ECLI:NL:RBNNE:2017:1826

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
18/730488-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling na tegenstrijdige verklaringen

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man vrijgesproken van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 10 november 2016 in een asielzoekerscentrum in De Fryske Marren, waar de verdachte werd beschuldigd van het steken van de aangever met een mes. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verklaring van de aangever werd ondersteund door een getuige, de verklaring van de verdachte niet als onaannemelijk kon worden terzijde geschoven. De verdachte had verklaard dat hij zich had verdedigd tegen een aanval van de aangever, en de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen.

De rechtbank wees op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangever en de getuige, en merkte op dat er geen objectieve gegevens waren die de lezing van de verdachte ondersteunden. De verwondingen van de aangever pasten ook bij de verklaring van de verdachte. Bovendien was er geen gedegen politieonderzoek verricht naar het mes dat buiten het asielzoekerscentrum was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat, indien de verklaring van de verdachte waar was, er geen sprake was van opzet om de aangever te doden of zwaar te mishandelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730488-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [P.I.] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.M. Velthuis-Leutenegger, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, (in het AZC aldaar) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever] , met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linker zijde van) het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, (in het AZC aldaar) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [aangever] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de linker zijde van) het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangever [aangever] en de getuige [getuige] weliswaar van elkaar verschillen, maar dat ze op essentiële punten overeenkomen. Beiden verklaren duidelijk dat verdachte een mes heeft gepakt en vervolgens aangever heeft gestoken. Deze verklaringen geven elkaar voldoende steun om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs voor het primair ten laste gelegde, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aangever [aangever] niet opzettelijk met het mes heeft verwond. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van aangever [aangever] niet betrouwbaar is, nu deze op diverse punten wordt weersproken door getuigenverklaringen. Tevens heeft ze aangevoerd dat de getuige [getuige] zowel het scenario van aangever als het scenario van verdachte ondersteunt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte wordt verweten dat hij heeft geprobeerd aangever [aangever] (hierna aangever) van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door middel van het steken met een mes in de zij van aangever.
Uit de stukken blijkt dat aangever, de getuige [getuige] en verdachte zich ten tijde van het incident in een slaapkamer van het Asielzoekerscentrum in [pleegplaats] bevonden. Ook staat vast dat aangever gewond is geraakt. Volgens de behandelend arts had aangever een (snij)wond in zijn linker flank ter hoogte van de onderste ribben. Deze wond was 7 tot 8 centimeter lang en was circa 1 tot 2 centimeter diep.
Verdachte heeft vanaf het moment van aanhouding steeds verklaard dat hij zich heeft verdedigd tegen een aanval van aangever met een mes. Daarbij heeft hij de hand van aangever waarin zich het mes bevond met beide handen van zich afgeduwd in de richting van het middenrif van aangever, ten gevolge waarvan aangever is gevallen.
Aangever en de getuige [getuige] hebben beiden verklaard dat verdachte een mes heeft gepakt en dat hij met een voorwaartse beweging aangever met het mes heeft gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er opmerkelijke verschillen tussen de verklaringen van aangever en getuige. Waar de getuige spreekt over geweldshandelingen van de kant van aangever (slaan en dreigen met een wijnfles in de richting van verdachte), komt de verklaring van aangever erop neer dat hij zelf, afgezien van vastpakken en duwen, niets heeft ondernomen tegen verdachte. Ook verschillen hun verklaringen op het punt van de plaats waar verdachte het mes vandaan zou hebben gepakt. Aangever heeft verklaard dat verdachte het mes uit zijn broek haalde. Volgens getuige [getuige] heeft verdachte het mes opgehaald uit de keuken en is er vervolgens mee teruggelopen naar de slaapkamer om aangever ermee te steken. Bovendien hebben aangever en [getuige] direct na het incident de gelegenheid gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen, in ieder geval voor wat betreft de vraag hoe de verwonding van aangever was ontstaan, omdat zij samen naar de receptie zijn gegaan om hulp te halen.
Er zijn geen objectieve gegevens die de lezing van verdachte enerzijds dan wel de lezing van aangever en de getuige – voor wat betreft de oorzaak van de verwonding bij aangever – ondersteunen. Gezien de beschreven lengte, diepte en plaats van de wond past het letsel ook bij de verklaring van verdachte.
Daarbij komt dat het ingestelde politieonderzoek onvoldoende houvast geeft voor het kunnen vaststellen van de feitelijke gang van de gebeurtenissen. Er is geen onderzoek verricht naar het mes met bloedsporen dat buiten, in de buurt van de unit waar het incident heeft plaatsgevonden, is aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet waar het mes precies is aangetroffen, hoe het mes daar terecht is gekomen en of het bloed op het mes het bloed van aangever is.
Ondanks dat de verklaring van aangever dat verdachte hem met een mes heeft gestoken op dat punt wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] , kan de rechtbank de verklaring van verdachte over de feitelijke toedracht – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – niet als onaannemelijk terzijde schuiven. Het gedrag van verdachte na afloop van het incident (dat hij geen alarm heeft geslagen en schone bovenkleding heeft aangetrokken) maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, aangezien dit gedrag niet zonder meer op daderschap wijst.
Indien het is gegaan zoals verdachte heeft verklaard, is er geen sprake geweest van een poging om aangever opzettelijk, ook niet in voorwaardelijke zin, te doden dan wel zwaar te mishandelen. De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2017.