ECLI:NL:RBNNE:2017:1896

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
18/930230-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met glazen in de hals van aangever

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging doodslag. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 21 augustus 2016 in Meppel met kracht twee glazen in de hals van het slachtoffer heeft geslagen, waarbij één glas brak. Dit handelen leverde een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer op, gezien de kwetsbaarheid van de halsregio. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte zozeer op de dood van het slachtoffer gericht waren, dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 239 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en aan hem werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leven en de vergoeding van de schade aan het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich zeer onverantwoordelijk had gedragen en dat zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze had geschonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930230-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Chr.T. Pittau, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.W. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een of meer (gebroken) drinkglazen, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, in de nek en/of de hals heeft gestoken, geslagen en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Meppel aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een of meer (gebroken) drinkglazen, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, in de nek en/of de hals te steken, te slaan en/of te snijden.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een of meer (gebroken) drinkglazen, althans een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, in de nek en/of de hals heeft gestoken, geslagen en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachte bewust en met kracht twee glazen in de nek van aangever sloeg. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat de hals een regio is waar grote bloedvaten lopen. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor een verwonding in de nek van de aangever zou ontstaan, waaraan aangever zou komen te overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De raadsman heeft primair aangevoerd dat er geen sprake is van voorwaardelijke opzet op de dood van het slachtoffer. Hij heeft daarbij vooropgesteld dat aan de betrouwbaarheid van een groot deel van de getuigenverklaringen kan worden getwijfeld, waardoor die verklaringen grotendeels buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Uit de resterende getuigenverklaringen valt af te leiden dat verdachte het slachtoffer heeft weggeduwd, vastgepakt en dat zij vervolgens zijn gevallen. Uit de resterende getuigenverklaringen valt met name niet af te leiden dat sprake is geweest van het ‘met kracht slaan’, zodat voorwaardelijk opzet op de dood niet kan worden bewezen. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat uit het dossier kan worden opgemaakt dat verdachte zich niet bewust was van het feit dat hij glazen in zijn handen had toen hij aangever wegduwde en vastpakte. De raadsman wijst daarbij naar de verklaring van [naam]. Hij heeft betoogd dat de afwezigheid van bewustheid op dit punt tot gevolg heeft dat het voorwaardelijk opzet niet kan worden bewezen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood, nu niet gezegd kan worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het breken van het glas in de hals van aangever. Blijkens de verklaringen had verdachte immers twee glazen in zijn hand waarvan er slechts één is gebroken. Meer subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op het Porsche-arrest en daarbij verwezen naar HR 15 oktober 1996, NJ 1997,199. De raadsman heeft betoogd dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever niet heeft aanvaard, omdat de verdachte door zijn handelen zelf ook de kans liep op ernstig letsel. Hij heeft daarbij aangevoerd dat het naar algemene ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat verdachte het risico dat hij zelf gewond zou raken ook heeft aanvaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betwiste betrouwbaarheid van de in het dossier aanwezige getuigenverklaringen als volgt. In het dossier bevinden zich meerdere verklaringen van getuigen die (voor een deel) op verzoek van de verdediging nader zijn bevraagd bij de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt dat, hoewel de verklaringen op een aantal ondergeschikte punten verschillen, een meerderheid van de verklaringen op hoofdlijnen gelijkluidend is en dat zij hetzelfde verklaren als getuige [naam]. Bovendien betreffen dit grotendeels onafhankelijk getuigen, zo ook getuige [naam]. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die verklaringen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 augustus 2016, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier met nummer PL0100 - 2016239042 d.d. 1 september 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Op 21 augustus 2016 was ik uit in Meppel. Ik zag dat een man twee glazen in zijn handen hield. Ik zag dat hij in beide handen zo'n glas vasthield. Ik zag dat hij zijn beide handen, met de glazen naar boven bracht. Ik voelde dat hij met kracht de glazen in mijn hals drukte. Ik zag dat hij dit met beide glazen tegelijkertijd deed. Ik voelde dat de man de glazen doordrukte. Vervolgens voelde ik aan de linkerkant van mijn hals een stuk huidvlees. Ik voelde dat dit los zat, een soort flap. Ik zag vervolgens dat mijn hand onder het bloed zat en tevens zag ik dat mijn shirt onder het bloed zat.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik voelde het glas links in mijn nek breken.
3. Een geneeskundige verklaring met betrekking tot [slachtoffer], op 18 oktober 2016 opgemaakt en ondertekend door J. Dekker, forensisch arts, voor zover inhoudende, als verklaring:
Snijletsel in de hals kan (afhankelijk van de positie en van de snijdiepte) ernstige gevolgen hebben, doordat zich in dat gebied bloedvaten bevinden die relatief dicht aan de oppervlakte liggen. Doorsnijding, met een bloeding die fataal had kunnen verlopen, had in dit geval een reëel gevolg kunnen zijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2016, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]:
Op 21 augustus 2016 in Meppel zag ik dat de blonde man zijn armen spreidde met in beide handen nog een glas bier. Hij drukte zijn armen naar voren richting de nek van de Marokkaanse jongen. Hij drukte met grote snelheid, met een slaande beweging, de twee glazen richting de nek van de Marokkaanse jongen. Hij gebruikte kracht, bij de nek drukte hij de glazen fijn. Hij drukte door, ook toen de glazen knapten.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken.
