ECLI:NL:RBNNE:2017:2248

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
18/671755-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en valsheid in geschrifte, vrijspraak na bewijsbeoordeling

Op 23 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. J.C.G. van der Wulp. De zaak betrof beschuldigingen van faillissementsfraude en valsheid in geschrifte. De verdachte werd verweten dat hij drie ontbindingsformulieren van vennootschappen valselijk had opgemaakt door onterecht aan te geven dat deze vennootschappen geen baten hadden op het moment van ontbinding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de formulieren naar waarheid waren ingevuld, waardoor er geen sprake was van vervalsing. Bovendien kon niet bewezen worden dat de verdachte betrokken was bij de faillissementsfraude die aan zijn medeverdachte werd verweten, aangezien deze medeverdachte ook was vrijgesproken van die beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen was en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige beoordeling van het bewijs en de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/671755-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 23 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 december 2105 en 9 juni 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.C.G. van der Wulp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 7 september 2012,
te Hoogeveen en/of te Beilen (gemeente Midden-Drenthe), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een of meer geschrift(en), te weten een formulier Inschrijving,
ontbinding vennootschap, rechtspersoon of maatschap met betrekking tot [naam bedrijf 1]
( [nummer] ) en/of een formulier Inschrijving, ontbinding vennootschap,
rechtspersoon of maatschap met betrekking tot [naam bedrijf 2] ( [nummer] ) en/of een
formulier Inschrijving, ontbinding vennootschap, rechtspersoon of maatschap
met betrekking tot [naam bedrijf 3] ( [nummer] ),
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het
oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken,
bestaande die valsheid (telkens) hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
op het/de vorenbedoelde ontbindingsformulier(en) in strijd met de waarheid
onder vraag 3.1 van dat formulier heeft/hebben aangekruist dat de betreffende
rechtspersoon op het moment van ontbinding geen baten had en vervolgens
voorzien van zijn, verdachtes, handtekening;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 19 november 2008 tot en met 5 juni 2012,
te Klazienaveen (gemeente Emmen) , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl [medeverdachte] bij vonnis van de Rechtbank te Assen van 19 november 2008
in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [medeverdachte] voornoemd, verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( een) bate(n) niet heeft verantwoord, te weten (een) geldbedrag(en) van in
totaal (ongeveer) EUR 319.230,66;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] , in of omstreeks de periode van 19 november 2008 tot en met 5 juni 2012,
te Klazienaveen (gemeente Emmen) en/of te Hoogeveen en/of te Beilen (gemeente Midden-Drenthe), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl [medeverdachte] voornoemd bij vonnis van de Rechtbank te Assen van 19 november 2008 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van [medeverdachte] voornoemd,
- ( een) bate(n) niet heeft verantwoord, te weten (een) geldbedrag(en) van in
totaal (ongeveer) EUR 319.230,66,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2008 tot en met 5 juni 2012, te Klazienaveen (gemeente Emmen) en/of te Hoogeveen en/of te Beilen (gemeente Midden-Drenthe), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, (onder meer)
- zich bij de Kamer van Koophandel ingeschreven/doen inschrijven als bestuurder en/of aandeelhouder van een of meer ondernemingen, te weten [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] , en/of
- [medeverdachte] de beschikking gegeven over de bankrekening(en) van vorenbedoelde ondernemingen door het verstrekken van (een) pinpas(sen).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 150 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij drie formulieren ter ontbinding van respectievelijk [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ) telkens valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door vraag 3.1 van de formulieren in strijd met de waarheid met ‘nee’ te (laten) beantwoorden.
Uit de in het dossier gevoegde ontbindingsformulieren [nummer] (ten aanzien van [naam bedrijf 1] ), [nummer] (ten aanzien van [naam bedrijf 2] ) en [nummer] (ten aanzien van [naam bedrijf 3] ) blijkt dat onder nummer 3.1 de volgende vraag wordt gesteld:
‘heeft de rechtspersoon op het moment van de ontbinding baten?’
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [naam bedrijf 1] noch [naam bedrijf 2] noch [naam bedrijf 3] op het moment van hun ontbinding baten hadden. Door het aankruisen van het vakje behorende bij het antwoord ‘nee’ op de drie formulieren is vraag 3.1 telkens conform de waarheid beantwoord en kan niet bewezen worden verklaard dat de drie formulieren valselijk zijn opgemaakt of zijn vervalst. Reeds om deze reden dient verdachte van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij vonnis van heden in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] geoordeeld dat onvoldoende vast is komen te staan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 319.230,66 baten behelzen die aan de curator verantwoord hadden moeten worden. Derhalve is van het plegen van bedrieglijke bankbreuk, zoals ten laste gelegd, door medeverdachte [medeverdachte] naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dit brengt mee dat verdachte het medeplegen van deze bedrieglijke bankbreuk noch de medeplichtigheid hieraan verweten kan worden. Dat verdachte in dit verband zelfstandig een verwijt zou kunnen worden gemaakt is gesteld noch gebleken. Ook voor dit feit zal verdachte derhalve worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juni 2017.
Mrs. Sikkema en Van der Lelie zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.