Op 22 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en het voorhanden hebben van wapens. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 februari 2016 te Assen, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een buurvrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte openlijk geweld hebben gepleegd door de buurvrouw te slaan met de vuist. De rechtbank verwierp het beroep op putatief noodweer, omdat de verdachte niet had gehandeld uit zelfverdediging, maar uit een wens om verhaal te halen. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en een semi-automatisch pistool, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarbij de tijd in verzekering werd afgetrokken van de straf. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende informatie was over de eigen schuld van de benadeelde partij. De rechtbank baseerde haar oordeel op de artikelen 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.