ECLI:NL:RBNNE:2017:2354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
18/830258-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige in opvoedingssituatie

Op 29 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een zevenjarig meisje, dat hij als opvoeder verzorgde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 3 tot en met 4 maart 2016, tijdens een logeerpartij bij de oom en tante van het slachtoffer, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar zoende op de mond en haar hand op zijn geslachtsdeel legde. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en consistent beoordeeld, en heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uren.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten meegewogen, evenals de impact op het slachtoffer en de rol van de verdachte als opvoeder. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft blijk gegeven van spijt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen zijn geacht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830258-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2017. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [pleegplaats], gemeente Loppersum, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2008), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit:
- het zoenen op/tegen de mond van die [slachtoffer] en/of
- het met zijn, verdachtes, hand(en) vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en het (vervolgens) leggen/plaatsen van die hand op/tegen zijn, verdachtes, penis/schaamstreek, zulks terwijl dat feit (telkens) werd begaan tegen zijn, verdachtes,
(stief)kind, althans een kind dat hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, in elk geval aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [slachtoffer] heeft meteen aan haar moeder verteld dat verdachte haar kusjes op de mond heeft gegeven. Een paar dagen later vertelde zij dat verdachte haar hand op zijn onderbroek op zijn geslachtsdeel had gelegd. Dit heeft zij eveneens verklaard tegen de politie tijdens een kindvriendelijk studioverhoor. Zij heeft voorts verklaard dat ze moest huilen en dat verdachte haar heeft getroost. Hoewel verdachte ter terechtzitting stelt zich niets meer te kunnen herinneren, heeft verdachte zes weken na het voorval bij de politie een verklaring afgelegd waarin hij zich nog wel bepaalde dingen kon herinneren. Hij heeft verklaard dat hij zichzelf aan het bevredigen was en dat [slachtoffer] op een bepaald moment begon te huilen, waarna hij haar troostte. De officier van justitie is van mening dat [slachtoffer] een geloofwaardige verklaring heeft afgelegd en dat de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, [slachtoffer]'s verklaring op bepaalde punten ondersteunt. Volgens de officier van justitie past de handeling dat verdachte haar hand heeft gepakt en deze op zijn geslachtsdeel heeft gelegd daarbij. Dat verdachte zich nu niets meer herinnert, maakt niet dat de officier van justitie twijfelt aan de verklaring van [slachtoffer]. De ten laste gelegde handelingen zijn in strijd met de sociaal-ethische norm en derhalve als ontuchtig aan te merken. De officier van justitie acht de ten laste gelegde ontuchtige handelingen derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachtes verklaring niet kan worden gezien als een bevestiging van enig misbruik door hem van [slachtoffer]. Hij heeft verklaard wat hij van [slachtoffer] heeft gehoord, namelijk dat hij haar hand op zijn onderbroek en geslachtsdeel heeft gelegd. Ook dat [slachtoffer] huilde heeft hij van haar gehoord. Zelf kan hij zich er niets van herinneren. Nu verdachte aldus heeft verklaard wat hij heeft gehoord van [slachtoffer], is deze verklaring afkomstig van dezelfde bron. De moeder heeft eveneens verklaard wat zij van [slachtoffer] heeft gehoord, zodat haar verklaring ook afkomstig is van dezelfde bron. De verklaring van [slachtoffer] is niet eenduidig. Zij is niet zeker dat zij het geslachtsdeel van verdachte heeft gevoeld, zodat het onduidelijk blijft wat er op de slaapbank is gebeurd. Over het zoenen heeft alleen [slachtoffer] verklaard en de vraag daarbij is in hoeverre het gaat om een handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm en derhalve ontuchtig is. Daarnaast is de vraag in hoeverre [slachtoffer] voorafgaand aan haar verklaring door anderen is beïnvloed. Ook verdachte lijkt door zijn beperking gemakkelijk beïnvloedbaar en verklaart wat mensen willen horen. Zijn verklaring kan niet als steunbewijs worden gebezigd. De raadsvrouw is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2016, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016070663 d.d. 24 juni 2016, inhoudende als verklaring van [naam]:
V: Namens wie doe jij aangifte?
A: Mijn 7-jarige dochter, [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2008.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen [verdachte], geboren op 21 februari 1985.
A: Ik wil aangifte doen, omdat hij mijn dochters handje heeft gepakt en tot tweemaal toe op zijn geslachtsdeel heeft gelegd. [slachtoffer] had gehuild omdat ze niet wilde dat hij haar hand op zijn geslachtsdeel legde.
V: Wanneer zou dit gebeurd moeten zijn?
A: Niet vorige week, maar die donderdag daarvoor in de vakantie. De avond, nacht, ochtend van donderdag 3 maart op vrijdag 4 maart 2016.
V: Waar zou dit gebeurd zijn?
A: In [pleegplaats] aan de [straatnaam].
