In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reesink Horses B.V. (hierna: Reesink) van de maatschap [gedaagde 1] en de leden daarvan (hierna: gedaagden) een schadevergoeding van € 22.350,00 wegens wanprestatie. De vordering betreft kosten voor stalling, verzorging en training van een paard in de periode van 9 maart 2011 tot en met 21 januari 2015. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 maart 2017 reeds geoordeeld dat een deel van de gevorderde kosten toewijsbaar is, en in dit vonnis wordt verder ingegaan op de resterende vordering.
Reesink heeft facturen overgelegd ter onderbouwing van de gevorderde kosten, maar gedaagden hebben betwist of het paard daadwerkelijk door het bedrijf dat de facturen heeft opgesteld, is gestald, verzorgd en getraind. De kantonrechter heeft de producties van Reesink buiten beschouwing gelaten, omdat gedaagden hier niet op hebben kunnen reageren. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat Reesink voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het paard door het bedrijf is verzorgd en getraind, en heeft de vordering tot betaling van € 20.585,25 toegewezen.
De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen, met ingang van de dag van dagvaarding, en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.