ECLI:NL:RBNNE:2017:1741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
18/950087-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en witwassen van geld en goederen

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden harddrugs en het witwassen van geldbedragen en een boot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2016 in de gemeente Emmen samen met anderen opzettelijk cocaïne, amfetamine en MDMA voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een boot met buitenboordmotor en trailer, evenals van geldbedragen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor het voorwaardelijke strafdeel. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van drugs en motorvoertuigen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze goederen uit een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van harddrugs een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormt en dat het witwassen van criminele opbrengsten de integriteit van het financiële systeem aantast. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950087-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2016 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 december 2016, in de gemeente Emmen, althans in Nederland, telkens
- A.
van een of meer voorwerpen, te weten
- een of meer hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (cocaïne, amfetamine en/of MDMA) en/of
- een motorfiets en/of
- een of meer andere motorvoertuigen en/of
- een boot met buitenboordmotor en/of trailer en/of
- een of meer geldbedragen
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
- B.
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het onder A genoemde voorwerp(en) was/waren en/of
- C.
de/het onder A genoemde voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of
- D.
heeft verborgen en/of verhuld wie de/het onder A genoemde voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl hij telkens wist dat genoemd(e) voorwerpen geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 december 2016, in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens)
- A.
van een of meer voorwerpen, te weten
- een of meer hoeveelheden middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (cocaïne, amfetamine en/of MDMA) en/of
- een motorfiets en/of
- een of meer andere motorvoertuigen en/of
- een boot met buitenboordmotor en/of trailer en/of
- een of meer geldbedragen de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel
- B.
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het onder A genoemde voorwerp(en) was/waren en/of
- C.
heeft verborgen en/of verhuld wie de/het onder A genoemde voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl hij (telkens) wist, althans moest vermoeden, dat genoemd(e) voorwerpen geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat op grond van het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde drugs voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde voert de officier van justitie aan dat dit feit kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van ‘motorvoertuigen’ van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van feit 1:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 maart 2017 afgelegde verklaring.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 15 december 2016, opgenomen op pagina 225 e.v. van het dossier met nummer 2016249525 en onder naam EALE d.d. 16 februari 2017, inhoudende de relatering van verbalisanten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 15 december 2016, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 249 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 16 december 2016, opgenomen op pagina 372 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank acht het onder 2 primair bewezen, met dien verstande dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van witwassen van de in de tenlastelegging genoemde drugs, de motorfiets en motorvoertuigen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In artikel 420bis Sr (witwassen) zijn ter bescherming van de integriteit van het financiële en economische verkeer handelingen strafbaar gesteld die erop gericht zijn criminele opbrengsten van strafbare feiten veilig te stellen. Uit de aard van deze strafbaarstelling leidt de rechtbank af dat de wetgever niet heeft beoogd de in dit artikel beschreven handelingen strafbaar te stellen ten aanzien van goederen zoals drugs en verboden wapens, waarvan het enkel voorhanden hebben op zichzelf reeds een strafbaar feit krachtens de Nederlandse strafwetgeving oplevert. In de onderhavige zaak is aan verdachte het voorhanden hebben van drugs ook als apart feit onder 1 ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten gelaste gelegde witwassen voor zover het betrekking heeft op de ten laste gelegde drugs.
De rechtbank heeft uit de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband kunnen afleiden tussen de ten laste motorvoertuigen en motorfiets en een bepaald misdrijf. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp in de tenlastelegging onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de motorfiets en motorvoertuigen heeft witgewassen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In de ten laste gelegde periode ontving ik een uitkering en zorgtoeslag. Ik had ook wel inkomsten uit het gokken. Ik betaalde 200 euro per maand voor de huur van de loods.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 september 2016, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
De ABNAMRO Bank heeft op vordering ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering diverse mutaties/transacties uitgeleverd die in relatie staan met het bankrekeningnummer NL42ABNA0443744637, welke op naam staat van [verdachte] .
Hieruit is het volgende gebleken. De rekening wordt hoofdzakelijk gevoed door overboekingen van gemeente Emmen alsmede kasstortingen. In de periode 19 april 2016 tot 11 augustus 2016 ontving [verdachte] 2.611 euro aan bijstandsuitkering.
