ECLI:NL:RBNNE:2017:2006

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
18-740011-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor brandstichting en inbraken in vereniging

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 24 mei 2017 een minderjarige verdachte veroordeeld voor brandstichting en drie inbraken, die allen in vereniging zijn gepleegd. De verdachte, geboren in 2003, kreeg een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbonden. Tevens werden twee vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte aansprakelijk zijn gesteld voor de schade, aangezien de verdachte ten tijde van de feiten nog geen 14 jaar oud was.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk brand stichten op 29 november 2016 in de gemeente Opsterland, waarbij een kliko en een gedeelte van een kunstgrasveld in brand zijn gestoken. Daarnaast werden drie inbraken in sportcomplexen en een bedrijfspand ten laste gelegd, waarbij goederen zijn weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere niet-veroordelingen. De Raad voor de Kinderbescherming maakte zich zorgen over de sociale en emotionele ontwikkeling van de verdachte, wat leidde tot de aanbeveling voor toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank volgde dit advies en legde een taakstraf op, evenals een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte verantwoordelijk werden gesteld voor de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740011-17
ter berechting gevoegd parketnummer 18/006177-17
ad informandum gevoegde parketnummers 18/740011-17 en 18/006177-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 29 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht doordat hij en/of zijn mededader open vuur in aanraking heeft gebracht met afval en/of papier, althans met een brandbare stof, wat zich in een kliko bevond, ten gevolge waarvan die kliko en/of een gedeelte van een kunstgrasveld geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat kunstgrasveld en/of andere - in de buurt van die kliko - aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Opsterland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een kliko en / of een gedeelte van een kunstgrasveld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [voetbalvereniging] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de kantine van een sportcomplex heeft weggenomen een kassa en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tennisclub] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed en/of geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 7 december 2016 te [pleegplaats] , in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een stalling /garagebox heeft weggenomen een golfkar (Handicart, groen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [golfclub] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft / hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen golfkar onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4. parketnummer: 18/006177-17
primair
hij op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand heeft weggenomen een fooienpot met inhoud en/of een zakmes en/of een of meer afstandsbediening(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [golfclub] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die fooienpot (met inhoud), dat zakmes en/of die afstandsbediening(en) onder zijn/hun bereik hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand heeft weggenomen een fooienpot met inhoud, een zakmes en meerdere afstandsbedieningen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [golfclub] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fooienpot met inhoud, zakmes en meerdere afstandsbedieningen onder zijn/haar/hun bereik
hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Opsterland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte geconcludeerd dat het onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte de onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 mei 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016353807 Z d.d. 24 december 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] namens [voetbalvereniging] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 november 2016, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016353807 Z d.d. 24 december 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] namens [tennisclub] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 december 2016, opgenomen op pagina 84 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016353807 Z d.d. 24 december 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] namens [golfclub] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 januari 2017, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017006615 d.d. 15 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] namens [golfclub].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 29 november 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht doordat hij en zijn mededader open vuur in aanraking hebben gebracht met een brandbare stof, dat zich in een kliko bevond, ten gevolge waarvan die kliko en een gedeelte van een kunstgrasveld gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
hij op 26 november 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de kantine van een sportcomplex heeft weggenomen een kassa en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [tennisclub], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 7 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een stalling /garagebox heeft weggenomen een golfkar (Handicart, groen), toebehorende aan [golfclub], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4. primair
hij op 3 januari 2017 te [pleegplaats], gemeente Opsterland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand heeft weggenomen een fooienpot met inhoud en een zakmes en afstandsbedieningen, toebehorende aan [golfclub], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die fooienpot met inhoud, dat zakmes en die afstandsbedieningen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair
Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4 primair
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, het volgen van onderwijs, het meewerken aan diagnostiek en eventueel het meewerken aan een ambulante behandeling alsmede toezicht door de Jeugdreclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte een voorzichtige positieve ontwikkeling gaande is. Er is in het civiele traject en in overleg met verdachte een hulpverleningsplan opgesteld. Daarbij zijn veel voorwaarden gesteld. Hoewel er inhoudelijke argumenten zijn om ook in het strafrechtelijk kader hulpverlening aan te bieden, kan het zijn dat het risico van overvragen te groot wordt. Desalniettemin acht de raadsman oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke straf op zijn plaats. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of de voorwaardelijk op te leggen straf een taakstraf of een jeugddetentie moet zijn. Wel verzet de raadsman zich tegen de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevoorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden, dit gelet op de leeftijd van verdachte, de korte periode en de bijzondere omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en drie inbraken, allen in vereniging begaan. Door zijn handelen heeft verdachte te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft hij overlast en schade veroorzaakt.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) blijkt dat de Raad zich grote zorgen maakt over de sociale en emotionele ontwikkeling van verdachte. Verdachte heeft antisociale vrienden en hij heeft een verstoorde relatie met zijn moeder, stiefvader en zus. Op emotioneel gebied kent verdachte geen stabiliteit en veiligheid. Hij heeft diverse ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt en het is op dit moment onduidelijk wat de impact daarvan is geweest op zijn ontwikkeling.
