ECLI:NL:RBNNE:2017:2108

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
18/820087-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met bedreiging in Groningen

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 12 juni 2017 een man uit Assen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, wegens diefstal en bedreiging met geweld. De verdachte heeft op 16 februari 2017 in Groningen elektrische tandenborstels gestolen uit een winkel en daarbij een klant bedreigd met de woorden "I am gonna cut you, I've got a knife". De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij de goederen heeft teruggelegd na betrapt te zijn. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging zwaar meegewogen, gezien de gevoelens van angst en onveiligheid die dit bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor winkeldiefstallen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden zoals het volgen van taallessen en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de proeftijd vastgesteld op drie jaar en de vordering van de officier van justitie gevolgd, met inachtneming van de rapportages van de reclassering die de problemen van de verdachte op het gebied van huisvesting en integratie in de samenleving belichten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820087-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2017, in de gemeente Groningen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gevestigd aan de
[straatnaam] ([naam bedrijf]) heeft weggenomen een of meer electrische tandenborstels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam bedrijf], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer1], zijnde een klant van genoemde winkel, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte voornoemde [slachtoffer1]
dreigend de woorden heeft toegevoegd "I am gonna cut you, i've got a knife"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij de elektrische tandenborstels heeft weggenomen. Pas toen hij werd aangesproken door de getuige heeft verdachte de elektrische tandenborstels teruggelegd. Van vrijwillige terugtred is dan ook geen sprake. Verdachte heeft ter zitting voorts bekend dat hij de getuige heeft bedreigd. Of dat in of buiten de winkel is geweest, is niet relevant.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, nu verdachte het feit heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 februari 2017, opgenomen op pagina 16 van het dossier met nummer 2017042330 d.d. 16 februari 2017, inhoudende de verklaring van [naam];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 16 februari 2017, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 februari 2017, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een relatering van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 februari 2017, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ([naam bedrijf]) heeft weggenomen elektrische tandenborstels, toebehorende aan [naam bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1], zijnde een klant van genoemde winkel, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd "I am gonna cut you, I've got a knife".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie meent evenwel dat een uitzondering op de geadviseerde beperking van de toelage van verdachte moet worden gemaakt, voor zover het de financiering van de taallessen betreft. De officier van justitie heeft bij deze eis rekening gehouden met de ernst van het feit, het gegeven dat verdachte op weg is naar een veelplegerstatus, de oriëntatiepunten van het LOVS en het advies van de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie, behoudens de gevorderde proeftijd en de formulering van de uitzondering op de door de reclassering geadviseerde beperking van de toelage van verdachte. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld met oplegging van een groot aantal bijzondere voorwaarden, hetgeen thans noodzakelijk is om verdachte zijn leven op orde te laten krijgen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de proeftijd kan worden beperkt tot twee jaren indien genoemde bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. Tot slot zou de uitzondering op de beperking van de maandelijkse toelage die verdachte van zijn vader ontvangt zodanig geformuleerd moeten worden, dat de toelage in overleg met de reclassering voor alle noodzakelijke kosten (niet alleen de kosten van taallessen) incidenteel kan worden verhoogd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 16 februari 2017 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal gevolgd door bedreiging met geweld bij het [naam bedrijf] aan de [straatnaam] in Groningen. Verdachte heeft, nadat hij door een klant werd aangesproken op de diefstal, weliswaar de gestolen goederen teruggelegd, maar deze klant ook bedreigd met de woorden "I am gonna cut you, I've got a knife", toen duidelijk werd dat de klant hem niet wilde laten gaan. Ondanks deze bedreiging heeft de klant verdachte door de binnenstad achtervolgd, waarna verdachte uiteindelijk door medewerkers van Stadstoezicht is aangehouden. De rechtbank rekent verdachte met name de bedreiging zwaar aan, omdat dit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van
2 mei 2017 waaruit blijkt dat hij in de afgelopen twee jaren herhaaldelijk voor winkeldiefstallen onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de rapporten van de reclassering van
10 mei 2017 respectievelijk 23 mei 2017 waarin wordt gerelateerd over de problemen van verdachte op het gebied van huisvesting, drugsgebruik en integratie in de Nederlandse samenleving en voorts over zijn financiële afhankelijkheid ten opzichte van zijn vader. De reclassering is van mening dat deze problemen een bepalende rol spelen bij het delictgedrag van verdachte en heeft in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf een groot aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd om verdachte te ondersteunen bij het oplossen van voornoemde problemen. Verdachte heeft met de advisering van deze bijzondere voorwaarden ingestemd.
De rechtbank heeft tot slot gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS die voor een winkeldiefstal met bedreiging met geweld in geval van frequente recidive uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank acht een gevangenisstraf van vier maanden in deze zaak passend, maar zal, gezien de rapporten van de reclassering, een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Een van deze bijzondere voorwaarden betreft medewerking aan gezamenlijk overleg tussen de reclassering en/of de woonbegeleiding en de vader van verdachte over beperking van de maandelijkse toelage die hij van zijn vader ontvangt tot € 200,- à € 400,- gedurende de periode dat verdachte verblijft bij een instelling voor begeleid wonen. Een andere voorwaarde is dat verdachte taallessen Nederlands dient te volgen en dit zelf dient te betalen. Verdachte heeft aangegeven dat hij van een toelage van € 200,- tot € 400,- deze taallessen niet kan betalen. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht een uitzondering in de bijzondere voorwaarden op te nemen, opdat de maandelijkse toelage incidenteel, in overleg met de reclassering, kan worden verhoogd in verband met de betaling van noodzakelijke kosten. De rechtbank is van oordeel dat de huidige formulering van de bijzondere voorwaarden daarvoor echter al ruimte biedt en zal derhalve geen uitzondering opnemen.
De rechtbank zal vanwege de documentatie van verdachte de proeftijd op drie jaren stellen. Zij ziet, in tegenstelling tot de raadsman, in de omvang van de bijzondere voorwaarden geen reden om een kortere proeftijd te bepalen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 29 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van de VNN, Overcingellaan 19 te Assen, en zich blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan intake en behandeling door de forensische polikliniek van de VNN, of een andere instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich zal laten opnemen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten het Jan Arendshuis te Assen, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zal meewerken aan toezicht op de naleving van dit verbod door middel van wangslijm- en urinecontroles;
5. dat de veroordeelde zal meewerken aan het gezamenlijk met de reclassering en/of de woonbegeleiding opnemen van telefonisch contact met zijn in Italië wonende vader, de heer [naam];
6. dat de veroordeelde inzage zal geven in zijn financiën en zal meewerken aan gezamenlijk overleg met de reclassering en/of de woonbegeleiding met zijn vader over beperking van de maandelijkse toelage die hij van zijn vader ontvangt tot € 200,- à € 400,- gedurende de periode dat verdachte is opgenomen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
7. dat de veroordeelde een zorgverzekering zal afsluiten en voor de betaling daarvan zal zorgen;
8. dat de veroordeelde Nederlandse taallessen zal volgen, zulks ter bepaling van de reclassering, en de kosten hiervan zal voldoen;
9. dat de veroordeelde zal meewerken aan activerende begeleiding van Werkpro of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Draagt de reclassering van VNN op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juni 2017.