ECLI:NL:RBNNE:2017:1796

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
C/19/118459 / KG ZA 17-48
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ex-partners en de impact op hun minderjarige dochter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 april 2017, gaat het om een geschil tussen ex-partners A en B over de omgangsregeling met hun minderjarige dochter X. De man, A, heeft de vrouw, B, aangeklaagd om haar te veroordelen tot medewerking aan de omgangsregeling die in een eerdere beschikking van 1 februari 2017 was vastgesteld. Deze regeling hield in dat de dochter om de twee weken op zondag van 10.00 tot 17.00 uur bij de man zou verblijven. De vrouw weigerde echter deze regeling na te leven, wat leidde tot de huidige rechtszaak.

Tijdens de zitting op 20 april 2017 werd duidelijk dat er spanningen waren tussen de ouders, wat ook zichtbaar was in hun gedrag tijdens de zitting. De vrouw voerde aan dat zij bang was voor de man en dat de dochter niet veilig bij hem zou zijn, terwijl de man haar beschuldigde van het niet respecteren van de omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft de zorgen van beide ouders gehoord, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de omgangsregeling op te schorten. De rechter benadrukte het belang van de omgang voor de ontwikkeling van de dochter en dat de zorgen van de vrouw niet voldoende waren om de regeling te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat de vrouw moet meewerken aan de omgangsregeling zoals eerder bepaald, met een dwangsom van €100,- per keer dat zij niet voldoet aan deze regeling, tot een maximum van €2000,-. De eerste omgang tussen de man en de dochter is vastgesteld op 30 april 2017, met een aangepaste tijd van 14.00 tot 17.00 uur. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door voorzieningenrechter T.M.L. Veen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
Zaaknummer/rolnummer: C/19/118459 / KG ZA 17-48
vonnis in het kort geding d.d. 21 april 2017
inzake
A,
wonende te ..,
hierna ook te noemen de man,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
toegevoegd advocaat mr. J.L. Noordhof, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
B.,
wonende te …..,
hierna ook te noemen de vrouw,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
toegevoegd advocaat mr. T.H. Dijkstra, kantoorhoudende te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding (met bijlagen),
- de conclusie van antwoord (met bijlagen), tevens eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 20 april 2017, alwaar partijen zijn verschenen bijgestaan door hun raadslieden,
- de pleitnotities van mr. Dijkstra.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk is een minderjarig kind geboren, te weten:
X,geboren op …. te ….
Partijen hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag. X heeft het hoofdverblijf bij de vrouw.
2.2.
In de beschikking van deze rechtbank van 1 februari 2017 is bepaald dat de minderjarige eens per twee weken op de zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man zal verblijven.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
De man heeft - na vermindering van eis ter zitting - op de bij dagvaarding in conventie geformuleerde gronden bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
I de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan een contactregeling inhoudende dat de man recht heeft op omgang gedurende de zondagen van 10.00 uur tot 17.00 uur;
II te bepalen dat de omgang wordt hervat op de eerste zondag na betekening van dit vonnis;
Beide op verbeurte van een dwangsom voor elke keer dat de vrouw niet voldoet aan de veroordeling.
3.2.
De vrouw heeft in reconventie gevorderd te bepalen dat de omgang zal worden opgeschort voor onbepaalde tijd, subsidiair voor een periode van zes maanden.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
De voorzieningenrechter zal, gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, deze gezamenlijk beoordelen.
4.2.
Het spoedeisend belang wordt niet betwist en staat voldoende vast nu er al enige tijd geen omgang is tussen de man en X, bij beschikking van 1 februari 2017 een voorlopige contactregeling is bepaald en de vrouw weigert die contactregeling uit te voeren.
4.3.
