ECLI:NL:RBNNE:2017:1818

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
18/830504-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling van partner met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 15 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling van zijn toenmalige partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 27 december 2016, waarbij de verdachte zijn partner in hun woning heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte haar meermalen op de grond heeft geduwd, geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen, wat leidde tot een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de getuigen als bewijs gebruikt, evenals de letselbeschrijving van de GGD-arts. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met zodanige kracht had gehandeld dat er een aanmerkelijke kans op overlijden bestond. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld, wat leidde tot de veroordeling.

De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot om het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de aangeefster, ter hoogte van € 1000,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830504-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/196362-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op de grond heeft geduwd en/of
gegooid en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft getrapt/geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht, met beide handen) bij
de keel heeft gegrepen en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen
heeft gehouden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] buiten bewustzijn is
geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op de grond heeft geduwd en/of
gegooid en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft getrapt/geschopt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht, met beide handen) bij
de keel heeft gegrepen en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen
heeft gehouden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] buiten bewustzijn is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Groningen, zijn levensgezel,te weten
[slachtoffer], heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op de grond te duwen en/of te gooien
en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam
te trappen/schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht, met beide handen) bij
de keel te grijpen en/of haar keel dicht te knijpen en/of haar keel
dichtgeknepen te houden;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het subsidiair ten laste gelegde, poging zware mishandeling, kan worden bewezen, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het slachtoffer heeft geschopt tegen haar hoofd en bij de keel heeft gegrepen. Zij heeft daartoe in het bijzonder erop gewezen dat er sprake is van letsel bij de hals en een voetafdruk op de wang van het slachtoffer. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard door voornoemde handelingen bij verdachte te verrichten, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens betoogd dat de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen trappen/schoppen tegen het lichaam of hoofd en het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer. Daarvoor is redengevend dat het slachtoffer direct na het incident niets heeft verklaard over trappen of schoppen. Dat er sprake zou zijn van een schoenafdruk op de wang van verdachte is speculatief en volgt niet uit de letselbeschrijving van de GGD-arts. De GGD-arts schrijft het letsel in de hals bovendien toe aan het aantrekken van de choker en niet aan het met beide handen dichtknijpen van de keel van het slachtoffer.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu op grond van de aangifte en de letselbeschrijving niet kan worden vastgesteld of verdachte met zodanige kracht aangeefster heeft geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen, dat er een aanmerkelijk kans bestond dat zij daaraan had kunnen overlijden. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016363259 d.d. 29 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik woon aan de [straatnaam] te Groningen. Op 27 december 2016 ben ik door een taxi afgezet bij de [straatnaam]. Ik zag dat mijn vriend voor de voordeur stond. Ik had deze nog maar net open en ik voelde dat ik naar binnen werd geduwd. Hij deed de deur meteen dicht en duwde mij op de grond. Hij pakte mij op met twee handen en gooide mij vervolgens weer naar de andere kant en toen viel ik weer op de grond. Ik heb hard geschreeuwd in de hoop dat iemand mij hoorde en mij kon helpen. [verdachte] schold mij uit. Ik voelde dat [verdachte] mij met twee handen bij mijn keel greep en mijn keel dichtkneep. Ik kreeg geen adem meer en had het idee dat ik dood ging. Ik weet daarna niets meer, het licht ging uit. Op een gegeven moment deed ik mijn ogen weer open en toen was ik in de woonkamer en ik zag politie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]:
Op 27 december 2016 lag ik te slapen in de woonkamer van perceel [straatnaam] te Groningen. Ik werd wakker van lawaai. Het leek alsof er een deur werd ingetrapt. Daarna hoorde ik een geluid dat leek op het geluid alsof er een zware tafel werd opgetild en weer werd neergegooid. Ik hoorde dat geluid een paar maal en daarna hoorde ik een vrouw huilen en gillen. Daarna weer het geluid van die tafel die wordt neergegooid. Ik hoorde dat het gegil bleef doorgaan. Daarna hoorde ik een geluid alsof er iets of iemand tegen de muur werd gegooid. Ik hoorde de vrouw toen: "Niet doen!" roepen. Daarna hoorde ik een man schreeuwen. Ik hoorde dat hij iemand uitschold. Toen heb ik de politie gebeld. Ik hoorde dat het lawaai doorging en heb na enkele minuten de politie weer gebeld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 27 december 2016 kregen wij, verbalisanten, een melding om te gaan naar de [straatnaam] te Groningen. Ter plaatse hoorden wij geruzie in de woning. Wij zagen een man in de woning. Hierop hebben wij, verbalisanten, ons kenbaar gemaakt als politie waarop een man opendeed. Binnen in de woning zagen wij een vrouw die behoorlijk toegetakeld was in haar gezicht. De vrouw had een bebloed gezicht en haar gezicht was opgezet bij de ogen en de mond. De man zei tegen ons dat hij en de vrouw zojuist ruzie hadden gehad. De man was de enige in de woning. Hierop hebben wij de man aangehouden. De vrouw gaf aan dat het de verdachte [verdachte] betrof.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Bij onze aankomst op 27 december 2016 bij perceel [straatnaam] te Groningen, was zojuist verdachte [verdachte] door collega's aangehouden. Wij zagen in de woonkamer een jonge vrouw op de bank zitten met een bakje in haar handen. Wij zagen dat zij herhaaldelijk moest overgeven. Wij zagen dat ze bloed overgaf. Wij zagen dat zij verwondingen had aan haar hoofd, armen en schouder. Het slachtoffer verklaarde het volgende: Toen ik thuis aankwam zag ik [verdachte] bij de voordeur staan. Ik opende de voordeur en [verdachte] duwde mij daarop naar binnen en begon mij te slaan. [verdachte] kneep meerdere keren mijn keel dicht. Ik dacht dat ik doodging. Ik ben helemaal verrot geslagen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 27 december 2016 te 10:00 uur werd door mij als forensisch onderzoeker letsel fotografisch vastgelegd in verband met een mishandeling gepleegd tussen dinsdag 27 december 2016 te 04:15 uur en 05:10 uur.