De Raad heeft het vermoeden dat de gedragsproblemen mede zijn ontstaan als gevolg van deze ingrijpende gebeurtenissen en het gebrek aan adequate begeleiding van verdachte in deze situaties. De Raad is van mening dat nader onderzoek noodzakelijk is. Het gedrag van verdachte is ook een reden tot zorg. Verdachte handelt impulsief, heeft moeite met het overzien van situaties en het overzien en aanvaarden van de consequenties van bepaald gedrag. Ook valt het de Raad op dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen handelen en op korte termijn denkt. Verdachte heeft tevens moeite met het zich conformeren aan regels en heeft in een kort tijdbestek veel politiecontacten gehad. De Raad denkt dat het belangrijk is dat er hulp komt voor verdachte, waarbij aandacht zal zijn voor genoemde zorgen. Om die reden adviseert de Raad de maatregel toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen. Om verdachte de consequentie van zijn handelen te laten ervaren, vindt de Raad een (deels voorwaardelijke) werkstraf daarnaast passend.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf passend en geboden is. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld jeugdreclasseringstoezicht opleggen. De duur van de voorwaardelijke straf zal echter van aanzienlijk lagere duur zijn dan door de officier van justitie gevorderd, dit gelet op verdachtes jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder veroordeeld is. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] namens [tennisclub], tot een bedrag van € 1.293,92 ter zake van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [benadeelde] namens [voetbalvereniging], tot een bedrag van € 400,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier vanjustitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] ([tennisclub]) in zijn geheel toewijsbaar is. De vordering van [voetbalvereniging] kan tot een bedrag van € 218,50 worden toegewezen; voor het overige dient deze vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen, maar de helft van het eventueel toe te kennen bedrag aan verdachte op te leggen en de rest aan de mededader. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de ouders van verdachte tot betaling te veroordelen, dit in verband met de leeftijd van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, hoewel beide vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, deze moeten worden afgewezen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het strafproces zich niet leent voor behandeling van de vorderingen, nu deze niet eenvoudig van aard zijn aangezien verdachte destijds 13 jaar oud was en zijn ouders verantwoordelijk voor de schade zijn. Verdachtes ouders voeren geen gezamenlijke huishouding en verdachte woonde niet bij de ouders toen hij de bewezenverklaarde feiten pleegde. Het is daarom maar zeer de vraag of de ouders tot betaling kunnen worden veroordeeld.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een bedrag van € 1.293,92 gevorderd. Voornoemd bedrag is opgebouwd uit de posten 'kapotte ramen', 'kapotte dorpel en plaat plaatsen' en 'kassa en telefoon'. Uit de vordering blijkt dat de post 'kapotte ramen' betrekking heeft op drie datums, te weten 29 november 2016, 26 november 2016 en 6 januari 2017. Uit de bijgevoegde rekeningen blijkt niet welke schade betrekking heeft op de bewezenverklaarde feiten. Voorts blijkt niet waarop de factuur van [naam bedrijf 1] betrekking heeft en de post 'kassa en telefoon' is niet onderbouwd. Tot slot is het de rechtbank niet duidelijk waarop de pinbon van de [naam bedrijf 2] betrekking heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. en het onder ad informandum 1. bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 250,00. De rechtbank zal de vordering tot de helft van dit bedrag, zijnde € 125,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 november 2016, toewijzen en het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren..
De benadeelde partij [voetbalvereniging] heeft een bedrag van € 400,00 gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is, met uitzondering van de post 'vervanging cilinders en nieuwe sleutels kleedboxen', voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden ter hoogte van € 218,50 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder ad informandum 2. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom voor de helft, zijnde € 109,25, worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2016. Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan personen onder de veertien jaar kan een gedraging niet als onrechtmatige daad worden toegerekend (art. 6:164 van het Burgerlijk Wetboek). Op grond van artikel 6:169 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind uitoefent aansprakelijk voor de schade aan een derde toegebracht. Voor ouders van kinderen tot en met 13 jaar geldt een risico-aansprakelijkheid. Deze geldt ook voor uithuisgeplaatste of elders verblijvende kinderen.
Nu verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, worden de vorderingen op grond van artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering geacht te zijn gericht tegen zijn ouders [naam vader] en [naam moeder]. De ouders zijn daarom aansprakelijk voor betaling van de toegewezen bedragen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 47, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair, 2., 3. en 4. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een werkstraf voor de duur van 60 uren.De werkstraf moet binnen 6 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een jeugddetentie voor de duur van één maand.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen.
3. dat de veroordeelde zal meewerken aan een psychologisch onderzoek en zich gedurende de proeftijd ambulant zal laten behandelen, indien en zolang voornoemde reclasseringsinstelling dit nodig acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam vader] en [naam moeder], mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 125,00 (zegge: honderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2016.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[voetbalvereniging]toe en veroordeelt de ouders van verdachte, [naam vader] en [naam moeder], mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 109,25 (zegge: honderdnegen euro en vijfentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2016.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [voetbalvereniging] voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.C. Koelman en mr. F. Sieders, kinderrechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2017.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.