De kasstortingen vonden plaats bij de geldautomaat aan de Baander 32 te
Emmen:
18-05-2016 17.45 uur € 180,--
25-05-2016 10.49 uur € 600,--
08-06-2016 11.22 uur € 310,--
10-06-2016 10.26 uur € 320,--
23-06-2016 18.33 uur € 220,--
28-06-2016 10.17 uur € 750,--
22-08-2016 13.28 uur € 600,--
05-09-2016 12.00 uur € 90,--
Ook komt er geld binnen van World Pay AP limited (een betaalsite voor online casino's). In de periode april 2016 tot september 2016 is 1050 euro gestort door World Pay AP Limited.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal witwassen van Politie Noord-Nederland d.d. 22 februari 2017, opgenomen op pagina 369a e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten:
Inkomsten berekening over de periode 1 april 2016 t/m december 2016
Uitkering € 683,16
Zorgtoeslag € 78,50
-----------+
€ 761,66
9 maanden
-----------x
Totaal € 6.854,94
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 11 januari 2017, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Telefoongesprek d.d. 6 december 2016 te 17.36 uur, [verdachte] belt naar [naam] :
Samenvatting: [verdachte] vertelt aan [naam] dat [naam] onderweg was en een boot aan het ophalen was.
Smsbericht d.d. 7 december 2016 te 10:29 uur, [verdachte] stuurt sms bericht naar [naam] :
Heb die speeboot op trailer ook. Haha
Telefoongesprek d.d. 7 december 2016 te 10:42 uur, [naam] belt naar [verdachte] :
[verdachte] : ik heb die speedboot ook he, hij past gewoon in mijn box, dwars hahaha met trailer en motor erbij er moet wel wat aan gebeuren maar ik had gekeken zonder trailer en zo vragen ze 2900 euro en zonder motor weet je. Ik heb trailer en motor erbij weet je dus sowieso 3800 euro a 4000 euro.
Smsbericht d.d. 8 december 2016 te 12:50 uur, [verdachte] stuurt sms bericht naar [naam] :
Heb dikke speedboot man. haha
Gelet hierop acht de rechtbank het onder 2 primair bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan verdachte wordt gewoontewitwassen verweten met betrekking tot een aantal grote geldbedragen en een boot met buitenboordmotor en trailer. Volgens vaste jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet, witwassen worden bewezen geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen en de boot met buitenboordmotor en trailer onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze goederen. De door verdachte te geven verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld.
De rechtbank leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af. In de periode april 2016 tot september 2016 heeft het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) een aantal meldingen ontvangen, waardoor de verdenking ontstond dat verdachte handelde in verdovende middelen. Deze TCI-meldingen vormden de aanleiding voor een grootschalig onderzoek naar de verdachte onder de naam EALE. In het kader van dit onderzoek zijn verschillende personen gehoord, is er onderzoek gedaan naar de financiën van verdachte, is de mobiele telefoon van verdachte getapt en heeft de politie een camera bij de door verdachte gehuurde loods geplaatst. Uit de opgemaakte tapverslagen leidt de rechtbank af dat verdachte zeer regelmatig kort contact heeft gehad met verschillende mensen. Via de telefoon of per sms werd afgesproken dat de betreffende personen langs konden komen bij de loods die verdachte huurde. In de tapverslagen bevindt zich tevens een aantal sms-berichten van de vriendin van verdachte gericht aan verdachte waarin zij schrijft dat ze genoeg heeft van het feit dat hij drugs gebruikt en handelt in ‘shit’.
Uiteindelijk heeft de politie de door verdachte gehuurde loods en de woning van zijn vriendin, waar verdachte regelmatig verbleef, doorzocht. Bij de doorzoeking van voornoemde loods op 15 december 2016 is onder andere een grote hoeveelheden drugs, bestaande uit amfetamine, cocaïne, weed en MDMA aangetroffen. Tevens zijn twee weegschalen en een envelop met pony packs aangetroffen. Bij de doorzoeking van de woning van de vriendin van verdachte is contant geld en een hoeveelheid cocaïne, in 14 individuele zakjes verpakt, in de jaszak van verdachte aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat bovengenoemde feiten en omstandigheden in combinatie met het feit dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode alleen een bijstandsuitkering, een zorgtoeslag en girale stortingen van een online casino ontving, een vermoeden voortvloeit dat de in de tenlastelegging opgenomen contant gestorte geldbedragen en aankoopsom voor de boot met buitenboormotor en trailer uit enig misdrijf afkomstig zijn. Van verdachte mag derhalve worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft omtrent de herkomst hiervan.
