Op 10 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekers tegen kantonrechter mr. W. Huizing. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 10 maart 2017, naar aanleiding van een bericht van mr. Huizing dat er in een lopende civiele procedure vonnis zou worden gewezen. Verzoekers waren van mening dat mr. Huizing niet had ingegaan op hun verzoek om uitstel voor het geven van een reactie op de stukken van de wederpartij, wat volgens hen de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.
De rechtbank overwoog dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank stelde vast dat de beslissing van mr. Huizing om te berichten dat er vonnis zou worden gewezen een inhoudelijke beslissing was, die niet ter toetsing aan de wrakingskamer kon worden voorgelegd. Bovendien voerden verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden aan die zouden wijzen op vooringenomenheid van mr. Huizing. Daarom werd besloten dat een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek niet nodig was.
De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak, met zaaknummer 5485521 CV EXPL 16-15864, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank beval de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoekers en de gemachtigde van de Coöperatieve Woonvereniging 'De Middelhorst' U.A.