Op 21 augustus 2016 was er sprake van een aanvaring tussen aangever en verdachte. Verdachte had op dat moment in beide handen een glas vast. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met kracht beide glazen naar de nek van aangever bracht. De kracht die verdachte daarbij toepaste was dusdanig dat het glas aan de linkerzijde van de nek van aangever brak. Aangever heeft hierdoor diverse snijwonden in zijn hals en nek opgelopen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier op de dood van aangever- aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt voorop dat het drukken van een scherp voorwerp in de hals zonder meer een aanmerkelijke kans op de dood oplevert, daar zich in de hals grote bloedvaten bevinden die bij doorsnijding fatale gevolgen kunnen hebben.
Uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat verdachte een slaande beweging maakte in de richting van het slachtoffer, dat hij dit met kracht deed, en dat hij aangever, nadat het glas kapot was gegaan, stevig bleef vasthouden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
De stelling van de verdediging gebaseerd op getuige [naam], die verklaard heeft dat enkel sprake zou zijn van wegduwen en vasthouden en dat hij de volle overtuiging had dat verdachte geen enkel benul had van de glazen in zijn handen toen hij aangever wegduwde, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt voorts dat het krachtig en met snelheid slaan met een glas, de aanmerkelijke kans op het breken van dat glas met zich mee brengt. Het enkele feit dat in dit geval één van de twee glazen niet is gebroken, doet daar niet aan af.
De raadsman heeft voorts een beroep gedaan op het Porsche-arrest. De strekking van voornoemd arrest is dat in gevallen waarin de verdachte zelf het risico loopt op fataal letsel, hij dit risico tevens moet hebben aanvaard, hetgeen naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is. In het onderhavige geval is het op zichzelf mogelijk dat verdachte door te handelen als hiervoor omschreven, zichzelf zou verwonden. Verdachte hoefde naar algemene ervaringsregels echter niet te vrezen dat hij door zijn handelen het leven zou laten. De mogelijkheid dat hij zichzelf zou verwonden staat niet aan de aanname van voorwaardelijk opzet in de weg. Het verweer wordt verworpen. Het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 augustus 2016 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met drinkglazen, in de nek en de hals heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair Poging doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij de AFPN.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht, indien de rechtbank dit wenselijk acht. Voor het geval de rechtbank dit niet voldoende mocht vinden, heeft de raadsman verzocht om daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur die gelijk is aan het voorarrest op te leggen. Daarnaast zou een taakstraf van de maximale duur kunnen worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door de reclassering d.d. 24 oktober 2016 opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 21 augustus 2016 schuldig gemaakt aan poging doodslag door met glazen in de hals van aangever te slaan. Verdachte gebruikte daarbij zoveel kracht dat één glas in de nek van aangever is gebroken. Hierdoor heeft aangever meerdere snijwonden opgelopen, met blijvend letsel, ontsierende littekens in zijn hals en nek, tot gevolg. Dat aangever dit voorval heeft overleefd, is niet te danken aan het handelen van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat er geen enkele aanleiding was voor dergelijk buitensporig geweld. Verdachte heeft zich daarmee zeer onverantwoordelijk gedragen.
Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze de lichamelijk integriteit van het slachtoffer geschonden. Het onderhavig feit vond plaats in het uitgaansleven ten overstaan van vele omstanders. Deze omstanders zijn ongewild getuige geweest van deze geweldsuitbarsting. Dit soort gewelddadige feiten schokken de rechtsorde en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder, zij het langer geleden, is veroordeeld voor een overtreding van de Wegenverkeerswet, een strafbaar feit waarbij alcoholgebruik door de verdachte een rol speelde.
Hoewel de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, is de rechtbank van oordeel dat er omstandigheden zijn om in aanzienlijke mate hiervan af te wijken.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 oktober 2016. In het rapport komt onder meer naar voren dat er zich in het leven van verdachte geen grote problemen voordoen en hij een stabiel leven leidt.
Voorts neemt de rechtbank ten voordele van verdachte mee dat hij uit eigen beweging de schade van slachtoffer heeft vergoed. Hiermee heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet. Ook heeft hij ter zitting aangegeven graag met het slachtoffer in gesprek te gaan via Slachtoffer in Beeld.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij is gestopt met het nuttigen van alcohol, hij heeft inzicht gegeven in zijn psychische problematiek en heeft zelf het initiatief genomen tot een behandeling door een psychiater. Daarnaast heeft verdachte een nieuwe baan gevonden, nadat hij door zijn detentie door zijn vorige werkgever is ontslagen.
Gelet op de ernst van het feit en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, te weten meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport. De rechtbank zal tevens een alcoholverbod voor de duur van de proeftijd aan het voorwaardelijke strafdeel koppelen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van de maximale duur opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 239 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich zal melden voor een intake, en indien geïndiceerd zal laten behandelen bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN) te Hoogeveen, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 3 jaren zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed-, urine- en/of speekselonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.
Mr. Th.A. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.