ECLI:NL:RBNNE:2017:2381

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
18/750081-16 beslissing
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf en maximale taakstraf voor handel in slaapmiddelen en andere (zware) medicijnen via internet

Op 27 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van diverse medicijnen, waaronder Methylfenidaat en Dexamfetamine, in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1972 en woonachtig in Leeuwarden, werd bijgestaan door advocaat mr. D. Uygul, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van anderhalf jaar op grote schaal medicijnen via internet had verhandeld, wat leidde tot een ernstige schending van de wetgeving omtrent de verstrekking van medicijnen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen voor bepaalde stoffen, maar wel voor andere middelen die op de lijsten van de Opiumwet staan. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde voor enkele merknamen die niet op de lijsten voorkwamen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 192 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische en lichamelijke problemen, en de gevolgen van haar handelen, zoals het verlies van haar woning en uitkering. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, ondanks de ernst van de feiten, om de verdachte een kans te geven om haar leven weer op te bouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750081-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks het jaar 2015 en/of het jaar 2016 (tot en met 15 augustus 2016), te Leeuwarden en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens)
A.
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen)/materia(a)l(en) bevattende (onder meer) Methylfenidaat en/of Oxycontin en/of Oxynorm en/of Dexamfetamine, zijnde die/dat voornoemde stof(fen)/materia(a)l(en) (telkens) (elk) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
B.
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) stof(fen)/materia(a)l(en) bevattende (onder meer) Temazepam en/of alprazolam en/of Xanax Retard Alprazolam en/of Bromazepam en/of Flunitrazepam en/of Flurazepam en/of Diazepam en/of Oxazepam en/of Zolpidemtartraat en/of Lorazepam en/of Xanax en/of Dormicum en/of Clonazepam en/of Manodiazo,
zijnde die/dat voornoemde stof(fen)/materia(a)l(en) (telkens) (elk) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen in de vorm van het verkopen en aanwezig hebben van de ten laste gelegde middelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde in ieder geval deels kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen voor zover dit ziet op stoffen/materialen bevattende Oxycontin, Oxynorm, Xanax Retard Alprazolam, Zolpidemtartraat, Xanax, Dormicum en Manodiazo. Daartoe overweegt zij dat dit merknamen zijn, welke niet voorkomen op lijst I of lijst II van de Opiumwet. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde voor zover het deze medicijnen betreft.
De rechtbank stelt vast dat de overige in de tenlastelegging vermelde middelen wel voorkomen op lijst I of lijst II van de Opiumwet.
Ten aanzien van deze middelen stelt de rechtbank op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Bij de doorzoeking in perceel [nummer] aan [straatnaam] te Leeuwarden op 15 augustus 2016 zijn in een kamer, welke als fitnessruimte was ingericht, onder een zonnebank, een aantal dozen aangetroffen. Deze dozen lagen in het zicht en niet verdekt. In deze dozen zaten meerdere medicijndoosjes. Ook in de berging op het genoemde perceel zijn meerdere medicijndoosjes aangetroffen. De medicijndoosjes bevatten de stoffen Methylfenidaat, Temazepam, Alprazolam, Bromazepam, Flunitrazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam, Lorazepam en Clonazepam. [2]
Op internet zijn onder het e-mailadres [emailadres] advertenties aangetroffen voor de verkoop van de stoffen Methylfenidaat (Ritalin), Dexamfetamine, Temazepam, Alprazolam, Bromazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam en Lorazepam. Deze advertenties zijn geplaatst in de periode van 31 januari 2016 tot en met 23 juli 2016. [3]
[getuige 1] [4] , [getuige 2] [5] , [getuige 3] [6] , [getuige 4] [7] hebben verklaard dat zij in de jaren 2015 en 2016 één of meer van de stoffen Methylfenidaat (Ritalin), Dexamfetamine, Temazepam, Oxazepam, Lorazepam hebben gekocht via het e-mailadres [emailadres] en dat zij deze per post of persoonlijk van een persoon die zich Wendy noemde, hebben ontvangen.
