ECLI:NL:RBNNE:2017:2021

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
18-730155-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, het verwerken en verkopen van softdrugs en het voorhanden hebben van wapens, munitie en vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, het verwerken en verkopen van softdrugs, en het voorhanden hebben van wapens, munitie en vuurwerk. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in [woonadres], werd bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 mei 2015 in de gemeente Ooststellingwerf opzettelijk een hoeveelheid van ongeveer 10,066 gram MDMA (XTC) en 1,818 gram cocaïne aanwezig had, alsook een aanzienlijke hoeveelheid hennep, hasj en paddo's in een pand aan [adres 1]. Daarnaast had hij professioneel vuurwerk van categorie III voorhanden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging gerechtvaardigd op basis van de verklaringen van de verdachte, de resultaten van forensisch onderzoek en de aangetroffen middelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Tevens werd een geldboete van €500 opgelegd voor het voorhanden hebben van vuurwerk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730155-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 14,943 gram XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of 1,818 gram cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15.442,3 gram hennep en/of ongeveer 1.566,0 gram hasj en/of ongeveer
1.640,7 gram paddo's, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasj en/of psilocybe cubensis, (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 07 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen en/of
- een wapen van categorie I onder 3, te weten een ploertendoder en/of
- een of meer wapen(s) van categorie II onder 6, te weten gasbusjes met pepperspray en/of
- een of meer wapen(s) van categorie I onder 1, te weten stiletto's en/of
- munitie van categorie III, te weten een centraal kogelpatroon merk Remington, kaliber 223;
4.
hij op of omstreeks 07 mei 2015 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, immers heeft hij toen 3 stuks professioneel vuurwerk van categorie III (flash bangers) opgeslagen en/of voorhanden gehad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 (voor wat betreft 2 stuks vuurwerk) ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Het onder 1 ten laste gelegde is te bewijzen op grond van de verklaring van verdachte dat hij de middelen als XTC en cocaïne heeft gekocht, de uitslagen van testen die de politie op de middelen heeft uitgevoerd en het uiterlijk van de betreffende pillen.
Het onder 2 ten laste gelegde is te bewijzen voor wat betreft het telen van paddenstoelen,
het aanwezig hebben van paddenstoelen, hennep en hasj en het verkopen en uitvoeren van deze middelen.
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu niet te bewijzen is dat de betreffende pillen XTC en MDMA hebben bevat, nu deze daarop niet door het NFI zijn onderzocht.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gesteld dat de verkoop en uitvoer van drugs niet kan worden bewezen, nu niet is gebleken dat er daadwerkelijk postpakketjes met daarin drugs (naar adressen in het buitenland) zijn verzonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 oktober 2015, opgenomen op pagina 536 e.v. van het dossier met nummer 2015130234-1, d.d. 11 april 2016, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 mei 2015 vond in de woning van [verdachte] aan [adres 2] te [pleegplaats] een doorzoeking plaats waarbij werden aangetroffen 10,066 gram MDMA (XTC) en 1,818 gram cocaïne.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 augustus 2015, opgenomen op pagina 545 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 25 augustus 2015 werden door ons verbalisanten de vermoedelijk verdovende
middel en getest conform het daarvoor bestemde protocol. Voor het testen van het genomen monster werd gebruik gemaakt van de test van MMC International EV. Ook werd gebruik gemaakt van de Marquis en de Ruybal test. De Marquis test is geschikt voor het testen van Amfetamine, MDMA en Heroïne. De Ruybal test is geschikt voor het testen van Cocaïne.
Uit de tests bleek dat in totaal 10,066 gram van het testmateriaal waarschijnlijk de werkzame stof MDMA (XTC) bevatte en 1,818 gram van het testmateriaal waarschijnlijk cocaïne.
3. De door verdachte op de terechtzitting van 9 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de in de tenlastelegging genoemde middelen gekocht onder de aanname dat het cocaïne en XTC was. Het is juist dat ik bij de politie heb verklaard dat ik de betreffende middelen voor eigen gebruik heb gekocht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 12 mei 2015, opgenomen op pagina 662 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(p. 663) V: Wil je ook afstand doen van de drugs welke in jouw woning werden aangetroffen?
A: Ja ik doe daar van afstand. Het betreffen hier XTC pillen en poeder en een hoeveelheid MDMA.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2015, opgenomen op pagina 415 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 mei 2015 werden in een loods aan [adres 3] te [pleegplaats] henneptoppen, hasj en paddo's aangetroffen, die onder [verdachte] in beslag zijn genomen.
In ruimte 4 van de loods werden meerdere gesloten pakketten aangetroffen. Op deze pakketten stonden adressen vermeld. De inhoud van deze poststukken waren in plastic vacuüm gezogen en vervolgens geseald in folie.