Partijen hebben behoefte aan een spoedig vonnis zodat zij weten waar zij aan toe zijn. De spanningen lopen onderling op, hetgeen ook voor de zitting bleek. De man reageerde dusdanig op het zien van de vrouw met haar partner dat de beveiliging is opgetrommeld omdat men de indruk had dat dit nodig was. Daarbij is volledigheidshalve ook vermeldenswaardig dat de reactie van de partner - meesmuilend lachen in de weergave van een toeschouwer - ongetwijfeld olie op het vuur zal hebben gegooid. De ouders doen inmiddels over en weer aangifte tegen elkaar. Daar zullen ze het doel dat zij beiden zeggen te willen dienen - het welzijn van X - waarschijnlijk niet erg mee bevorderen.
4.4.
Dat de man de vrouw van alles verwijt en dat hij bijster weinig respect voor haar heeft was ter zitting ook wel duidelijk. De man zat eerst ook instemmend te knikken bij deze observatie van de voorzieningenrechter. Pas toen hem duidelijk werd dat dit niet echt in zijn voordeel werkte begon de man de sociaal wenselijke opmerkingen te maken.
De vrouw stelt op haar beurt dat zij bang is voor de man en het emotioneel niet aankan om de dochter van partijen aan hem mee te geven. Toen zij zelf het woord kreeg bleef naarmate zij langer sprak steeds minder over van het beeld van het lamgeslagen slachtoffer van de situatie. Moeder blijkt opmerkelijk veel pit te kunnen tonen en nam geen blad voor de mond. Op het oog was daarbij van angst weinig sprake, maar wellicht zal de omgeving en de setting daaraan hebben bijgedragen.
4.5.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter de ouders voorgehouden wat hun onderlinge gedrag met hun dochter doet en hoe klem zo'n vijf jarige dan kan zitten tussen haar ouders.
4.6.
Daarmee komt de voorzieningenrechter bij de belangrijkste reden die moeder aanvoert om de contactregeling niet na te leven. Zij vreest dat haar dochter bij vader niet veilig is, op basis van het gedrag van haar dochter en op basis van wat haar dochter haar heeft verteld. Dat heeft geleid tot een aangifte en inmiddels is dochter gehoord.
Wat moeder tijdens dit kort geding naar voren heeft gebracht maakt niet dat het voor de voorzieningenrechter aannemelijker is dan het voor de bodemrechter is, dat vader zich dusdanig heeft gedragen dat het strafrecht om de hoek komt kijken. Dat een vijfjarige die verkeerd in de omstandigheden van de dochter van partijen iets zorgwekkends verteld, wil nog niet zeggen dat het ook is gebeurd. Het kan heel andere oorzaken hebben dat een kind dit soort dingen vertelt aan de moeder waar ze woont, over de vader waar ze niet woont en waarvan ze heel goed voelt dat vader en moeder elkaar ten opzichte van haar diskwalificeren wat voor haar weer moeilijk maakt om onbezorgd van de één naar de ander te gaan. Dat een kind vertelt wat dit kind heeft verteld is altijd zorgelijk. Maar niet omdat er direct van kan worden uitgegaan dat zij heeft beschreven feitelijk is gebeurd. Dat is zo lijkt het ook de boodschap geweest van de Raad op de vorige zitting.
4.7.
Voor de rechter die de zaak recent op zitting had, daarbij geadviseerd door een medewerker van de Raad vormde het politieonderzoek geen reden om te oordelen dat contact tussen vader en dochter niet mogelijk was. Eerder was het oordeel dat het weer opstarten van contact niet kan wachten tot de Raad en de politie zich over de zaak hadden uitgelaten.
Als moeder nu alsnog meent dat er reden is om te stellen dat de contactregeling desondanks geschorst moet worden, of feitelijk moet blijven, dan moet zij met iets zwaarwegends komen dat een nieuw licht op de zaak kan werpen. Dat doet ze niet. Wat moeder stelt is wat zij eerder al stelde, de zorgen die ze op verschillende vlakken heeft over haar dochter en de druk die alles op haar zelf legt, wat ze nu nogmaals probeert te onderbouwen met stukken. Die stukken werpen echter geen heel ander licht op de zaak. Hoe verdrietig het ook voor hun dochter is, vader toonde eerder geen respect voor moeder en toonde dat aan de wereld en dat doet hij nog. School maakt zich zorgen en doet dat nog.
