omdat hij niet eerder voor een dergelijk feit was veroordeeld.

Ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal en bedreiging, vond de rechtbank voldoende bewijs. De verdachte had op 7 augustus 2015 navigatieapparatuur en andere goederen gestolen uit een vrachtauto en een schuur, en had op 3 december 2015 medewerkers van Verslavingszorg Noord Nederland bedreigd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 121 dagen, onder bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten een klinische opname van maximaal vier maanden, gevolgd door ambulante behandeling, en een verbod op het gebruik van drugs en alcohol. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte, die kampt met ernstige verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930029-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de Piet Roordakliniek te 7207 BJ Zutphen,
Verlengde Ooyerhoekseweg 30.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juni 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 januari 2016 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met een of meer (brandbare) onderdelen van een auto, staande aan/nabij de Holtienstraat, ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die auto staande woningen en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of - levensgevaar gevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 07 augustus 2015 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtauto staande op een met een hekwerk omgeven/afgesloten terrein aan/nabij de [straatnaam] , heeft weggenomen navigatieapparatuur, een logboek en/of een kentekenbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 07 augustus 2015 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schuur van/bij een woning aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen een fitnessapparaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 03 december 2015 te Hoogeveen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , medewerksters van/bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tijdens een telefoongesprek met een ander, hoorbaar voor die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] , gezegd: "Ik heb een mes en rijg ze hier bij VNN allemaal aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij op of omstreeks 17 januari 2016 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sleutelkast van/bij een fietsenstalling bij het NS-station heeft weggenomen een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan OV-fiets, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutel(s) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat door de brandweer noch door de forensisch experts enige tastbare aanwijzing is gevonden dat er sprake zou zijn geweest van brandstichting.
Voor zover er sprake zou zijn van brandstichting (hetgeen dus al niet is aangetoond),
maakt dat er minimaal twijfel moet bestaan of verdachte dit feit wel heeft begaan. Immers, behoudens een door een zwaar verslaafde, in paniek zijnde en de dood in de ogen kijkende verklaring van verdachte dat hij degene is geweest die de brand zou hebben gesticht, is er ook verder niets dat op brandstichting wijst, laat staan brandstichting door verdachte is gepleegd.
Ook ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is.
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte blijft bij de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd en refereert de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Naast de aangifte heeft verdachte tot driemaal toe bekend dat hij de auto in brand heeft gestoken [1] . Verdachte heeft deze bekennende verklaring nadien ingetrokken en hij ontkent nu stellig deze brandstichting. Hij hoopte dat hij door te zeggen dat hij verantwoordelijk was voor het in brandsteken van die auto adequate hulp zou krijgen. Hoewel verdachte ook een aantal bijzonderheden noemt, onder meer de wijze van in brand steken, kan niet worden uitgesloten dat verdachte die informatie heeft verkregen via anderen dan wel via de media. Deze autobrand staat niet op zichzelf, in die periode waren veel gevallen van brandstichting en veelal betrof het auto's. De brandstichting vond blijkens de aangifte plaats op 6 januari 2016 en hoewel verdachte op 24 januari en op 27 januari aan een opsporingsambtenaar meedeelt dat hij de auto van de moeder van [naam] in brand heeft gestoken, verdachte verklaart er voor het eerst uitgebreid over op 3 februari 2016. Behoudens de verklaring van verdachte is er geen ondersteunend bewijs dat wijst in de richting van verdachte. De rechtbank is, hoewel er wettig bewijs is, er onvoldoende van overtuigd dat verdacht het ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij speelt ook een rol dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld.
Ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2015, opgenomen op opgenomen op pagina 41 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 - 2016090164 d.d. 30 maart 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Het incident vond plaats op vrijdag 7 augustus 2015. Ons voertuig stond aan de [straatnaam] te Hoogeveen achter het hek. Het hele terrein is omsloten door hekken van ongeveer 150 hoog met daarbovenop nog. Omstreeks half 9 vanmorgen kregen wij te horen dat er allemaal glas naast de vrachtauto lag. Hierop is een medewerker direct gaan kijken en zag dat de ruit aan de bijrijderszijde was ingeslagen. Hij zag dat er bloed op de treeplank, hiermee bedoel ik het trapje om in de cabine te komen, lag. Hij is via de bestuurderszijde in de cabine gegaan en zag dat de navigatieapparatuur was verdwenen. Ook zag hij dat er nog meer bloed zat op het dashboard aan de bijrijderszijde. Op het bedrijf hebben wij kunnen vaststellen dat er buiten de navigatieapparatuur ook het logboek voor de hijs en hefmiddelen is gestolen. Ook is het kentekenbewijs verdwenen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 maart 2016, opgenomen op pagina 144 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik weet dat ik daar over een hek ben gegaan en mijn hand opengehaald heb. Ik weet dat mijn hele hand onder het bloed zat. Ik heb het raampje, van wat leek op een vrachtwagen, met een lifehamer ingeslagen en volgens mij heb ik iets van een tomtom of zo weggenomen.