A: Ik heb voor [slachtoffer] de deur van de auto opengedaan en toen kwam ze uit de auto en toen zei ze direct: 'Ik wil nooit weer naast [verdachte] slapen. Hij gaf mij kusjes en dan kreeg ik geen adem.'
V: Wanneer is dan het volgende, dat je weer iets hoort?
A; Dinsdag, 8 maart 2016 na schooltijd. Ik vroeg aan [slachtoffer]: 'Hoe was het slapen bij [naam] en [naam]?' Zij zei: 'Niet Leuk. [verdachte] heeft mijn hand op zijn dinkie gelegd. Ik heb mijn hand toen weggetrokken en toen heeft [verdachte] weer mijn hand gepakt en op zijn dinkie gelegd. Toen moest ik huilen.'
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van het studioverhoor d.d. 29 maart 2016, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
V: Jij ligt op bed, hoe weet je dat [verdachte] naast je op bed ligt?
A: dat voelde ik, want hij ging naast mij liggen. Aan zijn been. Dan voel ik dat met mijn voet.
V: Die keer dat jij op de slaapbank lag en [verdachte] lag naast jou.
A: Ja, en toen pakte hij mijn hand zo.
O: [slachtoffer] draait haar lichaam, waardoor ze met haar linkerzijkant naast de rechterzijkant van de verbalisant komt te staan. Vervolgens pakt ze met haar linkerhand de rechterpols van de verbalisant.
V: Hij pakte je hand bij de pols, deed je me net voor. Wat gebeurde er daarna met jouw hand, toen hij die bij de pols gepakt had?
A: Tegen ding aandoen. Toen wou ik weer loslaten, toen deed hij weer vast, weer los.
V: [slachtoffer] als jij zegt loslaten, wat had je vast dan?
A: Een onderbroek, met een piemel.
V: Hoe reageerde jij toen je voelde dat hij jouw hand op zijn onderbroek deed?
A: Huilen.
V: Maar die eerste keer deed hij jouw hand op zijn onderbroek. Hoe kwam jouw hand daar weer weg?
A: Ik ging zo trekken.
O: Maakt een losrukbeweging met haar hand.
A: En toen pakte hij hem weer vast. Toen deed hij zo en toen ging ik eventjes huilen.
V: Hoe kwam het dat je ging huilen [slachtoffer]?
A: Omdat ik wou dat hij het niet meer deed.
V: Want jij had mij ook nog iets verteld over dat hij jou een zoen had gegeven. Toen hij stonk naar bier.
A: Oh dat was echt vreselijk.
V: Wanneer was dat dan?
A: Dat was voor dat dat gebeurde. Eerst 1 zoen, toen de tweede zoen en derde was de ding.
V: En het derde was?
A: Die ene ding.
V: Derde was die ene ding?
A: Ja wat hij deed.
V: En waar gaf hij jou die zoen?
O: Wijst op haar mond met haar vinger.
V: En waarmee gaf hij jouw die zoen?
A: Op mijn lippen.
V: Oké en die tweede zoen, die hij jou gaf. Waar raakte hij jou toen?
A: Ook bij mijn lippen.
V: Waar was jij, toen hij jou die eerste zoen gaf?
A: Op slaapbank en de tweede zoen ook op de slaapbank.
V: Oké, dus ik begrijp, dat die 1e zoen en die 2e zoen en dat hij dan jouw hand pakt, dat dat allemaal is geweest op de slaapbank bij [naam] op de slaapkamer en dat je daar 1 keer op de slaapbank geweest bent. Klopt dat?
A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 april 2016, opgenomen op pagina 68 e.v. van het voornoemde dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: [slachtoffer] lag op [naam] zijn kamer. Zij lag op de slaapbank en toen was het raak.
V: Je gaat naar boven en je loopt wankel. Waar ben je naar toe gegaan?
A: [naam] sliep in het stapelbed en [slachtoffer] sliep eronder op de slaapbank. Ik lag daar en ik zat met mezelf te spelen. Ik was toe aan een hoe moet ik dat uitleggen?
V: Je lag daar? Waar?
A: Naast [slachtoffer].
V: Waar lag [slachtoffer]?
A: Gewoon op de slaapbank.
A: Ik had alleen mijn onderbroek aan.
A: Ik lag op mijn rug. Ik ging liggen en met mijzelf kloten.
V: Je doet zo.
O: verdachte maakt op en neer gaande beweging met zijn hand en arm richting zijn kruis.
V: Op welk moment schrok je ervan van wat er gebeurd was?