Slachtoffer: [slachtoffer]
In samenwerking met de aanwezige GGD-arts J. Broer werd het letsel fotografisch vastgelegd.
6. Een letselverklaring betreffende [slachtoffer], op 27 december 2016 opgesteld en ondertekend door dr. J. Broer, forensisch arts bij de GGD Groningen, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier:
Opgegeven toedracht: de man zou haar naar binnen hebben geduwd en haar direct hebben mishandeld.
SEH diagnose: Diverse schaaf- en kneuswonden.
De lichamelijke verwondingen zijn oppervlakkig en zullen waarschijnlijk zonder restverschijnselen genezen. Schatting duur verdere genezing zichtbare letsels/overige letsels: twee weken. De ouderdom van de letsels past bij het huidige tijdsinterval.
Letselbeschrijving
Rechter voet
Foto 2
2 oppervlakkige schaafwonden 2x1 cm en 1x0,5 cm op buitenzijde rechter enkel.
Soort: Oppervlakkig schaafletsel.
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht
Rechter arm
Foto 3
Rond, lichtrood verkleurde plek net boven rechter elleboog 1cm doorsnede.
Ter hoogte van elleboog 2x1 cm oppervlakkige verkleuring huid.
Soort: drukwond.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Rug
Foto 4 en 4a
Drie schaafwonden ter hoogte van rechter schouderblad respectievelijk 2,5x1,5 cm, 1x0,5 cm en 1x0,5 cm.
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hoofd
Foto 5 - achterhoofd
Midden op achterzijde behaarde hoofd zijn bloedvlekken waarneembaar.
Geen snee of scheur waarneembaar; mogelijk ten gevolge van schaven of stoten van behaarde hoofd of over/tegen hard oppervlak.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hoofd
Foto 6
Beschrijving: Schaafwond- en kneuswonden op voorhoofd en linker jukbeen en linkerwang.
Soort: diepe schaafwond.
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hoofd
Foto 7
Voorhoofd midden 2x2 cm.
Soort: diepe schaafwond.
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hoofd
Foto 8
Verse kraswond 0,5 cm lang.
Soort: kraswond.
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hoofd
Foto 9, 9a - detailopname linkeroor, 9b - detailopname halfrond/driehoekige ‘print-afdruk' ter hoogte van jukbeen
Ter hoogte jukbeen links gespikkelde afdruk 1x1,5 cm deels driehoekig van vorm met tevens ronde halfronde begrenzing die goed kan passen bij inwerking van uitwendig geweld en gevolge van een hard voorwerp tegen harde ondergrond van jukbeen.
In verlengde daarvan 4x1cm lange lichtrode verkleuring opperhuid.
Naast het linkeroog onrustige huid lichtrood verkleurd mogelijk passend bij kneuzing.
Soort: drukwond
Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Hals
Foto 10
Lijnvormige rode verkleuring van de opperhuid aan de voorzijde van de hals die kan passen bij aantrekken van de zwarte choker die het slachtoffer om haar hals droeg.
Enkele centimeters daarboven aan de linkerzijde van de hals is een oppervlakkige rode verkleuring van de opperhuid waarneembaar 6x2cm die zou kunnen passen bij schaven van een hard voorwerp (zoals bijvoorbeeld de ruwe zijde van de choker die met kracht langs de opperhuid kan zijn getrokken).
