ECLI:NL:RBNNE:2017:1796
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen ex-partners en de impact op hun minderjarige dochter
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 april 2017, gaat het om een geschil tussen ex-partners A en B over de omgangsregeling met hun minderjarige dochter X. De man, A, heeft de vrouw, B, aangeklaagd om haar te veroordelen tot medewerking aan de omgangsregeling die in een eerdere beschikking van 1 februari 2017 was vastgesteld. Deze regeling hield in dat de dochter om de twee weken op zondag van 10.00 tot 17.00 uur bij de man zou verblijven. De vrouw weigerde echter deze regeling na te leven, wat leidde tot de huidige rechtszaak.
Tijdens de zitting op 20 april 2017 werd duidelijk dat er spanningen waren tussen de ouders, wat ook zichtbaar was in hun gedrag tijdens de zitting. De vrouw voerde aan dat zij bang was voor de man en dat de dochter niet veilig bij hem zou zijn, terwijl de man haar beschuldigde van het niet respecteren van de omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft de zorgen van beide ouders gehoord, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de omgangsregeling op te schorten. De rechter benadrukte het belang van de omgang voor de ontwikkeling van de dochter en dat de zorgen van de vrouw niet voldoende waren om de regeling te schorsen.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat de vrouw moet meewerken aan de omgangsregeling zoals eerder bepaald, met een dwangsom van €100,- per keer dat zij niet voldoet aan deze regeling, tot een maximum van €2000,-. De eerste omgang tussen de man en de dochter is vastgesteld op 30 april 2017, met een aangepaste tijd van 14.00 tot 17.00 uur. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door voorzieningenrechter T.M.L. Veen.