A: [slachtoffer] werd wakker en begon te huilen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit de aangifte van de moeder van [slachtoffer] komt naar voren dat [slachtoffer] direct na het logeren bij haar tante uit zichzelf heeft verteld dat ze nooit meer naast verdachte wilde slapen, omdat hij haar kusjes had gegeven en dat ze dan geen adem meer kreeg. Toen de moeder van [slachtoffer] een paar dagen later opnieuw vroeg hoe het logeren bij haar oom en tante was geweest, antwoordde [slachtoffer] dat het niet leuk was geweest. Op de vraag van haar moeder wat de reden was, antwoordde zij dat verdachte haar hand op zijn penis had gelegd. Zij vertelde dat zij haar hand toen had weggetrokken en dat verdachte daarna weer haar hand had gepakt en op zijn penis had gelegd. Ze gaf aan dat ze daarna moest huilen. De rechtbank heeft geconstateerd dat [slachtoffer] heeft geantwoord na het stellen van open vragen door haar moeder. Tijdens het verhoor van [slachtoffer], dat plaatsvond in een kindvriendelijke studio, heeft zij verklaard dat verdachte naast haar lag op de slaapbank, haar hand had beetgepakt en op zijn onderbroek neerlegde, waarna zij na doorvragen door de zedenrechercheur heeft aangegeven dat zij verdachtes penis heeft gevoeld. Zij heeft verklaard dat zij zich losrukte en dat hij opnieuw haar hand pakte en deze weer op zijn onderbroek op zijn penis legde. Hierna moest ze huilen. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] overeenkomt met hetgeen zij volgens haar moeder kort na het gebeuren heeft verklaard. Ook heeft zij tijdens het studioverhoor opnieuw verklaard over de zoenen op haar mond die verdachte haar heeft gegeven. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en inhoudelijk consistent. Voorts heeft verdachte, hoewel hij ter terechtzitting zegt dat hij zich niets meer kan herinneren, bij de politie verklaard over bepaalde gedragingen die hij zich een aantal weken na het gebeuren nog wel kon herinneren. Hij heeft onder meer verklaard dat hij op de slaapbank naast [slachtoffer] lag, dat hij zichzelf aan het bevredigen was en dat [slachtoffer] op een gegeven moment was gaan huilen. Hij had haar toen getroost. Naar het oordeel van de rechtbank passen de door hem genoemde gedragingen bij de situatie waarover [slachtoffer] heeft verklaard en is verdachtes verklaring zodoende ondersteunend voor de verklaring van [slachtoffer]. Dat hij zich niet meer het onderdeel zegt te herinneren dat hij haar hand had vastgepakt en op zijn onderbroek en geslachtsdeel heeft gelegd, doet daar niet aan af. Verdachte had blijkens zijn eigen verklaring behoefte aan seksuele bevrediging. Binnen die context past het zoenen op de mond en het leggen van de hand van [slachtoffer] op zijn geslachtsdeel. De rechtbank is voorts van oordeel dat het leggen van de hand van [slachtoffer] op zijn penis in strijd is met de sociaal-ethische norm, als ook -binnen de gegeven omstandigheden- het geven van de zoenen op de mond van [slachtoffer]. Gelet op de verklaring van [slachtoffer] is het zoenen op de mond zodanig lang geweest, dat niet meer gezegd kan worden dat dit gaat om een zoen in de familiaire sfeer. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ontuchtige handelingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [pleegplaats], gemeente Loppersum, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en
- het met zijn hand vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en het vervolgens leggen van die hand op zijn penis, zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een kind dat hij, verdachte verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, alsmede 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke (gevangenis)straf, indien de rechtbank tot een veroordeling komt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een zevenjarig meisje dat deel uitmaakte van een gezin, waarin hij als vader fungeerde. Tijdens een logeerpartij bij de oom en tante van het slachtoffer, waarbij verdachte samen met het slachtoffer in één logeerbed heeft geslapen, heeft hij in de nacht ontuchtige handelingen met het slachtoffer gepleegd. Hij heeft haar twee kussen op de mond gegeven, zolang dat zij geen adem meer kon halen en hij heeft tot twee maal toe haar hand vastgepakt en deze op zijn penis neergelegd. Door zijn handelwijze heeft verdachte in de eerste plaats het vertrouwen van een jong meisje in hem als opvoeder ernstig beschaamd en heeft hij bovendien de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden. Het is algemeen bekend dat dit ingrijpend is en ook na vele jaren nog nadelige psychische gevolgen met zich kan brengen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte, hoewel hij zegt zich niets van het feit te kunnen herinneren, wel verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Er is sprake van spijt en hij is schuldbewust. Het bekend worden van het gebeurde heeft veel consequenties gehad voor verdachte. Zijn relatie met de moeder van het slachtoffer is door haar beëindigd en zij heeft hem het huis uitgezet. Hierdoor ziet hij ook zijn eigen kinderen niet vaak meer. De reclassering geeft aan dat hij desondanks, en ondanks het feit dat verdachte zelf een kwetsbare en verstandelijk en lichamelijk beperkte man is, op dit moment zijn leven aardig op orde heeft. Er wordt een voorwaardelijke taakstraf geadviseerd zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van het feit en rekening houdend met de beperkte mate waarin de lichamelijke integriteit is geschonden, is de rechtbank van oordeel dat wat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen straf betreft, kan worden volstaan met de oplegging van een taakstraf. De rechtbank ziet wel aanleiding om daarnaast, ter voorkoming van herhaling, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2017.