ECLI:NL:RBNNE:2017:18

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2017
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
18.920211-16 18.920325-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer voor strafzaken oordeelt over meerdere woninginbraken en diefstal uit een auto

Op 3 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en diefstal uit een auto. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, mogelijk onder invloed van alcohol en drugs, zich heeft ingelaten met deze delicten, waarbij de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers zwaar werd meegewogen. De verdachte had financieel gewin als motief en toonde tijdens de zitting spijt voor zijn daden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen en besloot tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de slachtoffers heeft vastgesteld op respectievelijk €250,- voor [slachtoffer 2] en €250,- voor [slachtoffer 7]. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, maar de proeftijd met één jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/920211-16 en 18/830325-13 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

03 januari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,wonende te [woonplaats] ,

thans gedetineerd in [verblijfplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de meervoudige kamer voor strafzaken van 15 november 2016 en 20 december 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd op 20 december 2016 ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016, te [plaats 1] , althans in de gemeente Westerveld,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 1] heeft weggenomen een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen portemonnee en/of identiteitsbewijs en/of geld onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016, te [plaats 1] , althans in de gemeente Westerveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan [adres 2] heeft weggenomen
- een autosleutel en/of een hoeveelheid geld en/of een zaklamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en/of
- een digitale ontvanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [instelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot genoemd pand hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld en/of die sleutel en/of die zaklamp en/of die digitale ontvanger onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 augustus 2016, te [plaats 1] , althans in de gemeente Westerveld, een decoder (merk: KPN) en/of een zaklamp en/of een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die decoder en/of die zaklamp en/of dat geld wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] , althans in de gemeente De Marne,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 3] heeft weggenomen een camera met toebehoren en/of een statief en/of een fietstas en/of twee, althans een telefoon(s) en/of een computer/laptop en/of een hoeveelheid geld en/of een portemonnee, inhoudende (ondermeer) een rijbewijs en/of een ID-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot genoemde woning hebben verschaft en/of die weg te nemen camera met toebehoren en/of dat statief en/of die fietstas en/of die telefoon(s) en/of die computer/laptop en/of dat geld en/of die portemonnee onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 6 augustus 2016 te [plaats 2] , althans in de gemeente De Marne, in elk geval in Nederland, een camera, merk: Nikon, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die camera wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] , althans in de gemeente De Marne,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto, staande/geparkeerd bij een woning aan [adres 4] , heeft weggenomen een
huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] , althans in de gemeente De Marne, een (huis)sleutel (van een woning aan [adres 4] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die sleutel wist, althans redelijkerwijs het moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] , althans in de gemeente De Marne,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan [adres 5] heeft weggenomen een portemonnee en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een kentekencard en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot dat pand hebben/heeft verschaft en/of die weg te nemen portemonnee en/of pinpas en/of kentekencard en/of dat rijbewijs en/of dat geld onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Ad informandum gevoegde strafbare feiten:
Parketnummer 18/920211-16: diefstal van twee fietsen, in vereniging gepleegd op 06 augustus 2016 te [plaats 1] , [adres 6] .

