ECLI:NL:RBNNE:2017:1837

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
18/930291-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting, maar veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 16 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de aanklacht van verkrachting, maar oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk ontuchtige handelingen met een meisje van 15 jaar oud. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht naar de werkelijke leeftijd van het slachtoffer, wat leidde tot de verwerping van zijn verweer dat hij niet kon weten dat het slachtoffer minderjarig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en er werden bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die psychische gevolgen had ondervonden van de handelingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak om minderjarigen te beschermen tegen seksuele uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930291-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats/land] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 november 2016 te en in de gemeente Emmen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een (vrijwel) leegstaande woning en/of
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen op zijn schoot te gaan zitten en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- aan de borsten van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- bezig is geweest die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding te ontdoen en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen zich (gedeeltelijk) uit te kleden en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen op haar buik op de vloer te gaan liggen en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- de door hem gepleegde handelingen heeft verricht ondanks het door die [slachtoffer] gepleegd verbaal verzet en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysiek en psychisch overwicht op die [slachtoffer] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 04 november 2016 te en in de gemeente Emmen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- aan de borsten van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- zijn penis in en/of tegen de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onvoldoende is om tot het wettig bewijs te komen van geweld of andere feitelijkheden. Ook wordt de aangifte niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd dat dit op grond van de verklaring van verdachte en de aangifte kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel. De raadsman heeft voorts aangegeven dat verdachte tevens van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte wist niet dat aangeefster 15 jaar was. De raadsman heeft aangevoerd dat aangeefster aan verdachte heeft verteld dat zij rijlessen aan het volgen was en dat zij in haar laatste schooljaar zat. Aangeefster was tijdens hun eerste ontmoeting tot ver na middernacht buiten en ze blowde. Volgens de verklaring van verdachte zou een vriendin van aangeefster hebben gezegd dat aangeefster 18 jaar oud was. Tevens wijst de raadsman erop dat aangeefster er ouder uitzag dan iemand van 15 jaar oud. De raadsman heeft bepleit dat verdachte naar uiterlijke verschijningsvormen terecht de indruk had dat aangeefster ouder was dan 15 jaar.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde. Voor zover de verklaring van aangeefster daarin gevolgd zou moeten worden, vindt haar verklaring onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 2 mei 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik sprak die avond af met aangeefster. Ik stelde voor om naar de leegstaande woning te gaan. We begonnen aan elkaar te zitten. We hebben een jointje gerookt en we hebben gezoend. We hebben toen ook seks gehad. U houdt mij voor welke vormen van seks in de dagvaarding zijn opgenomen. Dat hebben we allemaal gedaan. Ik ben klaargekomen in haar mond.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 november 2016, opgenomen op pagina 83 e.v. van het dossier met nummer PL0100 - 2016315041 d.d. 13 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 4 november 2016 sprak ik af met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). In het leegstaande huis in Emmen kwam hij voor mij staan en toen ging hij aan mijn geslachtsdeel zitten. Hij ging eerst aan mijn kont zitten over de broek heen en ook aan de voorkant met zijn hele hand over mijn broek wrijven. Hij ging echt met zijn hand tussen mijn benen. Hij ging echt wrijven tussen de benen zeg maar. Hij ging toen op de grond zitten en toen zei hij "kom op mijn schoot zitten". Ik deed dat toen ook. Hij ging toen met zijn handen onder mijn trui. Hij had mijn bh losgemaakt. Hij ging toen ook aan mijn borsten likken. Toen ik bij hem op schoot op de wc zat, toen ging hij met zijn handen in mijn broek en toen zat hij aan mijn billen. Op mijn blote huid. Hij deed zijn broek naar beneden. Toen zei hij "pijp me". Ik ging op de grond zitten en hij ging toen zijn lullo in mijn mond douwen. Ik moest op hem zitten, zijn geslachtsdeel zat in mijn geslachtsdeel. Hij ging mij toen heel wild op en neer bewegen, schudden. Zodat er beweging in kwam zeg maar. Toen zei hij "ga op de grond liggen". Ik moest met mijn gezicht naar beneden en met mijn billen omhoog gaan. Hij duwde mij in de goede positie en hij zei ook "meer je hoofd omlaag". Mijn billen moest ik omhoog doen en de rug naar beneden. Toen stopte hij zijn geslachtsdeel in mijn anus. Ik voelde plotseling pijn in mijn anus. Hij ging toen nog even door. Ik moest toen nog weer "stop" roepen en toen stopte hij wel. Ik moest toen weer terug in die zelfde positie en toen ging hij zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel stoppen. Hij zei toen dat ik met mijn mond bij zijn geslachtsdeel moest komen. Hij kwam toen klaar in mijn mond.