Dochter is inmiddels gehoord door de politie, dus ook daar kan vader al geen invloed meer op uitoefenen. Vader weet al waar hij van wordt beschuldigd, althans afgaande op hetgeen vader ter zitting benoemde en ontkende lijkt hij te denken dat hij dat weet. Zelfs al zou vader met zijn dochter spreken over wat dochter heeft verteld, in een eventuele strafzaak zal hij daar weinig baat bij hebben. In de nog lopende bodemprocedure over de omgang bij deze rechtbank zal vader dat zeker zeer te nadele worden aangerekend.
4.8.
Als vader wil laten zien dat hij deze procedure werkelijk voert met het oog op de belangen van zijn dochter dan moet hij iets leuks met haar gaan ondernemen en haar laten vertellen over school, vriendinnetjes en wat haar verder bezig houdt. Als vader wil laten zien dat hij vooral handelt vanuit de partnerproblematiek met moeder dan zal hij zijn dochter verder uithoren en zijn dochter weer laten merken wat hij zoal van haar moeder en haar vriend vindt.
Het gaat vader niet meer aan wat moeder doet en met wie. Dat vader en moeder samen een dochter hebben maakt niet dat hij over de bocht van de bezorgde vader alsnog controle kan willen uitoefenen over het leven van moeder. Moeder hoeft hem niet op de hoogte te houden van de exacte verblijfplaats van hun dochter op elk moment van de dag of week. Dochter heeft haar hoofdverblijf bij moeder, dat wil niet zeggen dat beiden continu in de woning van moeder moeten verblijven en anders vader moet worden geïnformeerd. Vader heeft geen "recht" een nieuwe partner te ontmoeten of te spreken en heeft niet een "recht" om te bepalen of die man in de buurt van zijn dochter en haar moeder mag zijn.
Vader moet daar nog flink op oefenen.
4.9.
Ook de voorzieningenrechter maakt zich zorgen over het dochtertje van partijen, maar dan vooral door wat de voorzieningenrechter heeft gezien van de manier waarop ouders met elkaar omgaan. In hoeverre dat een dusdanig invloed op X heeft dat het voor haar beter zou zijn om haar vader niet of minder te zien is iets dat in de verzoekschriftprocedure nader door de Raad zal worden onderzocht. Er is op dit moment onvoldoende aanleiding om te oordelen dat de contacten tussen vader en dochter alsnog moeten worden opgeschort.
Het staat moeder niet vrij om dan toch te besluiten dat X haar vader niet zal zien tot na een behandeling of tot het onderzoek door de politie is afgerond. Dat is wel wat moeder nu doet.
4.10.
De vrouw zal dan ook worden veroordeeld om - zoals in de beschikking van 1 februari 2017 is bepaald - eraan mee te werken dat X een zondag in de twee weken van 10:00 tot 17:00 bij haar vader verblijft, waarbij de man haar ophaalt en weer thuis brengt.
Omdat X haar vader al een tijd niet heeft gezien zal de voorzieningenrechter de eerste keer echter op een kortere periode bepalen.
4.11.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om aan moeder een dwangsom op te leggen. Dat is deels symbolisch, gezien het gebrek aan inkomsten van moeder, daarvan is ook de voorzieningenrechter zich bewust. Die dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als volgt.
4.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie:
- veroordeelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan een contactregeling inhoudende dat de man X bij zich heeft op één zondag in de twee weken van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de man haar ophaalt en weer thuis brengt;
- bepaalt dat de contacten weer worden hervat op zondag 30 april 2017;
- bepaalt dat het eerste contact tussen de man en X in afwijking van hetgeen in het algemeen is bepaald zal zijn van 14.00 tot 17.00 uur;
- bepaalt dat de vrouw een dwangsom verbeurt, te betalen aan de man, van € 100,- voor elke keer en elke dag dat zij niet voldoet aan de veroordeling als hiervoor weergegeven mee te werken aan de contacten tussen de man en X, tot een maximum van € 2.000,-.
- wijst de vordering van de vrouw af.
- compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2017.