In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 februari 2015 tot en met januari 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De verdachte heeft onder andere zijn vingers en penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer gebracht en haar vagina en borsten gestreeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik, wat ernstige gevolgen heeft voor de ontwikkeling en het vertrouwen van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld en dat hij vrijwillig hulp heeft gezocht. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier van justitie was gevorderd, omdat zij minder feiten bewezen achtte dan de officier van justitie had gesteld. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet bevolen, omdat het risico op recidive als laag werd ingeschat.