RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18.930263-16
vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling zaaknummer: 99.000449-31
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te PI [naam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 januari, 11 april en 9 mei 2017.
De verdachte is telkens verschenen en werd bijgestaan door mr. S. Boufadiss, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 december 2015 te [pleegplaats] , althans in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning/atelier aan/nabij de [straatnaam] heeft weggenomen - een of meer schilderijen en/of - een of meer stukken Chinees porselein, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- na het aanbellen bij die woning en nadat die [slachtoffer 1] had opengedaan die woning zijn/is binnengedrongen en/of binnengelopen en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar polsen hebben/heeft vastgepakt en/of hebben/heeft vastgehouden en/of - een vitrinekast hebben/heeft kapotgeslagen en/of
- de alarmknop van die [slachtoffer 1] hebben/heeft afgepakt en meegenomen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer anderen op of omstreeks 27 december 2015 te [pleegplaats] , althans in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning/atelier aan/nabij de [straatnaam] hebben/heeft weggenomen
- een of meer schilderijen en/of
- een of meer stukken Chinees porselein,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of die ander(en) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] of die ander(en),
- na het aanbellen bij die woning en nadat die [slachtoffer 1] had opengedaan die woning zijn/is binnengedrongen en/of binnengelopen en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar polsen hebben/heeft vastgepakt en/of hebben/heeft vastgehouden en/of
- een vitrinekast hebben/heeft kapotgeslagen en/of
- de alarmknop van die [slachtoffer 1] hebben1heeft afgepakt en meegenomen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 december in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door het ter beschikking stellen van een auto aan die [medeverdachte] en/of die ander(en) en/of het overhandigen van het adres van die [slachtoffer 1] aan die [medeverdachte] en/of die ander(en) en/of het ophalen en/of verbergen van de buit;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2015 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met enig brandbaar/ontvlambaar onderdeel van een aan/nabij de [straatnaam] staande auto ( [automerk] ), ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die auto staande andere auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2015 tot en met 14 december 2015 te Enkhuizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto [automerk] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid (motor)brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5.
hij op of omstreeks 23 november 2015 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (motor)brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
6.
hij op of omstreeks 23 november 2015 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kentekenplaten ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie heeft verwezen naar de betreffende aangiftes en de belastende verklaringen van [medeverdachte] en [getuige] .
De officier van justitie heeft geen waarde toegekend aan de verklaring van verdachte dat een onbekend gebleven persoon de overval op mevrouw [slachtoffer 1] met [medeverdachte] heeft gepleegd. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig mede nu verdachte nagenoeg geen informatie over deze persoon heeft gegeven terwijl verdachte -naar zijn zeggen- ruim drie uren met deze onbekend gebleven persoon in een auto heeft doorge-bracht. Verdachte is volgens zijn verklaring immers met [medeverdachte] en die onbekend gebleven persoon vanuit zijn woonplaats [woonplaats] in een auto naar Harderwijk gereden om daar de buit van de overval uit de bij de overval gebruikte auto op te halen. Verdachte is vervolgens met [medeverdachte] en die onbekend gebleven persoon teruggereden en heeft de buit in zijn woning opgeborgen.
Verdachte dient van de feiten 2 en 6 te worden vrijgesproken nu het wettige bewijs daartoe ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat verdachte blijft bij zijn ontkenning de overval op mevrouw [slachtoffer 1] te hebben gepleegd ondanks de voor hem belastende verklaringen van [medeverdachte] en [getuige] .
De raadsvrouw acht de verklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar. [medeverdachte] heeft geen of vage herinneringen aan wat kort voor de overval of kort daarna is gebeurd. De herinneringen die [medeverdachte] wel heeft komen naar haar oordeel uit het dossier en zijn bovendien niet onderbouwd met enig objectief bewijs. Ook de omstandigheid dat [medeverdachte] zwaar onder invloed was van middelen maakt zijn verklaring onbetrouwbaar. De verklaring van [medeverdachte] kan daarom niet bijdragen aan de overtuiging dat verdachte het hem onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Ook de verklaring van [getuige] moet worden uitgesloten van het bewijs nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld deze getuige vragen te stellen. De verklaring van
[getuige] is ‘sole or decisive’-bewijs voor een bewezenverklaring omdat [getuige] ook heeft verklaard over punten waar [medeverdachte] geen herinnering aan heeft. Voorts zijn er geen compenserende factoren aanwezig voor de inbreuk op het ondervragingsrecht inzake [getuige] . De raadsvrouw stelt zich daarom op het standpunt dat er sprake is van schending van het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 van het EVRM.