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft (kort gezegd) betoogd dat verdachte niet kon weten dat aangeefster 15 jaar oud was, op grond van verschillende omstandigheden.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Bij de beoordeling van het verweer dient vooropgesteld te worden dat de bescherming van (de belangen van) minderjarigen centraal staat bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft met het oog daarop de leeftijd in deze delictsomschrijving geobjectiveerd. De ruimte voor aanvaarding van het door de raadsman gevoerde verweer is op grond van de ratio van deze specifieke strafbepaling uiterst beperkt. Dit betekent dat verdachte een zeer verstrekkende onderzoeksplicht had om achter de werkelijke leeftijd van aangeefster te komen en dat hij aldus alles in het werk had moeten stellen wat in redelijkheid van hem kon worden verlangd om dit te onderzoeken.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte heeft verteld dat zij 15 jaar oud was. Verdachte ontkent dit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij mocht afgaan op de informatie die hij heeft gekregen van een vriendin van aangeefster dat aangeefster 18 jaar oud was en op de informatie van aangeefster zelf, dat zij in haar laatste schooljaar zat en dat zij rijlessen volgde. Zelfs indien de verklaring van verdachte daarin gevolgd zou worden, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen door de verdediging is aangevoerd onvoldoende blijk geeft van het van verdachte gevergde onderzoek naar de werkelijke leeftijd van aangeefster. Verdachte had aangeefster slechts één keer eerder kort ontmoet en bij deze tweede ontmoeting kwam het tot vergaande seksuele handelingen. Onder die omstandigheden had verdachte zich beter moeten vergewissen van haar werkelijke leeftijd. Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting is hij afgegaan op de informatie die hij heeft gekregen van aangeefster en haar vriendin. Hij heeft nagelaten deze informatie te verifiëren. Het feit dat verdachte ervan uitging dat deze informatie correct was, omdat aangeefster na middernacht buitenshuis was en zij er ouder uitzag, doet hier niet aan af. De rechtbank verwerpt het verweer.
Nu de verdachte de in de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen heeft bekend, kan het subsidiair ten laste gelegde worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 november 2016 in de gemeente Emmen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en
- de billen van die [slachtoffer] heeft betast en
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en
- aan de borsten van die [slachtoffer] heeft gelikt en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor algehele vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur die gelijk is aan het voorarrest, welke aangevuld kan worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage van 10 januari 2017, de door een psycholoog opgemaakte pro justitia rapportage van 17 maart 2017, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer, een minderjarig meisje dat de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, meegenomen naar een leegstaande woning en daar seks met haar gehad. Het betrof een veelvoud aan seksuele handelingen die een vergaand karakter kennen. Zo was er naast oraal en vaginaal, ook sprake van anaal binnendringen van het lichaam. Dit maakt dat er sprake is van een ernstige vorm van ontucht.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Op jeugdige leeftijd moeten kinderen in hun eigen tempo leren omgaan met de ontwikkeling op seksueel gebied. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien strafbaar heeft gesteld.
Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat het slachtoffer daadwerkelijk ernstige psychische gevolgen heeft ondervonden, blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij. Het slachtoffer heeft gevoelens van onveiligheid en schaamte ervaren en ze heeft last gehad van nachtmerries. Door een klinisch psycholoog is de diagnose Posttraumatische Stress Stoornis vastgesteld, waarvoor zij is behandeld.
De verdachte heeft klaarblijkelijk geen aandacht gegeven aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Hij heeft, gebruikmakend van de onwetendheid en onervarenheid van een jong meisje, alsmede van zijn overwicht als volwassen man, dit ernstige feit gepleegd, kennelijk uitsluitend met de bedoeling zijn eigen seksuele verlangens te bevredigen. Voorts heeft verdachte er geen blijk van gegeven dat hij inzicht heeft in het verwerpelijke van zijn handelen. Verdachte heeft bij herhaling verklaard dat het een gewone vrijpartij was tussen twee mensen op basis van vrijwilligheid en dat hij het te triest voor woorden vindt dat hij als verdachte is aangemerkt. De rechtbank rekent verdachte dit aan en ziet (mede) daarom aanleiding tot het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een forse gevangenisstraf. Gelet op het rapport van de reclassering en de pro justitia rapportage, waaruit blijkt dat behandeling noodzakelijk is, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de door haar gerekwireerde vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde, heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. De officier van justitie refereert zich met betrekking tot het toe te wijzen bedrag aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
Wegens de door de raadsman bepleite algehele vrijspraak, heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan dient de gevorderde schadevergoeding te worden gematigd.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Damsterdiep 271 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan een intake en behandeltraject bij de Ambulante Forensische Polikliniek Noord-Nederland, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. R. Depping en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2017.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.