Dat was in Hoogeveen. De vrachtwagen stond onder een afkapping.
Ik heb een raampje ingeslagen. Er staat mij iets bij dat ik een navigatiesysteem heb weggenomen. Die papieren zullen dan nog wel ergens liggen. Het zou kunnen dat het kentekenbewijs ook erbij was.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2015, opgenomen op pagina 54 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , wonende [straatnaam] Hoogeveen:
Op 7 augustus 2015, omstreeks 11.00 uur kwam ik terug bij mijn woning. Toen zag ik dat er bloedsporen zaten op de buitenzijde van de schuttingdeur. Ook zag ik dat er bloedsporen zaten op de deur van de schuur, aan de buitenzijde. Uit de schuur vermis ik een fitnessapparaat, merk onbekend, kleur groen, ongeveer twee jaar oud en bijna niet gebruikt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 maart 2016, opgenomen op pagina 144 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Volgens mij was het die garage met die fitnessapparatuur.
Ik heb het apparaat in een berging van de flat van [naam] , gezet. Ik kon gewoon de deur van dat schuurtje openen. Die was niet op slot.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2015, opgenomen op pagina 73 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op donderdag 3 december 2015, omstreeks 11.30 uur, was ik aan het werk op het secretariaat van Verslavingszorg Noord Nederland, aan de van Goghlaan 1 te Hoogeveen. De mij bekende [verdachte] kwam het gebouw binnen lopen.
Ik hoorde [verdachte] schreeuwen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij ging bellen. Ik hoorde toen dat hij zei : "Ik heb een mes en ik rijg ze hier bij VNN allemaal aan het mes." Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2015, opgenomen op pagina 76 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring [slachtoffer 4] :
Ik ben werkzaam bij Verslavingszorg Noord Nederland aan de [straatnaam] te
Hoogeveen. Op donderdag 3 december 2015 omstreeks 12 uur was de mij bekende [verdachte] bij ons op kantoor. Ik hoorde dat hij telefonisch in gesprek was met ene [naam] . Ik hoorde [verdachte] : " Ik ben bij de VNN en ik rijg ze hier allemaal aan het mes."
Hij zei dit wel met stemverheffing. Hij was echt duidelijk boos.
Ik voelde mij bedreigd door de woorden van [verdachte] en combinatie van het feit dat hij onder invloed was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 maart 2016, opgenomen op pagina 144 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ja heb ik gedaan. dat zeg ik gelijk. Ik kan me dat nog herinneren, maar niet zuiver. Ik was zwaar onder invloed.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2016, opgenomen op pagina 104 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van [naam] namens OV-fiets in Utrecht:
Op zondag 17 januari 2016 omstreeks 21.45 uur werd ik gebeld dat het alarm was afgegaan in de winkel aan het [straatnaam] Hoogeveen.
Ik ben er toen heen gegaan en zag dat de kast met NS fietssleutels was opengebroken en dat er sleutels uit weg genomen waren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2016, opgenomen op pagina 106 van voormeld dossier, inhoudende als relatering van de verbalisant:
Maandag 19 januari 2016 krijg ik, verbalisant [naam] , werkzaam aan de balie van het
politiebureau in Hoogeveen van een medewerker bij de NS Utrecht, foto's naar mijn mailadres van de politie gestuurd, naar aanleiding van een inbraak/vernieling bij de staling van de NS Hoogeveen.
Ik bekijk de foto's en zie een manspersoon binnen bij de stalling staan. Ik herken de persoon als [verdachte] .
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 2, 3 en 5 ten laste heeft begaan met anderen. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 7 augustus 2015 te Hoogeveen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtauto staande op een met een hekwerk omgeven/afgesloten terrein nabij de [straatnaam] , heeft weggenomen navigatieapparatuur, een logboek en een kentekenbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 7 augustus 2015 te Hoogeveen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur bij een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een fitnessapparaat, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
4.
hij op 3 december 2015 te Hoogeveen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , medewerksters bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tijdens een telefoongesprek met een ander, hoorbaar voor die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] , gezegd:
"Ik heb een mes en rijg ze hier bij VNN allemaal aan het mes";
5.
hij op 17 januari 2016 te Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sleutelkast van een fietsenstalling bij het NS-station heeft weggenomen sleutels, toebehorende aan OV-fiets, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen sleutels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

3. diefstal;

4. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

5. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 429 dagen, met aftrek van voorarrest waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbonden inhoudende een klinische behandeling voor de duur van maximaal 4 maanden in de Piet Roorda kliniek te Zutphen, gevolgd door een ambulante behandeling. Voorts dient verdachte zich te onthouden van drugs en verplicht hij zich ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek.