De raadsvrouw heeft er voorts op gewezen dat aangeefster de persoon die haar bij haar polsen heeft vastgepakt omschrijft als een iele jongeman tussen de 1,60 en 1,70 meter die ABN spreekt. Dit signalement past niet bij verdachte omdat hij 1,80 meter is en geen ABN spreekt en redelijk grof gebouwd is.
Verdachte dient van de feiten 2 en 6 te worden vrijgesproken omdat het wettige bewijs daartoe ontbreekt.
Voor de feiten 3, 4 en 5 kan een bewezenverklaring volgen nu verdachte die feiten heeft erkend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 2 en 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Feit 1 primair
De rechtbank acht het onder 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij met verdachte de woning van mevrouw [slachtoffer 1] is binnengedrongen en daar porselein heeft weggenomen. [medeverdachte] heeft op de terechtzitting van 9 mei 2017 in vergelijkbare bewoordingen verklaard en heeft volhard in de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Ook heeft [medeverdachte] op de terechtzitting verklaard dat hij geen rancune heeft jegens of een conflict heeft met verdachte of diens broer [getuige] .
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte] zich, over hetgeen zich voor en na de overval heeft afgespeeld niet (opmerkelijk) vager heeft uitgelaten dan bij de politie. Over de overval zelf is hij in zijn verklaring ter zitting weliswaar niet heel gedetail-leerd, maar over zijn eigen aandeel (“Ik maakte de vitrines stuk en pakte het porselein.”) en zijn mededader (“Ik was met [verdachte] .”), is hij naar het oordeel van de rechtbank stellig en geloofwaardig.
Naast de verklaring van [medeverdachte] is de bewezenverklaring mede gestoeld op de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] en het aangetroffen DNA van verdachte op de hengsels van de tas en de tape die in de woning van mevrouw [slachtoffer 1] na de overval zijn achtergebleven.
De rechtbank zal de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs bezigen. Hetgeen de raadsvrouw daarover heeft opgemerkt kan daarom onbesproken blijven.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat een onbekend gebleven persoon de overval op mevrouw [slachtoffer 1] met [medeverdachte] heeft gepleegd onaannemelijk. Bovendien wordt zijn verklaring niet ondersteund door te verifiëren concrete feiten of omstandigheden. Ook de door verdachte gestelde reis-bewegingen die [medeverdachte] en de onbekende derde na de overval zouden hebben ondernomen (Hoogkarspel-Harderwijk-Hoogkarspel) en die zouden zijn gemaakt om de buit van de overval uiteindelijk in zijn, verdachte ‘s, woning onder te brengen acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank past met betrekking tot feit 1 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2015, opgenomen op pagina 483 ev van het dossier met nummer 2016289918 d.d. 26 oktober 2016, inhoudende als verklaring van: [slachtoffer 1] .
Ik woon aan de [straatnaam] te [pleegplaats] .
Vanmiddag hoorde ik rond 13.00 uur dat de deurbel ging.
Ik opende de voordeur en zag dat er een jongen voor de deur stond.
Ik hoorde dat deze jongen (1) aan mij vroeg of hij naar het toilet mocht. Ik zei tegen de jongen (1) dat dat niet mocht. Ik zag toen dat de jongen (1) naar binnen stapte en mij vastpakte bij mijn polsen. Op dat moment zag ik dat er nog een tweede jongen naar binnen kwam.
Ik zag dat deze jongen (2) een zwarte sporttas en een gele boodschappentas van de Jumbo bij zich had. Ik zag dat deze jongen (2) door de benedenverdieping van mijn woning liep en overal rond keek.
Ik zag dat de jongen (2) naar het atelier was gelopen. Hier hangen heel veel schilderijen. Ook bevinden zich hier andere kunststukken. In deze ruimte staat achterin een glazen vitrinekast vol met onder andere Chinees porselein uit de zestiende eeuw.