In een e-mailwisseling, waarbij gebruik is gemaakt van de e-mailadressen [emailadres] en [emailadres] , is in de periode van 9 februari 2016 tot en met 15 maart 2016 gecorrespondeerd over transacties van onder meer Temazepam, Flurazepam, Diazepam en Oxazepam. Ook wordt daarin gecorrespondeerd over transacties van "Dex". [8] In het geldkistje van [naam] is Dexamfetamine, Temazepam, Bromazepam Flurazepam en Oxazepam aangetroffen. [9]
Verdachte heeft op 22 augustus 2016 verklaard dat zij in januari 2015 is begonnen met het in- en verkopen van medicijnen, waaronder Diazepam, Dexamfetamine, Ritalin en Oxazepam, via het e-mailadres [emailadres] , dat zij medicijnen heeft verkocht aan meerdere personen, onder wie [naam] , en dat zij enkele maanden eerder veel doosjes met medicijnen heeft ingekocht, welke door de politie in beslag zijn genomen. [10] Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij op internet advertenties heeft geplaatst voor de verkoop van medicijnen en dat mensen daarop hebben gereageerd en geld hebben overmaakt, waarna zij hen de medicijnen heeft toegestuurd. Verder heeft zij verklaard dat dit onder meer om Dexamfetamine, Oxazepam, Lorazepam en Diazepam ging en dat de medicijnen in de doosjes zaten waar het etiket van de apotheek nog op zat en de bijsluiters nog in zaten. Ook heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij medicijnen heeft verkocht aan mensen die bij haar langskwamen en dat dit op straat gebeurde. [11] Op 23 augustus 2016 heeft verdachte verklaard dat zij een geregistreerd partnerschap heeft met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), dat [medeverdachte] gebruik maakt van hun zonnebankkamer en dat [medeverdachte] weet dat zij handelt in medicijnen. [12]
[medeverdachte] heeft op 15 augustus 2016 naar aanleiding van de vraag of hij een verklaring wilde afleggen over het strafbare feit, verklaard dat hij op "die dozen met medicijnen" moest passen. [13] Tevens heeft hij op 15 augustus 2016 verklaard dat hij woont op het adres [straatnaam] te Leeuwarden samen met zijn vrouw. [14] Op 25 augustus 2016 heeft [medeverdachte] verklaard dat een man hem medicijnen heeft gebracht en dat hij deze zou bewaren. [15]
De rechtbank acht op basis van de hiervoor samengevat weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van januari 2015 tot en met 15 augustus 2016 de stoffen Methylfenidaat, Dexamfetamine, Temazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam en Lorazepam opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad. Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 15 augustus 2016 de stoffen Methylfenidaat, Temazepam, Alprazolam, Bromazepam, Flunitrazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam, Lorazepam en Clonazepam opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van de voornoemde medicijnen acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging heeft gedaan met [medeverdachte] . De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , gericht op het aanwezig hebben van de medicijnen. Daartoe overweegt zij dat uit de samengevat weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat in de gezamenlijke woning van verdachte en [medeverdachte] een grote hoeveelheid medicijnen is aangetroffen, dat een man medicijnen bij [medeverdachte] heeft gebracht en [medeverdachte] deze zou bewaren en dat [medeverdachte] wist dat verdachte handelde in medicijnen. Voorts leidt de rechtbank uit de omstandigheden dat op 15 augustus 2016 onder de zonnebank in de woning van verdachte en [medeverdachte] dozen met medicijnen zijn aangetroffen, dat [medeverdachte] gebruik maakte van deze kamer en dat [medeverdachte] diezelfde dag naar aanleiding van de vraag of hij een verklaring wilde afleggen over het strafbare feit, heeft verklaard dat hij op "die dozen met medicijnen" moest passen, af dat [medeverdachte] wist dat in de inbeslaggenomen dozen medicijnen zaten. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte] op de hoogte was van de aanwezigheid van de medicijnen in de woning, waarin hij samen met verdachte (zijn geregistreerde partner) woonde en dat hij (evenals [verdachte] ) de beschikkingsmacht had over deze medicijnen.
Ten aanzien van het verkopen, afleveren en vervoeren van de stoffen Temazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam en Lorazepam, welke zijn vermeld op lijst II van de Opiumwet, acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Daartoe overweegt zij dat verdachte deze medicijnen gedurende een periode van anderhalf jaar op vrij grote schaal heeft verkocht aan meerdere afnemers. Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van een geregelde en stelselmatige verkoop van medicijnen. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte voor deze handel in medicijnen advertenties heeft geplaatst op internet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in het jaar 2015 en het jaar 2016 (tot en met 15 augustus 2016) te Leeuwarden
A.
meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd hoeveelheden van stoffen/materialen bevattende Methylfenidaat en Dexamfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
meermalen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van stoffen/materialen bevattende Methylfenidaat en Dexamfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
B.
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en
vervoerd hoeveelheden van stoffen/materialen bevattende Temazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam en Lorazepam, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
meermalen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van stoffen/materialen bevattende Temazepam, Alprazolam, Bromazepam, Flunitrazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam, Lorazepam en Clonazepam, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
A.