Verdachte heeft verklaard dat de contant gestorte bedragen afkomstig zijn van winst bij het online gokken. De verdachte heeft niet uit kunnen leggen hoe hij precies aan deze geldbedragen is gekomen, gelet op het feit dat het hier om online gokken gaat en een girale storting van winsten dus veel meer voor de hand ligt. Daarnaast blijkt uit financieel onderzoek dat verdachte in de periode van 1 april 2016 tot 5 september 2016 een totaal bedrag van € 1050 op zijn bankrekening heeft ontvangen van World Pay AP Limited, afkomstig van een online goksite. Verdachte heeft verder geen namen genoemd van goksites waarbij hij de contante bedragen heeft gewonnen, zodat dit ook op geen enkele wijze kan worden geverifieerd.
Verdachte heeft verklaard dat de boot van een vriend is. Verdachte heeft voorts verklaard dat de boot in de door hem gehuurde loods stond, omdat hij de boot zou repareren voor voornoemde vriend. Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen tapverslagen is de rechtbank gebleken dat verdachte eigenaar is van de boot. In verschillende sms berichten en telefoongesprekken sprak verdachte over de door hem verkregen boot. Hij vertelde over de potentiele waarde van de boot en deed navraag over hoe een koper de boot op zijn naam kon zetten. Verdachte heeft op vragen hieromtrent geen antwoord willen geven.
Nu verdachte geen aannemelijke, consistente en min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven omtrent de herkomst van de boot met buitenboordmotor en trailer en de contante geldbedragen, is de rechtbank van oordeel dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de in de tenlastelegging opgenomen boot met buitenboordmotor en trailer en geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank is van oordeel dat nu herhaaldelijk bedragen zijn witgewassen, bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 december 2016 in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA middelen in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2, primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 15 december 2016, in de gemeente Emmen, althans in Nederland, telkens van een voorwerp, te weten een boot met buitenboordmotor en trailer en geldbedragen
heeft voorhanden gehad, terwijl hij telkens wist dat genoemd voorwerp geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
2. primair Van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een klinische opname. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen drugs en wapens worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en meewerken aan een klinische opname. De raadsman heeft voorts verzocht dat de inbeslaggenomen contante geldbedragen worden teruggegeven aan de vriendin van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage d.d. 20 februari 2017, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft voor verdere verspreiding onder dealers en/of verslaafden geschikte hoeveelheden van de voor de volksgezondheid zo schadelijke stoffen amfetamine, MDMA en cocaïne voorhanden gehad. Dergelijke hard drugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Het bezit van hard drugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Naast het voorhanden hebben van grote hoeveelheden harddrugs heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een boot met buitenboordmotor en trailer en geldbedragen en daar een gewoonte van gemaakt. Door dit handelen heeft verdachte getracht directe of indirecte opbrengsten uit enig misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus. Dat levert een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel op.
Zowel het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrug als gewoontewitwassen rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, zij het langer geleden, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten tot lange gevangenisstraffen.
Gelet op voornoemde omstandigheden en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk strafdeel groter dient te zijn dan door de officier van justitie voorgesteld, daar verdachte een forse stok achter de deur nodig heeft om de door hem ter zitting getoonde motivatie om zijn leven te veranderen daadwerkelijk door te zetten. De rechtbank zal dan ook aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, te weten de meldplicht bij de reclassering en de klinische behandeling, om de verdachte te steunen in zijn wens zijn leven te beteren.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt wat er met het beslag is gebeurd en kan om die reden geen beslissing geven over de onder verdachte inbeslaggenomen goederen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Overcingellaan 19 te Assen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, zal laten opnemen in een intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.
Mr. Th.A. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.