Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 9 mei 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
de Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister.
Procesverloop
€ 7.536.
Overwegingen
Wil [eiseres] gebruik maken van de WVA vergoeding dan dienen de deelnemers vóór 1 augustus 2012 bij BEPRO ingeschreven te staan. Ná 1 augustus 2012 kan VAPRO niet meer op deze MBO opleiding inschrijven. Deze komt namelijk door wettelijke wijzigingen te vervallen. Een conceptplan op hoofdlijnen kan er als volgt uitzien.
Zoals besproken met [G] een opdracht voor een [eiseres] brede veiligheidsopleiding”.
Als bijlage de opgave kandidaten.”.
Bedankt voor het toesturen van de inschrijvingslijst en de ID-bewijzen. Kunt u de nog ontbrekende ID-bewijzen toesturen? Wij zullen de werknemers in ieder geval inschrijven voor de opleiding.”.
Hiermede bevestigen wij dat uit onze administratie blijkt dat BEPRO overeenkomsten zijn afgesloten volgens het bijgevoegde overzicht. De overeenkomst loopt van ‘startdatum overeenkomst’ tot diplomering of schriftelijke opzegging. De inschrijving geldt voor de duur van de opleiding en wordt per jaar gefactureerd. Zonder schriftelijke opzegging wordt de inschrijving dus jaarlijks stilzwijgend verlengd en gefactureerd.
DeelnemerOpleiding, overeenkomst, (…) (…)Status
aanvang
“BPV Bedrijf”, zijnde “ [eiseres] / [Y] ”en in de vierde kolom de naam van de
“Onderwijsuitvoerder”,zijnde
“VAPRO Den Haag”.
VVI-II Veiligheid operationeel leidinggevenden”ook de opleidingen “
VVI-I Basisveiligheid” en “VVI-I Basisveiligheid laboratoriumtechniek”voorkomen. Alleen bij de in de eerste rij vermelde deelnemer is onder status vermeld “Ingeschreven t/m 31-7-2012”.
de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs bedoelde beroepsopleiding, op de grondslag van een in artikel 7.2.8 van die wet bedoelde overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 van die wet genoemde partijen en mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven;” (hierna: WVA BBL).
Een beroepsopleiding is een onderwijstraject dat voor een deelnemer is ingericht overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 7, titel 2, en dat is gericht op het behalen van een kwalificatie in het beroepsonderwijs, ten bewijze waarvan een diploma wordt uitgereikt.”
het tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgend jaar”.
geregistreerd als deelnemervoor een bepaalde veiligheidsopleiding met als startdatum 31 juli 2012. Hoewel in de lijst van BEPRO per deelnemer melding wordt gemaakt van een overeenkomstnummer (gevolgd door 'Onderwijsovereenkomst volledige kwalificatie'), volgt hieruit op geen enkele wijze dat tussen de deelnemers zelf en het bevoegd gezag uiterlijk op 31 juli 2012 schriftelijke onderwijsovereenkomsten zijn gesloten, zoals vereist op grond van artikel 8.1.3 van de WEB. Nu laatstgenoemd artikel vereist dat aan de inschrijving een dergelijke, schriftelijke overeenkomst tussen het bevoegd gezag en de deelnemer ten grondslag ligt, kunnen de betreffende lijsten evenmin als bewijs van de feitelijke inschrijving dienen, althans niet zonder dat tevens de onderliggende onderwijsovereenkomsten worden getoond. Het voorgaande geldt evenzeer voor de Bijlagen 1 en 2 bij eiseres' pleitnota: ook deze bijlagen betreffen weliswaar opgaven, lijsten en correspondentie omtrent de aan te leveren (ID-)gegevens, maar behelzen niet de onderwijsovereenkomsten als zodanig en geven ook geen blijk van het (hebben) bestaan daarvan. Het had op eiseres’ weg gelegen om deze onderwijsovereenkomsten, zo deze bestaan, in het geding te brengen. Het spreekt in dit verband naar het oordeel van de rechtbank voor zich, dat de eis van de schriftelijke vorm juist is opgenomen om bewijsproblemen te voorkomen.
ingeschreven staanstelt.
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder voor beide zaken tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van in totaal € 250;
- veroordeelt de Minister voor beide zaken tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van in totaal € 250;
- draagt verweerder op de helft van het voor elk van deze zaken betaalde griffierecht van € 331, ofwel in totaal (0,5 * € 662=) € 331 aan eiseres te vergoeden;
- draagt de Minister op de helft van het voor elk van deze zaken betaalde griffierecht van € 331, ofwel in totaal (0,5 * € 662=) € 331 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de helft van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 247,50 per zaak, ofwel in totaal € 495;
- veroordeelt de Minister in de helft van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 247,50 per zaak, ofwel in totaal € 495.