Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[B],
1.Het procesverloop
2.De feiten
[straatnaam-a] :
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker [A] een verzoek ingediend om een billijke vergoeding toe te kennen na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door verweerster [B]. De kantonrechter heeft op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij [A] primair verzocht om een billijke vergoeding van € 38.180,16 bruto en subsidiair om herstel van de arbeidsovereenkomst. De opzegging van de arbeidsovereenkomst vond plaats met toestemming van het UWV, waarbij [B] bedrijfseconomische redenen heeft opgegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [B] op 1 april 2017 is ontbonden en feitelijk is opgehouden te bestaan. De kantonrechter heeft de argumenten van [A] dat [B] onjuiste informatie aan het UWV heeft verstrekt, niet onderbouwd geacht. De kantonrechter concludeert dat de opzegging niet in strijd is met artikel 7:669 lid 3 sub a BW, en dat er geen recht op een billijke vergoeding bestaat. Het verzoek van [A] is afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van [B].