De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met de door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten met uitzondering van de feiten 1 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gepleit voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een voorwaardelijke werkstraf waarbij verdachte zich zal houden een de voorwaarden en aanwijzingen zoals geformuleerd in het adviesrapport van Reclassering Tactus d.d. 6 juni 2017.
De raadsman heeft voorts aangegeven dat de ad informandum gevoegde feiten met uitzondering van de feite 1 en 5 meegenomen kunnen worden in de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In een tijdsbestek van nauwelijks zes maanden heeft verdachte meerdere vermogensdelicten gepleegd waarbij hij een spoor van schade heeft achtergelaten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal bedreigingen, het overtreden van de Wet wapens en munitie en een vernieling. Een aantal van de gepleegde delicten zijn ten laste gelegd en andere zijn ad informandum vermeld op de dagvaarding. De rechtbank zal met de ad informandum vermelde feiten rekening houden bij de bepaling van de hoogte van de straf en welke feiten hiermee zijn afgedaan, met uitzondering van de onder 1 en 5 ad informandum gevoegde feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de door de reclassering uitgebracht adviezen. Hieruit blijkt dat verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek (en mogelijk onderliggende psychische problematiek) waarvoor hij sinds april 2010 bij de
verslavingszorg bekend is. Naast alcohol en amfetamine gebruikte hij hoofdzakelijk
GHB in een zorgwekkende hoeveelheid. Klinische opnames hebben tot nu toe geen resultaat gehad. Zijn laatste ontslag uit de kliniek dateert van oktober 2015. Hierna ontspoorde hij volledig; er was sprake van maatschappelijke teloorgang en hij kwam tot het plegen van delicten en een suïcidepoging.
Tactus Verslavingszorg heeft op 6 juni 2017 een rapport uitgebracht. Hierin staat vermeld dat verdachte in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis op 13 april 2017 opnieuw is opgenomen in de Piet Roorda Kliniek te Zutphen, op de besloten afdeling. Verdachte is opnieuw ingesteld op medicatie en heeft een nieuwe start gemaakt met de behandeling. Hij maakt gebruik van alle vormen van behandeling en neemt deel aan het activiteitenprogramma. Hij vaart wel bij de geboden structuur en is tot rust gekomen. Hij geeft in de gesprekken met de toezichthouder aan dat hij nu wel het hele traject van de kliniek wil doorlopen, inclusief het verblijf op de open afdeling in Apeldoorn.
Verdachte heeft zijn vorige behandeling op de besloten afdeling positief afgerond, maar heeft er tegen het advies van de behandelaars voor gekozen om de laatste fase van de behandeling niet op de open afdeling te vervolgen. In overleg met IFZ/HAGEM is hij geplaatst bij Transfore in Deventer en vervolgens in de begeleide woonvorm in Enschede. Verdachte neemt nu veel meer tijd voor zijn behandeling en sluit daarmee aan bij het traject en het tijdspad dat zijn behandelaars voorstellen. Zijn doel is om na de behandeling op de open afdeling in Apeldoorn begeleid te gaan wonen in Hoogeveen. Hij geeft aan daar gebruik te willen maken van de ambulante hulpverlening vanuit VNN (Verslavingszorg Noord Nederland). Hier heeft hij in het verleden een goed contact mee opgebouwd. Verdachte heeft inmiddels wekelijks onbegeleid verlof. Dit verloopt probleemloos.
Verdachte is bereid om na de behandeling op de besloten afdeling van de Piet Roorda Kliniek te Zutphen en de behandeling op de open afdeling te Apeldoorn voort te zetten en daarna mee te werken aan ambulante behandeling en begeleiding bij het wonen.
Hij staat positief tegenover het reclasseringstoezicht en wil dit blijven voortzetten. Verdachte acht voortzetting van de behandeling en het toezicht ook noodzakelijk omdat hij nu ervaren heeft wat de risico’s zijn bij het niet volledig doorlopen van het behandel- en toezichttraject Hij toont zich realistisch ten aanzien van zijn middelengebruik, met name GHB. Hoewel de zucht naar middelen nu afwezig is, ziet verdachte in dat dit gemakkelijk weer kan ontstaan en is van mening dat hij de behandeling en het toezicht door de reclassering nodig heeft om die zucht te weerstaan.
