ECLI:NL:RBNNE:2017:1696
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Reële dreiging niet-nakoming vaststellingsovereenkomst vooralsnog onvoldoende aannemelijk
In deze zaak heeft eiser, die van 1 november 2012 tot 1 januari 2017 in dienst was bij gedaagde, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een naamloze vennootschap, vanwege een vermeende schending van een geheimhoudingsbeding in een vaststellingsovereenkomst. Eiser vorderde dat gedaagde zou worden veroordeeld tot nakoming van dit geheimhoudingsbeding, op straffe van een dwangsom. De procedure begon met een verzoek van eiser om de zitting achter gesloten deuren te houden, wat door de kantonrechter werd afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2017 werd een verkort vonnis gewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een reële dreiging van schending van het geheimhoudingsbeding door gedaagde. De kantonrechter overwoog dat gedaagde voldoende inspanningen had geleverd om openbaarmaking van de beëindigingsvergoeding te voorkomen en dat de vrees van eiser ongegrond was. Eiser had gesteld dat gedaagde in het verleden haar verplichtingen niet was nagekomen, maar de kantonrechter vond deze argumenten niet overtuigend. Uiteindelijk werden de vorderingen van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.