ECLI:NL:RBNNE:2017:1742

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
18/950087-16 ontnemingsbeslissing
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 april 2017 uitspraak gedaan in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en gewoontewitwassen. De officier van justitie had op 22 maart 2017 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 52.406,64 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 28 maart 2017 zijn de veroordeelde, diens raadsman mr. W.M. Bierens, en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 11.497,04 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, na aftrek van zijn legale inkomsten van € 7.904,94. De rechtbank heeft het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 3.592,10. Dit bedrag is gebaseerd op de inkoopwaarde van de in beslag genomen drugs en andere activa die door de veroordeelde zijn verworven met criminele opbrengsten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het volledige gevorderde bedrag afgewezen en de veroordeelde de verplichting opgelegd om het vastgestelde bedrag aan de staat te betalen.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. F. Sieders als voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. S. Zwarts. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier mr. W. Braaksma heeft de zitting bijgewoond. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemotiveerd en de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950087-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 11 april 2017 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats]
hierna: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 22 maart 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 52.406,64 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/950087-16 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 28 maart 2017. Veroordeelde, diens raadsman, mr. W.M. Bierens, en de officier van justitie zijn op de vordering gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 11 april 2017 in de zaak met parketnummer 18/950087-16 veroordeeld ter zake onder meer het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en gewoontewitwassen.
Op grond van deze veroordeling kan aan veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde feiten en soortgelijke feiten. De rechtbank baseert deze conclusie op de wettige bewijsmiddelen als genoemd in haar vonnis van 11 april 2017.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen van € 52.406,64.
De raadsman heeft ter zitting de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bestreden, met dien verstande dat een bedrag van € 3.160 voor ontneming in aanmerking komt.
Ten aanzien van de in het proces-verbaal witwassen genoemde bedragen die zijn aangewend voor de aankoop van motoren heeft de rechtbank veroordeelde vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat deze zaken zijn aangeschaft met uit misdrijf afkomstig geld, zodat veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Ten aanzien van de huur van de loodsen en de huur van de campingplaats overweegt de rechtbank dat onvoldoende grond bestaat om deze bedragen aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormeld strafbaar feit wordt geschat, het proces-verbaal witwassen d.d. 22 februari 2017, van het dossier met nummer 2016249525, waarin wordt verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2016, opgenomen in voornoemd dossier.
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de waarde van de drugs uit van de inkoopwaarde en komt daarbij op de volgende berekening:
Amfetamine per kilo € 400,- 4631,61 gram € 1.852,64
MDMA per 100 gram € 230,- 395,74 gram € 910,20
Hennep € 100,00
Cocaïne per gram € 20,- 38,21 gram € 764,20
Totaal
€ 3.627,04
De rechtbank heeft bij vonnis van 11 april 2017 bewezen verklaard dat veroordeelde een boot met buitenboordmotor en trailer en geldbedragen heeft witwassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte heeft hierdoor wederrechtelijk verkregen voordeel genoten. De contante geldbedragen werden overgemaakt op een rekening waarover veroordeelde kon beschikken. De rechtbank gaat daarbij, gelet op voornoemd proces-verbaal van bevinding d.d. 28 september 2016 uit van de volgende berekening:
18-05-2016 17.45 uur € 180,--
25-05-2016 10.49 uur € 600,--
08-06-2016 11.22 uur € 310,--
10-06-2016 10.26 uur € 320,--
23-06-2016 18.33 uur € 220,--
28-06-2016 10.17 uur € 750,--
22-08-2016 13.28 uur € 600,--
05-09-2016 12.00 uur € 90,--
Totaal
€ 3070,--
De rechtbank gaat er voorts vanuit, op basis van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd, dat verdachte een bedrag van € 1.800,-- (€ 200,-- x 9 maanden) aan huur voor de loods heeft betaald.
De rechtbank schat de waarde van de boot met buitenboordmotor en trailer op
€ 3000,--.
Het totaal aan contant betaalde bedragen betreft derhalve € 11.497,04.
Uit het proces-verbaal witwassen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 369a e.v., blijkt dat verdachte over de ten laste gelegde periode een totaal bedrag van € 6.854,94 aan uitkering en zorgtoeslag en een totaal bedrag van € 1.050,--van World Pay ontving. Zijn totale inkomsten waren derhalve € 7.904,94.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de veroordeelde in totaal (€ 11.497,04 - € 7.904,94
= ) € 3.592,10wederrechtelijk aan voordeel heeft genoten. De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om dit bedrag aan de Staat te betalen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 3.592,10.
Legt [veroordeelde] , voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 3.592,10(zegge: drieduizend vijfhonderd tweeënnegentig euro en tien eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 april 2017.
Mr. Th.A. Wiersma en mr. W. Braaksma zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.