Een onvoorwaardelijke detentie die langer duurt dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, voegt niets toe aan zijn behandeling. Detentie zal het positief ingezette traject doorkruisen en afdoen aan de intrinsieke motivatie van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat veel belang dient te worden gehecht aan voortzetting van de behandeling van verdachte. Oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daaraan in de weg staan. De rechtbank ziet daarom aanleiding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, waarbij de rechtbank uitgaat van het voorarrest van zowel de tenlastegelegde feiten als de af informandum gevoegde feiten. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur opleggen. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Tactus Verslavingszorg, voornoemd, verbinden.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie ziet zij hierin aanleiding om af te wijken van de eis van officier van justitie.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
1. ZAK Tas K1:blauw AH ZAK plastic;
2. 1.00 STK Schroevendraaier, SWISS MADE kunststof, kleur rood;
3. 1.00 STK Schroevendraaier, 3.5 MM kunststof, kleur rood;
4. 1.00 STK Schroevendraaier, 3. 5MM, kleur geel;
5. 1.00 STK Schroevendraaier, 3 MM, kleur geel;
6. 1.00 STK Handgereedschap, houten,
vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat een deel van de bewezen feiten met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Vorderingen benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [naam] (feit 1), tot een bedrag van € 410,00 ter zake van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [naam bedrijf] (feit 2), tot een bedrag van € 624,00 ter vergoeding van materiële, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. Nederlandse Spoorwegen (feit 5), tot een bedrag van € 7.193,45 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
4. [naam] (ad informandum gevoegd feit 5) tot een bedrag van € 183,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
5. [naam bedrijf] (ad informandum gevoegd feit 5) tot een bedrag van € 733,87 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
6. [naam] (ad informandum gevoegd feit 6) tot een bedrag van € 1.081,82 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij:
1. [naam] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 250,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
2. [naam bedrijf] . ten aanzien van de post "niet inzetbaarheid voertuig" onvoldoende is onderbouwd en dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het overige deel van de vordering is voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
3. Nederlandse Spoorwegen kan worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde BTW, hetgeen inhoudt dat een bedrag van € 5.945,00 voor toewijzing vatbaar is met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
4. [naam] niet ontvankelijk verklaard dient te worden;
5. [naam bedrijf] niet ontvankelijk verklaard dient te worden;
6. [naam] volledig kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij:
1. [naam] , gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dient te worden;
2. [naam bedrijf] . gegeven het ontbreken van een kamer van koophandel uittreksel en de onvoldoende onderbouwing van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden;
3. Nederlandse Spoorwegen niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en het tevens onduidelijk is wie gerechtigd/gemachtigd is tot het indienen van de vordering.
4. [naam] niet ontvankelijk verklaard dient te worden;
5. [naam bedrijf] niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam] heeft de raadsman zich gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam] (feit 1)
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partijen, [naam bedrijf] . (feit 2) en Nederlandse Spoorwegen ( feit 5)
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen schade hebben geleden die het rechtstreeks gevolg is van de onder de feiten 2 en 5 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren. De vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partijen, [naam] en [naam bedrijf] (ad informandum gevoegd feit 5)
Nu voornoemde feiten ad informandum gevoegde feiten betreft die niet door verdachte zijn erkend en niet door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen worden zal de rechtbank de vorderingen daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam] (ad informandum gevoegd feit 6)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 121 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging van de Reclassering Nederland meldt bij deze. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die van daaruit gegeven worden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal 4 maanden klinisch zal laten behandelen in de Piet Roorda Kliniek althans een soortgelijke intramurale instelling, dit ter beoordeling aan de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde zich verplicht om zich, aansluitend aan de klinische opname, ambulant te laten behandelen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan bloed onderzoek of urineonderzoek zo vaak als de reclassering dat nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 27 juni 2017.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen:
1. ZAK Tas K1:blauw AH ZAK plastic;
2. 1.00 STK Schroevendraaier, SWISS MADE kunststof, kleur rood;
3. 1.00 STK Schroevendraaier, 3.5 MM kunststof, kleur rood;
4. 1.00 STK Schroevendraaier, 3. 5MM, kleur geel;
5. 1.00 STK Schroevendraaier, 3 MM, kleur geel;
6. 1.00 STK Handgereedschap, houten.
Ten aanzien van het onder ad informandum gevoegde feit 6
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.081,
82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2017.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam] te betalen een bedrag van € 1081,82, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Voornoemd bedrag bestaat uit materiele schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen:
[naam] (feit 1), [naam bedrijf] . (feit 2) Nederlandse Spoorwegen ( feit 5)
[naam] en [naam bedrijf] (ad informandum gevoegd feit 5)
Bepaalt dat de hiervoor genoemde benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. J. de Vroome en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2017.
Mr. C. Brouwer en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie verklaring verdachte pagina 140 en twee processen-verbaal van bevindingen pagina's 31 en 32.