Poststuk 18,1, [adresgegevens] te United Kingdom, met als inhoud: gedroogde paddo's, bruto gewicht 123,7 gram en netto 112 gram.
Poststuk 18,2, [adresgegevens] te United Kingdom, met als inhoud: gedroogde
paddo's, bruto gewicht 123,0 gram en netto 112 gram.
Poststuk 18,3, [adresgegevens] te Malaysia, met als inhoud:
henneptoppen, bruto gewicht 123,4 gram en netto 100 gram.
Poststuk 18,4, [adresgegevens] te Germany, met als inhoud: henneptoppen,
bruto gewicht 127,6 gram en netto 100 gram.
Poststuk 18,5, [adresgegevens] te United Kingdom, met als inhoud:
henneptoppen, bruto gewicht 167,0 gram en netto 128 gram.
Poststuk 18,6, [adresgegevens] te Germany, met als inhoud: henneptoppen,
bruto gewicht 40,2 gram en netto 28 gram.
Poststuk 18,7, adresgegevens niet goed leesbaar, foto mislukt, [adresgegevens] te Germany, met als inhoud: gedroogde paddo's.
Poststuk 18,8, [adresgegevens] te United Kingdom, met als inhoud: henneptoppen, bruto gewicht 300 gram en netto 250 gram.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2015, opgenomen op pagina 321 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Via de trap kwam ik uit in ruimte vier. Ik zag dat dit een open zolder was. Ik zag dat daar twee tafels stonden. Ik zag dat er enkele gesloten poststukken op tafel 1 lagen die kennelijk nog verzonden dienden te worden. Ik zag dat er adressen op deze poststukken stonden. Ik zag op tafel 2 het volgende liggen:
- een grijze bak met daarin allemaal gesealde grijze zakken;
- een open poststuk met daarin een gesealde inhoud. De geadresseerde van dit poststuk was [naam] Bolsano Italië;
- een poststuk/doosje, welke geadresseerd was aan [naam], UK, met, naar nader onderzoek bleek, een gesealde inhoud van 25 gram henneptoppen.
(p. 324) Ik zag dat er aan de wand van de zolder meerdere a viertjes hingen met daarop meerdere adressen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 mei 2015, opgenomen op pagina 444 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
We hebben de inbeslaggenomen hasj, wiet en paddo's genummerd en gewogen. De totalen bedragen het volgende: hennep 15.422,3 gram, hasj 1.566,0 gram en paddo's 1.640,7 gram.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 4 november 2015, opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 mei 2015 is door mij een sporenonderzoek verricht in een bedrijfspand aan [adres 1] te [pleegplaats].
(p. 477) Daarbij heb ik van diverse daar aangetroffen paddenstoelen monsters genomen die ik heb veiliggesteld onder de nummers [AAHT4055NL] t/m [MHT4057NL] en [AAHT4002NL] t/m [AAHT4005NL]. Deze monsters zijn voor onderzoek verzonden naar het NFI te Den Haag.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.06.08.024, d.d. 24 juni 2015, opgenomen op pagina 508 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. I. Kuiper, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
(p. 512) Monsters [AAHT4055NL] t/m [MHT4057NL] en [AAHT4002NL] t/m [AAHT4005NL] zijn paddenstoelen die behoren tot een van nature psilocine en/of psilocybine bevattende soort uit het paddenstoelengeslacht Psilocybe. De verkregen DNA-merkers matchen met de in de NFI database opgenomen DNA-merkers van de op de
markt aangeboden paddenstoelensoort Psilocybe cubensis. Paddenstoelen van de soort Psilocybe cubensis staan op lijst II behorend bij de Opiumwet.
6. De door verdachte op de terechtzitting van 9 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
De in de loods aangetroffen hasj, hennep en paddenstoelen waren van mij. De hasj en hennep heb ik gekocht en verwerkt en de paddenstoelen heb ik gekweekt. Ik was bezig met het opzetten van een postorderbedrijf voor de verkoop van deze drugs. De adressen, zoals vermeldt op de op de zolder aangetroffen lijsten, zijn van personen die hebben gereageerd op een advertentie van mij die ik had geplaatst op een speciale website. De pakketjes met drugs erin en etiketjes erop moesten worden verstuurd.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 23 januari 2016, opgenomen op pagina 764 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 oktober 2015, opgenomen op pagina 785 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op donderdag 7 mei 2015 werden in de woning van [verdachte] aan [adres 2] te [pleegplaats] 2 stuks zelfgemaakt vuurwerk/explosieven aangetroffen en in beslag genomen. Tevens overhandigde verdachte aan verbalisant nog een stuk zelfgemaakt voorwerk, identiek aan de twee stuks eerder in beslag genomen vuurwerk.
