ECLI:NL:RBNNE:2017:2227

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
18/820177-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal en lokaalvredebreuk met oplegging van ISD-maatregel

Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal en lokaalvredebreuk, gepleegd op 8 april 2017 in Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een fles alcoholhoudende drank heeft weggenomen uit een supermarkt, terwijl hij eerder schriftelijk de toegang tot deze supermarkt was ontzegd. Tijdens de zitting op 8 juni 2017 heeft de verdachte bekend, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar oordeel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte niet voldeed aan de voorwaarden van eerdere straffen. De uitspraak is gedaan na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en het advies van de reclassering, die een onvoorwaardelijke ISD-maatregel adviseerde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820177-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/820323-15 en 16/268054-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren in 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 april 2017, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening aan een supermarkt
aan de [straatnaam] heeft weggenomen een fles alcoholhoudende drank (merk:
Safari), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 april 2017, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, opzettelijk een fles alcoholhoudende drank, merk: Safari, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte
en welk(e) fles drank/goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde
rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te
verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden,
en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 8 april 2017, te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, in een besloten lokaal, te weten een supermarkt gelegen [straatnaam]
en in gebruik bij [naam supermarkt] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte wederrechtelijk is
binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 20 januari 2017 schriftelijk de
toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van 1 jaar.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 april 2017, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017090258 d.d. 10 april 2017, inhoudende de verklaring van [naam] ;
3. een schriftelijk stuk, te weten een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier en ondertekend door [naam] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 8 juni 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 8 april 2017 in de [naam supermarkt] aan [straatnaam] in Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 april 2017, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Aangifte huisvredebreuk middels het algemeen formulier.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een aangifteformulier huisvredebreuk, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier en ondertekend door [naam] :
Bedrijfsnaam: [naam supermarkt] supermarkten
Adres: [straatnaam] , [plaats] .
Op 8 april 2017 te Groningen heb ik de genoemde persoon aangehouden als verdacht van overtreding van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk). Deze persoon gaf mij op te zijn: [verdachte] . Aangever verklaart gerechtigd te zijn tot het doen van aangifte en verklaart dat de genoemde persoon zich wederrechtelijk in voornoemd perceel ophield.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een ontzegging, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier en ondertekend voor ontvangst door [verdachte] , inhoudende:
In overleg met de politie Groningen delen wij u mede dat wij u verbieden onderstaande bedrijven, met alles wat daarbij hoort te betreden of zich daar op te houden.
[naam supermarkt]
[straatnaam]
[plaats]
Mocht u in de panden van ons bedrijf worden aangetroffen, dan zullen wij Justitie verzoeken een strafvervolging tegen u in te stellen als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.
De ontzegging zal ingang vinden d.d. 20-01-2017.
De ontzegging zal eindigen d.d. 19-01-2018.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 april 2017, te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aan een supermarkt aan de [straatnaam] heeft weggenomen een fles alcoholhoudende drank (merk: Safari), toebehorende aan [naam supermarkt] ;
2.
hij op 8 april 2017, te Groningen, in een besloten lokaal, te weten een supermarkt gelegen aan [straatnaam] en in gebruik bij [naam supermarkt] , wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 20 januari 2017 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van 1 jaar.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal;
2. het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel met eventueel bijzondere voorwaarden en is van mening dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel thans niet opportuun is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zeer gemotiveerd is voor een behandeling en dat verdachte in het verleden al stappen heeft gemaakt in zijn behandeling. Een voorwaardelijke ISD-maatregel zal, anders dan een voorwaardelijke straf, voldoende druk bij verdachte teweeg brengen om zich deze keer wel aan de voorwaarden te houden en de behandeling te voltooien.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendomsrecht van het winkelbedrijf en voor overlast gezorgd in het betreffende filiaal.
Ondanks een aan de verdachte opgelegde winkelontzegging, heeft verdachte een filiaal van de [naam supermarkt] bezocht. Het negeren van een dergelijk verbod zorgt voor overlast bij het winkelpersoneel.
Uit het (17 pagina’s tellende) uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 mei 2017 blijkt dat verdachte sinds 2013 herhaaldelijk is veroordeeld voor onder andere vermogensdelicten. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van het plegen van de thans bewezen verklaarde feiten in meerdere proeftijden liep.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. Verdachte voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 1 primair door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland in het voorlichtingsrapport d.d. 7 juni 2017 en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Geadviseerd wordt de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Verdachte is bekend met periodieke dakloosheid en hij heeft een uitkering. Verdachte heeft sinds 2015 in verband met zijn alcoholafhankelijkheid vijf klinische opnames ondergaan, veelal in een justitieel kader. Ondanks de motivatie en inzet van verdachte, hebben de opnames en andere begeleiding niet tot het gewenste effect geleid. Verdachte heeft steeds tegen het advies in of na terugval in alcoholgebruik de klinische opnames beëindigd, waarna hij opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte werkte eerder mee aan reclasseringsinterventies op het gebied van zorg, maar onttrok zich evenzovele malen uiteindelijk aan de voorwaarden. Het delictgedrag van verdachte is beperkt tot frequente overlastgevende kleine criminaliteit. Sinds 1 april 2015 wordt verdachte aangemerkt als veelpleger. Het recidiverisico en het risico dat verdachte zich onttrekt aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen heil in een voorwaardelijke ISD, aangezien een dergelijke maatregel voor de verdachte een te vrijblijvend karakter heeft.
Hoewel verdachte zich gemotiveerd heeft opgesteld tegenover (eerdere en toekomstige) behandelingen en begeleiding, stelt de rechtbank vast dat de in het verleden opgelegde voorwaardelijke straffen niet tot langdurige gedragsverandering en recidivevermindering hebben geleid.
Gelet op een en ander acht de rechtbank onvoorwaardelijke oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank merkt daarbij op dat de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan het oplossen van de verslavingsproblematiek van verdachte.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Ten aanzien van parketnummer 18/820323-15
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 29 februari 2016, gewezen door de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 maart 2016.
Ten aanzien van parketnummer 16/268054-14
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 9 februari 2015 gewezen door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is verdachte veroordeeld -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 februari 2015. Bij vonnis van 4 juli 2016, gewezen door de politierechter in deze rechtbank, is de proeftijd verlengd met een jaar.
Nu de rechtbank zal overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/820323-15:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 29 februari 2016.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 16/268054-14:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht d.d. 9 februari 2015.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Gerding, voorzitter, mr. A. Fokkema en
mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2017.