ECLI:NL:RBNNE:2017:2024

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
18-720128-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan het telen van paddenstoelen met bijzondere voorwaarden

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het telen van paddenstoelen. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.A.S. Jansen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De tenlastelegging betrof het telen, verkopen en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder hennep, hasj en paddo's, in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 in de gemeente Ooststellingwerf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het verzorgen van de paddenstoelen, maar heeft het primair ten laste gelegde niet bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de strafbaarheid van zijn handelingen, maar dat dit niet uitsloot dat hij opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan leefstijltrainingen en een meldplicht bij de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op basis van de beschikbare bewijsmiddelen heeft beoordeeld en de verdachte van het meer of anders ten laste gelegde heeft vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720128-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Veenendaal. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15.442,3 gram hennep en/of ongeveer 1.566,0 gram hasj en/of ongeveer
1.640,7 gram paddo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasj en/of psilocybe cubensis, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of buiten het grondgebied van Nederland gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15.442,3 gram hennep en/of ongeveer 1.566,0 gram hasj en/of ongeveer
1.640,7 gram paddo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasj en/of psilocybe cubensis, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de paddenstoelen (paddo's) te verzorgen, drugs in te pakken en postpakketen met drugs weg te
brengen naar het postkantoor.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken nu van medeplegen geen sprake is geweest. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie tot bewezenverklaring gerekwireerd in die zin dat verdachte medeplichtig is geweest bij het telen, aanwezig hebben, verkopen en uitvoeren van paddenstoelen. Door het verzorgen van de paddenstoelen en het voor [medeverdachte] versturen van postpakketten, wetende dat de medeverdachte het plan had drugs te gaan verkopen, heeft verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op de medeplichtigheid ter zake de verkoop en uitvoer van paddenstoelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Verdachte is slechts enkele keren betrokken geweest bij het verzorgen van paddenstoelen en bij het inpakken van bakjes met substraat voor de paddenstoelen, hetgeen een onvoldoende bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte oplevert om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde geldt dat het enkele keren verzorgen van de
paddenstoelen te weinig is om van daadwerkelijke ondersteuning zoals vereist bij medeplichtigheid te kunnen spreken. Verder was verdachte niet op de hoogte van de illegaliteit van de werkzaamheden en bestond bij hem geen opzet op het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2015, opgenomen op pagina 415 van het dossier met nummer 2015130234-1, d.d. 11 april 2016, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 mei 2015 werden in een loods aan [adres] te [pleegplaats] paddo's aangetroffen, die onder [medeverdachte] in beslag zijn genomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 mei 2015, opgenomen op pagina 444 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
We hebben de inbeslaggenomen paddo's genummerd en gewogen. Het totaal bedraagt 1.640,7 gram
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 4 november 2015, opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 mei 2015 is door mij een sporenonderzoek verricht in een bedrijfspand aan [adres] te [pleegplaats].
(p. 477) Daarbij heb ik van diverse daar aangetroffen paddenstoelen monsters genomen die ik heb veiliggesteld onder de nummers [AAHT4055NL] t/m [MHT4057NL] en [AAHT4002NL] t/m [AAHT4005NL]. Deze monsters zijn voor onderzoek verzonden naar het NFI te Den Haag.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.06.08.024, d.d. 24 juni 2015, opgenomen op pagina 508 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. I. Kuiper, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
(p. 512) Monsters [AAHT4055NL] t/m [MHT4057NL] en [AAHT4002NL] t/m [AAHT4005NL] zijn paddenstoelen die behoren tot een van nature psilocine en/of psilocybine bevattende soort uit het paddenstoelengeslacht Psilocybe. De verkregen DNA-merkers matchen met de in de NFI database opgenomen DNA-merkers van de op de
markt aangeboden paddenstoelensoort Psilocybe cubensis. Paddenstoelen van de soort Psilocybe cubensis staan op lijst II behorend bij de Opiumwet.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 1 februari 2016, opgenomen op pagina 684 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
O: Op 7 mei 2015 werd in een loods aan [adres] te [pleegplaats] een illegale paddenstoelenkwekerij aangetroffen.
V: Wie was eigenaar van deze paddenstoelenkwekerij?
A: Dat was ik.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. d.d. 12 mei 2015, opgenomen op pagina 662 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
A: Op de vraag of ik afstand wil doen van de drugs welke zijn aangetroffen op 7 mei 2015 in de door mij gehuurde loods aan [adres] te [pleegplaats] verklaar ik dat ik daar afstand van doe.
A: Ik doe afstand van de paddo’s.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 12 juni 2015, opgenomen op pagina 609 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