Op 15 juni 2015 zijn de voorwerpen (onder SIN nummer AAG00419NL) door de EOD voor nader onderzoek overbracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
2. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.06.08.024, d.d. 28 augustus 2015, (opgenomen op p. 787 e.v. van voornoemd dossier) opgemaakt door dr. M. Koeberg, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn/haar verklaring:
(p. 795) Onder de aanname dat het cilinder in onderzoeksmateriaal (met nummer AAG00419NL) bedoeld is voor vermakelijkheidsdoeleinden (pyrotechnisch artikel ter vermaak) kan het worden getypeerd als vuurwerk.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de op het NFI aanwezige kennis en ervaring kan onderzoeksmateriaal worden getypeerd als een flashbanger van categorie 3 van het Vuurwerkbesluit. Flashbangers zijn niet aangewezen als toegestaan consumentenvuurwerk.
3. De door verdachte op de terechtzitting van 9 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het is juist dat ik dat vuurwerk voorhanden had.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat zich in het onderhavig stafdossier geen deskundigenrapport bevindt waaruit onomstotelijk blijkt dat de bij verdachte aangetroffen middelen MDMA en cocaïne hebben bevat. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelende ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat sprake is van (middelen bevattende) MDMA en cocaïne.
De middelen zijn op het politiebureau onderworpen aan respectievelijk een MMC Crystal meth/ XTC test en een MMC cocaïnetest, hetgeen ten aanzien van beide soorten middelen een positief testresultaat heeft gegeven. Daar komt bij dat verdachte - die verklaard heeft dat hij de middelen voor eigen gebruik aanwezig had - vanuit de daarmee verband houdende deskundigheid als gebruiker - heeft verklaard dat hij de middelen heeft gekocht onder de aanname dat het om XTC en cocaïne ging. Ten aanzien van de MDMA (XTC) acht de rechtbank het feit bewezen voor wat betreft het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 10.066 gram van een materiaal bevattende MDMA, nu de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid van 14,943 gram XTC niet overeenkomt met de hoeveelheid van 10,066 gram als vermeld in het hierboven genoemde proces-verbaal verdovende middelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank - anders dan de raadsman - tevens de verkoop van de betreffende middelen bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte via internet een aanbod heeft gedaan tot de verkoop van drugs en dat dit aanbod kennelijk is geaccepteerd door de geadresseerden van de aangetroffen postpakketten. Aldus heeft verdachte de drugs verkocht. De omstandigheid dat verdachte de drugs nog niet geleverd heeft doet hieraan niet af.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (een deel van) de bij hem aangetroffen hoeveelheden drugs heeft uitgevoerd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring voor wat betreft 2 stuks vuurwerk. De rechtbank acht het feit bewezen ten aanzien van 3 stuks vuurwerk. Immers, de politie heeft 2 stuks in de woning van verdachte aangetroffen waarna verdachte een derde, identiek aan de andere twee, aan verbalisanten heeft overhandigd. Ook het NFI-onderzoek heeft betrekking gehad op drie stuks vuurwerk.

Bewezenverklaring

De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging van feit 2 verschillende strafbare feiten zijn opgenomen. Met het oog op de inzichtelijkheid van de bewezenverklaring zal de rechtbank de bewezenverklaring splitsen.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 10,066 gram van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en 1,818 gram cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
A. hij op 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15.442,3 gram hennep en ongeveer 1.566,0 gram hasj en ongeveer 1.640,7 gram van een materiaal bevattende psilocybe cubensis, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
B. hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk heeft verwerkt (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
C. hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk heeft geteeld en verwerkt (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1.640,7 gram van een materiaal bevattende psilocybe cubensis, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
D. hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid (van meer dan 30 gram) van een materiaal bevattende psilocybe cubensis, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen en
- een wapen van categorie I onder 3, te weten een ploertendoder en
- een of meer wapen(s) van categorie II onder 6, te weten gasbusjes met pepperspray en
- een of meer wapen(s) van categorie I onder 1, te weten stiletto's en
- munitie van categorie III, te weten een centraal kogelpatroon merk Remington, kaliber 223;
4.
hij op 7 mei 2015 te [pleegplaats], gemeente Ooststellingwerf, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, immers heeft hij toen 3 stuks professioneel vuurwerk van categorie III (flash bangers) opgeslagen en voorhanden gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2, A Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2, B Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2, C Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
2, D Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
4. Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - gepleit deze te beperken tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van hard- en softdrugs en het verwerken en verkopen van softdrugs. Het is algemeen bekend dat zowel hard- als softdrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien gaat de handel in drugs vaak gepaard met andere vormen van (verwervings)criminaliteit.
Daarnaast heeft verdachte verboden wapens, munitie en vuurwerk voorhanden gehad.
De rechtbank acht voor deze (combinatie van) feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet hierop en vanwege het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te noemen duur opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de volgende artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot:
Betaling van een
geldboete ten bedrage van € 500,00(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2017.
Mr. Blom en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.