In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2016 in Leek opzettelijk brand heeft gesticht in haar eigen woning. De verdachte, geboren in 1969, werd bijgestaan door haar advocaat, mr. U. van Ophoven, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aansteken van brandbare materialen, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de omliggende percelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte brand had gesticht, maar sprak haar vrij van de strafverzwarende omstandigheid van levensgevaar, omdat er onvoldoende bewijs was dat er daadwerkelijk levensgevaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 348 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op begeleiding en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid en het advies van deskundigen.