Ik zag en hoorde dat de jongen (2) de vitrinekast stuk maakte. Ik hoorde allemaal glasgerinkel. Ik zag dat hij Chinees porselein uit de vitrine haalde en in een zwarte sporttas stopte. De jongen (1) hield mij nog steeds met zijn handen bij mijn beide polsen vast. Ik voelde dat de jongen (1) mij stevig vasthield. Ik heb mij verzet en probeerde los te komen. Ik droeg een alarmknop om mijn hals. Ik probeerde de alarmknop in te drukken zodat mijn buren gewaarschuwd zouden worden. De jongen (1) zag dat ik dit wilde doen en trok de alarmknop van mijn nek. Deze alarmknop is later door de jongens meegenomen.
De jongen (1) bleef mij vasthouden. De andere jongen(2) was inmiddels via de doorgang van het atelier naar de woonkamer gelopen en ik hoorde dat hij de vitrinekast die daar stond ook stuk maakte.
De jongen (1) liet mij ineens los. Ik zag dat de jongens richting de voordeur liepen. Ik zag dat de jongens tijdens het weglopen nog wat dingen pakten. Later zag ik dat er een schilderij uit de hal en een schilderij uit het atelier zijn weggenomen.
Uit beide vitrinekasten zijn verschillende porseleinen schalen, borden en kannen/kruiken weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 15 september 2016, opgenomen op pagina 707 ev van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] .
[verdachte] kwam met een auto bij me. Toen zijn we naar de camping gereden en hebben we een adres gekregen. Dat was het idee van [verdachte] .
Toen stopten we ergens bij een huis en daar zouden we een inbraak gaan doen.
We zijn uit de auto gestapt en stonden voor een deur. Een heel oud teder vrouwtje deed open.
Toen stapte [verdachte] naar binnen.
[verdachte] pakte haar bij de armen vast. Met zijn twee handen.
[verdachte] zei naar binnen en zei: ”Pak zoveel als je kan”. Ik ben toen naar binnen gegaan en ben naar het porselein gelopen, dat heb ik gepakt.
Het stond in de vitrine en die heb ik opengetrokken en toen knapte het raam.
Toen heb ik spulletjes eruit gepakt en die heb ik in een zwarte sporttas gedaan.
We liepen met de tassen naar de woning toe.
Nadat de spullen uit de vitrine in de tas waren gedaan heb ik die tas in de kofferbak gelegd.
[verdachte] is de hele tijd bij die mevrouw gebleven.
Ik heb alleen maar porselein gepakt.
Er is een tas achtergebleven dat klopt.
Ik heb gewoon roekeloos iets gepakt, in de tas gedaan en de woning verlaten.
3. De door [medeverdachte] ter terechtzitting van 9 mei 2017 als getuige afgelegde verklaring zakelijk weergegeven inhoudende dat hij volhardt bij zijn bij de politie afgelegde verklaring en dat hij de overval met [verdachte] heeft gepleegd.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer OZ-PL0100/2015379822, d.d. 11 oktober 2016, opgemaakt door [naam] , dat onder meer het volgende inhoudt.
Rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in [pleegplaats] op 27 december 2015.
In de aanvraag onderzoek van 25 september 2016 van de Politie Eenheid Noord-Nederland is verzocht om de DNA-profielen van [verdachte] RAAN5212NL (geboren op [geboortedatum] 1986) en [medeverdachte] RAAU0608NL (geboren op [geboortedatum] ) te vergelijkend met de DNA-meng-profielen van het celmateriaal in de onderstaande bemonsteringen:
AAJE2380NL#01 Bemonstering van een hengsel van een Jumbo tas AAJE2384NL
AAJE2381NL#01 Bemonstering van een hengsel van een Jumbo tas AAJE2384NL
AAJE2195NL#01 bemonstering van de zijkanten van een rol tape
AAJE2195NL#02 bemonstering van de rugzijde van de eerste wikkel tape van een rol tape
Resultaten vergelijkend DNA onderzoek.
AAJE2380NL#01: DNA-mengprofiel van minimaal zeven personen.
* [getuige] , [verdachte] en minimaal vijf onbekende personen.
AAJE2381NL#01: DNA-mengprofiel van minimaal vijf personen.
* [verdachte] en minimaal vier onbekende personen.
AAJE2195NL#01: DNA-mengprofiel van minimaal zes personen.
* [getuige] , [verdachte] en minimaal vier onbekende personen.
AAJE2195NL#02: DNA-mengprofiel van minimaal drie personen.
* [verdachte] en minimaal twee onbekende personen.