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair en onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe verwezen naar de betreffende aangiftes in die zaken en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat hij ten aanzien van de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en het ad informandum gevoegde feit geen opmerkingen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair en onder 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2016;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met dossiernummer PL0100-2016257108 Z, opgemaakt en gesloten op 14 september 2016, inhoudende:
- op pagina 133 e.v. de aangifte van [slachtoffer 1] (feit 1),
- op pagina 200 e.v. de aangifte van [slachtoffer 2] (feit 2),
- op pagina 117 e.v. de aangifte van [slachtoffer 3] (feit 2),
- op pagina 221 e.v. de aangifte van [slachtoffer 4] (feit 3),
- op pagina 229 e.v. de aangifte van [slachtoffer 6] (feit 4) en
- op pagina 232 e.v. de aangifte van [slachtoffer 7] (feit 5).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair en onder 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 augustus 2016, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 1] heeft weggenomen een portemonnee en een identiteitsbewijs en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 6 augustus 2016, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan [adres 2] heeft weggenomen
- een hoeveelheid geld en een zaklamp, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en
- een digitale ontvanger, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [instelling] , waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 3] heeft weggenomen een camera met toebehoren en een statief en een fietstas en twee telefoons en een computer/laptop en een hoeveelheid geld en een portemonnee, inhoudende (ondermeer) een rijbewijs en een ID-kaart, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot genoemde woning hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, staande bij een woning aan [adres 4] , heeft weggenomen een huissleutel, toebehorende aan [slachtoffer 6] ;
5.
hij in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016, te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan [adres 5] heeft weggenomen een portemonnee en een pinpas en een rijbewijs en een kentekencard en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot dat pand hebben verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. primair diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3. primair diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. primair diefstal door twee of meer verenigde personen;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair en onder 5 ten laste gelegde en het ad informandum gevoegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte een uitgebreid strafblad heeft op het gebied van soortgelijke vermogensdelicten en dat hij voldoende kansen heeft gehad om, onder meer met behulp van de reclassering, zijn leven te beteren en dat hij deze kansen bij voortduring niet heeft aangegrepen. Gelet hierop en gelet op de aard en de ernst van de feiten (te weten woninginbraken), kiest zij er thans voor om enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te eisen. Voor het geval verdachte toch behandeling en/of begeleiding behoeft, kan daar volgens de officier van justitie, in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling rekening mee worden gehouden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om het advies van de reclassering te volgen en een gevangenisstraf op te leggen waarvan een aanzienlijk deel voorwaardelijk en onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft aangegeven dat hij daarbij denkt aan een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zou een taakstraf van 240 uren kunnen worden opgelegd. De raadsman en de verdachte hebben aangegeven dat verdachte aan alle op te leggen voorwaarden wil meewerken en zeer gemotiveerd is om zijn leven een andere wending te geven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De reclassering heeft in haar rapportage d.d. 12 oktober 2016 geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering heeft daarbij aangegeven dat zij, gelet op het recidiverisico, het feit dat verdachte geregistreerd staat als veelpleger en het advies tenuitvoerlegging dat op 6 juli 2016 is uitgebracht in de zaak met parketnummer 18/830325-13 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) weliswaar twijfels heeft bij de uitvoerbaarheid van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, maar dat zij verdachte toch het voordeel van de twijfel geeft omdat hij zich gemotiveerd opstelt en enige verantwoordelijkheid laat zien ten aanzien van het opbouwen van een delict vrije toekomst. Het reclasseringsadvies is ter terechtzitting door de getuige-deskundige B. Huseman , reclasseringswerker, toegelicht.
De reclassering adviseert om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek (AFPN), hetgeen tevens kan inhouden een kortdurende klinische opname ten behoeve van observatie en/of diagnostiek, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (RIBW Leger des Heils [naam 2] ) alsmede de verplichting om mee te werken aan bewindvoering, dit alles onder toezicht van de reclassering en zolang de reclassering een en ander noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere woninginbraken en diefstal uit een auto. Naast de door de verdachte veroorzaakte materiële schade speelt met name bij delicten als woninginbraak ook de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers een belangrijke rol. Verdachte was enkel uit op financieel gewin en is daarbij, mogelijk onder invloed van alcohol en drugs, volledig voorbijgegaan aan de nadelige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte het enige tijd goed gedaan heeft in de beschermd woonvoorziening [naam 2] en dat hij gemotiveerd is, mede vanwege zijn kinderen, zijn leven een andere wending te geven.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank met betrekking tot de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte ter terechtzitting de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en zijn spijt heeft betuigd aan de slachtoffers.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De rechtbank zal, met het oog op een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte en ter voorkoming van recidive, aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hierboven beschreven, acht de rechtbank een straf zoals door de verdediging bepleit niet op zijn plaats.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
(feit 2) heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering behelst een bedrag van (in totaal) € 1.553,95 en betreft materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij in redelijkheid te schatten op een bedrag van € 250,- en dit bedrag toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 250,-. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen. Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.

Benadeelde partij [slachtoffer 7]

(feit 5) heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering behelst een bedrag van € 95,70 voor geleden materiële schade en een bedrag van € 275,- voor geleden immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen nu deze niet is betwist, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging zich niet tegen toewijzing van de vordering verzet.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal de gevorderde materiele schade (€ 95,70) geheel toewijzen en de gevorderde immateriële schade in redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 154,30,-. De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 250,- toewijzen. Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/830325-13

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 augustus 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 12 augustus 2016 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in die zin dat zij de rechtbank verzoekt om de proeftijd van voormeld vonnis te verlengen met één jaar. De raadsman heeft verzocht om de proeftijd met twee jaren te verlengen.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 310, 311, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, onder 2 primair, onder 3 primair, onder 4 primair en onder 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
9 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht:
De veroordeelde moet zich binnen veertien dagen volgend op het onherroepelijk worden van
het vonnis melden bij de reclassering Leger des Heils, op het volgende adres:
[adres 7] . Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. Behandelverplichting -Ambulante behandeling:
De veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en een daaropvolgend
behandelaanbod, bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN), of
soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De veroordeelde zal meewerken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, ten behoeve van observatie en/of diagnostiek, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
3. Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang:
De veroordeelde zal vanaf het moment van invrijheidsstelling in RIBW Leger des Heils [naam 2] , of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, verblijven en zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
4. Andere voorwaarden het gedrag betreffende:
De veroordeelde dient mee te werken aan bewindvoering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 2](feit 2) toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 06 augustus 2016.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 7](feit 5) toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 06 augustus 2016.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/830325-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij voormeld vonnis.
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, d.d. 14 augustus 2014 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E. Läkamp, voorzitter, O.J. Bosker en C.M.M. Oostdam, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 januari 2017.