ECLI:NL:RBNNE:2017:1999
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in een zaak betreffende dierenporno
Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben en verspreiden van dierenporno. De tenlastelegging omvatte onder andere het anaal en vaginaal penetreren van een persoon door een dier, en het in bezit hebben van 541 afbeeldingen en 7 gegevensdragers met ontuchtige handelingen waarbij een mens en een dier betrokken zijn. Tijdens de zitting op 23 mei 2017 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd werd door een officier van justitie.
De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld aan de hand van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was en niet voldeed aan de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de term "afbeelding van een ontuchtige handeling" niet voldoende concreet was en dat er een duidelijke beschrijving van de afbeeldingen ontbrak. Dit was in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die vereist dat de tenlastelegging een opgave bevat van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van tijd, plaats en omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A.H.M. Dölle, en de andere rechters mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting op 6 juni 2017.