Soort: oppervlakkig schaafletsel
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten als volgt. Verdachte heeft verklaard zich niets van het voorval te kunnen herinneren. De rechtbank acht niettemin bewezen dat verdachte op 27 december 2016 verantwoordelijk is geweest voor het bij aangeefster geconstateerde letsel. Op het moment dat de politieagenten arriveerden hoorden zij immers dat er een ruzie gaande was en werd de deur geopend door verdachte die ook aangaf dat hij ruzie met aangeefster had gehad, terwijl er verder (naast aangeefster) geen andere personen in de woning aanwezig waren. De rechtbank is van oordeel dat er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangeefster heeft getrapt of geschopt, aangezien aangeefster hierover in haar eerste verklaring direct na het voorval niets heeft verklaard en de letselbeschrijving hierover geen uitsluitsel geeft.
Dat de gespikkelde driehoekige verkleuring op de wang van aangeefster zou corresponderen met het profiel van de schoenzool van verdachte - zoals door de officier van justitie is gesteld - kan bovendien niet op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld.
Gelet op de verklaring van aangeefster, de getuigenverklaring van [naam] en de letselbeschrijving acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte aangeefster meermalen op de grond heeft geduwd en/of gegooid, meermalen heeft geslagen tegen haar hoofd en lichaam en meermalen haar keel heeft dichtgeknepen. Dat de GGD-arts de verwonding aan de hals van aangeefster toeschrijft aan het aantrekken van de choker die zij om had, staat naar het oordeel van de rechtbank niet haaks op de verklaring van aangeefster dat verdachte haar met beide handen bij de keel pakte en sluit dat in ieder geval niet uit.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de keel kwetsbare delen van het menselijk lichaam zijn. Door voornoemde handelingen bij die delen van het lichaam van aangeefster te verrichten, heeft verdachte ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster ten gevolge van deze handelingen zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 december 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] meermalen op de grond heeft geduwd en/of gegooid en
- die [slachtoffer] meermalen, tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
- die [slachtoffer] met beide handen bij de keel heeft gegrepen en haar keel heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair poging zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die zijn geformuleerd door de reclassering in haar rapport van 26 april 2017. De officier heeft in haar eis meegewogen dat het enerzijds om een zeer ernstig feit gaat dat is begaan tegen de partner van verdachte en dat zij anderzijds het traject waaraan verdachte nu is begonnen, niet wil doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdediging verwijst daarbij naar de in het rapport van de reclassering beschreven positieve ontwikkelingen sinds de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst. Verdachte staat positief tegenover de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling van zijn toenmalige partner in hun woning. Hij heeft haar onder meer op haar hoofd en lichaam geslagen, op de grond gegooid en haar keel herhaaldelijk dichtgeknepen. Aangeefster heeft verschillende malen verklaard dat zij op dat moment vreesde voor haar leven. Dat zij er uiteindelijk geen blijvend letsel aan over heeft gehouden, neemt niet weg dat het letsel veel erger had kunnen zijn. Blijkens haar ter zitting voorgelezen verklaring heeft de mishandeling veel impact gehad op het psychisch welzijn van aangeefster. Ze heeft hetgeen is gebeurd nog niet goed kunnen verwerken en gaat gebukt onder een verminderd gevoel van veiligheid. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan, te meer omdat hij reeds eerder is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van aangeefster.
Gelet op die eerdere veroordeling en het feit dat verdachte het misdrijf jegens zijn partner heeft begaan, is in beginsel - rekening houdende met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS - een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht dat in dit geval echter niet passend omdat daarmee de positieve ontwikkeling die verdachte sinds zijn verblijf bij Exodus heeft doorgemaakt, zou worden doorkruist. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte met het oog op het voorkomen van herhaling het traject bij Exodus en zijn behandeling nu vervolgt. De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel zal zij hierna te noemen bijzondere voorwaarden koppelen, zoals de reclassering heeft geadviseerd. De proeftijd zal worden gesteld op drie jaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. Voorts vordert zij oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 februari 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 maart 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering ingediend op 14 april 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn vordering gehandhaafd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 23 februari 2016 voorwaardelijk opgelegde taakstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 152 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden/behandelen door de AFPN te Groningen of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Exodus Groningen, of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde geen alcohol en drugs zal gebruiken zolang de reclassering dit nodig acht en dat veroordeelde zal meewerken aan controles op het gebruik hiervan;
5. dat de veroordeelde via derden, te weten Veilig Thuis, zal meewerken aan (het tot stand brengen van) een omgangsregeling betreffende de kinderen die hij samen met [slachtoffer] heeft.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1000,00 (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twintig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
parketnummer 18/196362-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de taakstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 23 februari 2016, te weten: 60 uren taakstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.