ten aanzien van het verkopen, afleveren en vervoeren van Methylfenidaat en Dexamfetamine
de voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het aanwezig hebben van Methylfenidaat en Dexamfetamine
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
B
ten aanzien van het verkopen, afleveren en vervoeren van Temazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam en Lorazepam
de voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en
ten aanzien van het aanwezig hebben van Temazepam, Alprazolam, Bromazepam, Flunitrazepam, Flurazepam, Diazepam, Oxazepam, Lorazepam en Clonazepam
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de duur van het voorarrest. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de door verdachte verkochte medicijnen niet illegaal waren, aangezien deze allemaal afkomstig waren van apothekers. Voorts heeft hij aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, dat zij door de burgemeester uit haar woning is gezet, dat zij geen gesubsidieerde huurwoning meer kan krijgen, dat het UWV haar uitkering heeft teruggevorderd en dat het UWV verdachte een boete heeft opgelegd. Al deze omstandigheden dienen volgens de raadsman strafverminderend te werken. Indien verdachte weer naar de gevangenis zou moeten, zou dat nog meer schulden opleveren en zou zij nooit meer uit deze situatie komen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de reclassering het recidiverisico laag acht en heeft geadviseerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Voorts heeft hij erop gewezen dat het verrichten van een taakstraf door de persoonlijke omstandigheden van verdachte moeilijk zal worden, maar dat dit niet onmogelijk is. Het verrichten van een taakstraf van 240 uren zal nog verder worden bemoeilijkt doordat verdachte de zorg heeft voor [medeverdachte] , aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over haar opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van anderhalf jaar op grote schaal slaapmiddelen en andere (zware) medicijnen verhandeld via internet. Daarnaast heeft zij samen met haar partner een grote hoeveelheid medicijnen aanwezig gehad in hun woning.
Deze medicijnen mogen alleen worden verstrekt door apotheken, nadat zij eerst door een arts zijn voorgeschreven. Deze procedure is bedoeld om ervoor te zorgen dat de medicijnen alleen worden gebruikt indien daar een medische reden voor is en dit gebruik ook op de juiste wijze gebeurt. Deze controle is onder meer nodig omdat sommige medicijnen niet voor iedereen geschikt zijn, sommige combinaties en doseringen van medicijnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid en sommige medicijnen een verslavende werking hebben. Door de medicijnen op illegale wijze te verhandelen heeft verdachte deze controle omzeild en heeft zij de gezondheid van de gebruikers van de medicijnen in gevaar gebracht. Dit is des te ernstiger omdat deze gebruikers vaak kwetsbare personen zijn. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad en zij heeft zich laten leiden door het financiële voordeel dat zij met de verkoop van de medicijnen kon behalen.
Uit het proces-verbaal blijkt dat het onderzoek naar de medicijnenhandel van verdachte is opgestart nadat het vermoeden was ontstaan dat zij meerdere malen medicatie had verkocht aan een vrouw die vermoedelijk in een psychose is geraakt en zelfmoord heeft gepleegd. Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte inderdaad medicijnen heeft verkocht aan deze vrouw. Uit het dossier blijkt echter niet dat er een verband bestaat tussen de verkoop van deze medicijnen en de dood van de vrouw.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte arbeidsongeschikt is ten gevolge van longproblemen (COPD) en dat zij reeds lange tijd psychische problemen heeft. De reclassering heeft geconcludeerd dat de kans op recidive laag gemiddeld is en dat reclasseringsinterventies niet geïndiceerd zijn. De reclassering heeft geadviseerd verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van een werkstraf en vraagt zich af of verdachte, gelet op haar lichamelijke en psychische problematiek en de zorgverantwoordelijkheid voor [medeverdachte] , in staat is een werkstraf naar behoren te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in beginsel het opleggen van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden rechtvaardigt, zoals ook door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om hiervan af te zien en te volstaan met een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (48 dagen). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zwaar is getroffen door de gevolgen van haar strafbare handelen. De burgemeester heeft haar huurwoning gedurende een periode van zes maanden gesloten, waardoor zij deze woning heeft verloren, en het UWV heeft de uitkering van verdachte teruggevorderd tot een bedrag van € 19.207,57. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf van de maximale duur. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte door haar psychische en lichamelijke problematiek en de zorg voor [medeverdachte] niet in staat is een taakstraf van lange duur te verrichten. Daarbij neemt zij in aanmerking dat bij het bepalen van de aard van de te verrichten werkzaamheden en de momenten waarop deze verricht dienen te worden rekening kan worden gehouden met deze omstandigheden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 192 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. A.W. Wassink, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2017.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2016233734, gesloten op 12 oktober 2016.
2.Het proces-verbaal van bevindingen PL0100-2016233734-15 d.d. 15 augustus 2016 (p. 90 t/m 93) en het proces-verbaal van bevindingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg 16-113 met bijlagen d.d. 17 augustus 2016 (p. 95, 98 en 101).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van de afdeling OSINT van eenheid Noord Nederland van de Nationale Politie d.d. 23 augustus 2016 (p. 157 t/m 159).
4.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 18 augustus 2016 (p. 300 t/m 303).
5.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 31 augustus 2016 (p. 318).
6.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 14 september 2016 (p. 321 en 322).
7.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 23 september 2016 (p. 324).
8.De uitdraaien van de e-mailwisseling tussen de e-mailadressen [emailadres] en [emailadres] (p. 269 t/m 276).
9.Het proces-verbaal van bevindingen PL0100-2016233734-53 d.d. 13 september 2016 (p. 149).
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 augustus 2016 (p. 332 en 333).
11.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 juni 2017.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 augustus 2016 (p. 336 en 338).
13.Het proces-verbaal van bevindingen PL0100-2016233734-16 d.d. 15 augustus 2016 (p. 106).
14.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 15 augustus 2016 (p. 347).
15.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 25 augustus 2016 (p. 351).