V: In de loods aan [adres] in [pleegplaats] is een paddenstoelenkwekerij aangetroffen. Wat kan je daarover vertellen?
A: Daar heb ik [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) een paar keer mee geholpen.
A: Ik heb een aantal keren [medeverdachte] geholpen bij het verzorgen van paddenstoelen in zijn kwekerij.
V: En het drogen van deze paddenstoelen dan?
A: Ook in dezelfde ruimte als van de kwekerij. [medeverdachte] oogstte deze paddenstoelen zelf.
V: Wat is er met de gedroogde paddenstoelen gebeurd?
A: Ik denk dat [medeverdachte] deze via zijn webshop heeft verkocht.
A: [medeverdachte] werd steeds crimineler.
A: Hij zou alleen maar substraat verkopen maar kennelijk kon hij veel geld verdienen met het kweken/telen van paddenstoelen.
8. De door verdachte op de terechtzitting van 9 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb een aantal keren geholpen bij het verzorgen van paddenstoelen in de kwekerij van [medeverdachte]. Ik heb een aantal malen bakjes met paddenstoelen-substraat water gegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de strafbaarheid van het telen van natte paddenstoelen. De omstandigheid dat verdachte niet zou hebben geweten dat hetgeen hij deed strafbaar was staat echter niet aan het aannemen van opzet in de weg. Bij een delict als het onderhavige is boos opzet niet vereist.
De rechtbank leidt uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd af dat verdachte weet had van de criminele intenties van de medeverdachte, dat hij wist dat de medeverdachte paddenstoelen kweekte, droogde en dat hij in ieder geval vermoedde en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de medeverdachte de paddenstoelen ook verkocht. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte de medeverdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het telen door de paddenstoelen te verzorgen. De rechtbank acht de handelingen van verdachte van zodanige betekenis, dat verdachte als medeplichtige van het misdrijf, door daarbij opzettelijk behulpzaam te zijn, dient te worden aangemerkt.
Voor zover de verdediging de strafbaarheid van het verzorgen van natte paddenstoelen heeft willen betwisten, wijst de rechtbank dat op grond van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van de Opiumwet, lijst II, en het Besluit van 17 november 2008 houdende wijziging van lijst I en II Opiumwet met toelichting daarop. Hieruit volgt dat strafbaarstelling wat betreft paddo’s zijnde paddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten zoals de Psilocybe cubensis niet beperkt is tot handelingen ten aanzien van gedroogde paddenstoelen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de verkoop en uitvoer van de paddenstoelen Verdachte heeft postpakketjes voor [medeverdachte] verstuurd, maar dat deze postpakketjes drugs hebben bevat kan niet uit wettige bewijsmiddelen worden afgeleid.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
een persoon in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1.640,7 gram van een materiaal bevattende psilocybe cubensis, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk behulpzaam is geweest, door de paddenstoelen (paddo's) te verzorgen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair Medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een eventuele strafoplegging onder meer rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte het onderzoek niet heeft tegengewerkt, maar in alle eerlijkheid een verklaring heeft afgelegd en de omstandigheden dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is medeplichtig geweest aan het telen van paddenstoelen, door behulpzaam te zijn door het verzorgen van de paddenstoelen. Daardoor heeft hij bijgedragen aan het in de samenleving brengen van de voor de volksgezondheid schadelijke stoffen.
De rechtbank acht hiervoor de oplegging van een werkstraf als gevorderd door de officier van justitie in beginsel passend.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 4 mei 2017. Daaruit blijkt dat er ten tijde van het feit bij verdachte op verschillende leefgebieden (onder meer voor wat betreft middelengebruik) problemen waren, maar dat verdachte sindsdien op vrijwel al die leefgebieden stabiliteit heeft verkregen. De reclassering adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht en de leefstijltrainingen Leefstijl 24/7 en de CoVa training.
De rechtbank zal het advies van de reclassering opvolgen en zal daartoe een voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur opleggen.
Gelet op het geringe aandeel in het strafbare feit van verdachte, zijn verbeterde persoonlijke omstandigheden, het tijdsverloop sinds het plegen van het feit en de omstandigheid dat het volgen van de trainingen in totaal 54 uren in beslag zal gaan nemen, ziet de rechtbank geen reden om aan verdachte tevens een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Van overschrijding van de redelijke termijn, zoals gesteld door de raadsman is geen sprake. De eerste vervolgingshandeling jegens verdachte heeft plaatsgevonden op 12 juni 2015 toen hij voor het eerst is verhoord. De behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft binnen twee jaren daarna plaatsgevonden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 40 uren onbetaalde arbeid.

Bepaalt, dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na deze uitspraak zal melden bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland aan de Oostergoweg 6 te Leeuwarden, (telefoonnummer 058-2847647), en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zal deelnemen aan de training Leefstijl 24/7;
3. dat de veroordeelde zal deelnemen aan de CoVa training.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2017.
Mr. Blom en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.