Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de verspreiding van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 augustus 2015 meermalen afbeeldingen heeft verspreid en in bezit heeft gehad die seksuele gedragingen vertoonden waarbij personen betrokken waren die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W. Schoo, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij niet op zoek was naar kinderporno en dat deze afbeeldingen als bijvangst moeten worden beschouwd, zich bewust was van de risico's die hij nam door zich in chatruimtes te begeven en niet alle afbeeldingen te controleren. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onderdeel dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het plegen van dit misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 180 uren.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een ambulante behandeling. De in beslag genomen goederen, waaronder een tablet en twee mobiele telefoons, zijn onttrokken aan het verkeer, omdat deze in verband stonden met het gepleegde feit.