ECLI:NL:RBNNE:2017:177

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
C/17/151870 / KG RK 16-444
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk wegens te late indiening

Op 10 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoekster, die eerder betrokken was in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van haar twee minderjarige kinderen. De kinderrechter, mr. J. Teertstra, had op 5 oktober 2016 beslissingen genomen over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de kinderen. De verzoekster heeft op 15 november 2016 mr. Teertstra gewraakt, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend. Volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Rechtsvordering dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoekster zich pas bijna zes weken na de beslissing van 5 oktober 2016 beklaagde, wat niet als verschoonbaar kon worden aangemerkt. De wrakingskamer, bestaande uit mr. C.M. Telman, mr. J.E. Biesma en mr. M.J. Dijkstra, verklaarde de verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/151870 / KG RK 16/444
beslissing van 10 januari 2017 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken
op het verzoek ex artikel 36 Wetboek van rechtsvordering (Rv) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekster tot wraking,
hierna te noemen: [verzoekster],
van
mr. J. Teertstra, kinderrechter in deze rechtbank.

1.De procedure

1.1
Op 5 oktober 2016 heeft mr. Teertstra voornoemd de twee minderjarige kinderen van [verzoekster] voor de periode van 8 oktober 2016 tot 8 oktober 2017 onder toezicht gesteld van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (vestiging Leeuwarden, hierna: GI). Daarnaast heeft mr. Teertstra de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot uiterlijk 8 maart 2017.
1.2
Bij brief van 15 november 2016 heeft [verzoekster] mr. Teertstra gewraakt. Bij brief van 14 december 2016 heeft mr. Teertstra verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek en aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. C.M. Telman,
mr. J.E. Biesma en mr. M.J. Dijkstra. Op grond van de hiernavolgende overwegingen heeft de wrakingskamer aanleiding gezien om in de onderhavige zaak, in afwijking van het in artikel 39 lid 2 Rv neergelegde uitgangspunt en overeenkomstig artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, te beslissen op het door [verzoekster] ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting is behandeld.

2.Beoordeling

2.1
Mr. Teertstra heeft - samengevat weergegeven - als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, namelijk na de beslissingen van
5 oktober 2016, en dat [verzoekster] daarom niet in haar verzoek kan worden ontvangen. Het wrakingsverzoek kan overigens ook op inhoudelijke gronden niet slagen, aldus
mr. Teertstra.
2.2
De wrakingskamer overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 37 lid 1 Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit laatstbedoelde artikellid borgt daarmee dat het ernstige gebrek dat aan de behandeling van een zaak kleeft wanneer de onpartijdigheid van een rechter in twijfel wordt getrokken, direct kenbaar wordt gemaakt.
2.3
De onder 1.1 vermelde beslissingen zijn genomen op verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Deze verzoeken (met zaaknummers:
C/17/150506 / FJ RK 16/862 en C/17/150655 / FJ RK 16/895) zijn op 21 september 2016 ter zitting behandeld door mr. Teertstra. Daarbij was [verzoekster] aanwezig, bijgestaan door een advocaat. Uit het wrakingsverzoek leidt de wrakingskamer af dat volgens [verzoekster] mr. Teertstra buiten de aanwezigheid van [verzoekster] de verzoeken van GI kort vóór en/of kort na de zitting van 21 september 2016 heeft besproken met GI en/of de Raad. De wrakingskamer stelt vast dat [verzoekster] zich hierover op de zitting of kort na de zitting niet heeft beklaagd. Pas bijna zes weken na de beslissing van 5 oktober 2016 (en bijna acht weken na de mondelinge behandeling op 21 september 2016) heeft [verzoekster] zich hierover (kennelijk) beklaagd. [verzoekster] heeft het bepaalde in artikel 37 lid 1 Rv dus niet in acht genomen. Hiervoor heeft zij in haar wrakingsverzoek geen verklaring gegeven. Dit leidt tot de slotsom dat [verzoekster] kennelijk niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek omdat een dergelijk lange termijnoverschrijding hoe dan ook niet als verschoonbaar kan worden aangemerkt. Overigens is naar het oordeel van de wrakingskamer door [verzoekster] op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van wat voor overleg dan ook tussen mr. Teertstra en (medewerkers van) GI en/of Raad terzake de verzoeken van GI ten aanzien van de kinderen van [verzoekster], op andere momenten dan tijdens de zitting van 21 september 2016.
2.4
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoekster], mr. Teertstra, GI en de Raad.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.M. Telman, voorzitter, mr. J.E. Biesma en
mr. M.J. Dijkstra, bijgestaan door mr. J.R. Leegsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2017.
c467