Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 4 mei 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Eiser en verweerder hebben in reactie hierop vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Overwegingen
In de onderneming wordt gewerkt met twee shifts, van 11.00 tot 19.00 uur en van 19.00 tot 03.00 uur.
“
Wij komen tot de conclusie dat de door u gevoerde administratie in de jaren 2010 t/m 2012 dusdanig ernstige tekortkomingen kent, dat deze verworpen zal worden. De administratie kan niet dienen als een betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening. U hebt daarmee niet voldaan aan uw verplichtingen ingevolge artikel 52, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Hieronder geef ik u een omschrijving van de administratieve vastleggingen die wij mogen verwachten bij uw onderneming en de vastleggingen zoals wij die hebben aangetroffen.Inkoop- en voorraadadministratie cannabis.(…)U verklaart dat u uitsluitend hasj en wiet inkoopt in zakjes die door derden zijn ingepakt. (…) In uw administratie vermeldt u alleen de door u ingekochte aantallen zakjes hasj en wiet met de daarbij behorende inkoopprijzen.Uit de brutowinstmarges die blijken uit uw jaarrekening blijkt dat de kostprijs van uw ingekochte hasj en wiet hoger is dan met u vergelijkbare ondernemers. Aangenomen mag worden dat een coffeeshopondernemer een brutowinstpercentage genereert van gemiddeld 100% van de inkoop. Dit percentage is gebaseerd op het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie van 14 april 2005 (het BOOM-rapport).(…)(Klad)kasboek.(…)Gelet op de grote hoeveelheid contant geld die u in bezit heeft mag verwacht worden dat u hierop controle uitoefent door middel van het bijhouden van een (klad)kasboek. In uw administratie is in de gecontroleerde periode 2010 t/m 2012 een (klad)kasboek niet aangetroffen.(…)Dat niet de volledige geldstroom uit de financiële administratie van de belastingplichtige blijkt kan worden aangetoond met de uitkomst van een privévermogensvergelijking. Voor alle gecontroleerde jaren is een vermogensvergelijking gemaakt. De uitkomst van deze vermogensvergelijkingen is als volgt:2010 netto privé negatief € 94.4122011 netto privé negatief € 45.9062012 netto privé negatief € 51.360Uit de uitkomst van deze vermogensvergelijkingen kan de conclusie worden getrokken dat de belastingplichtige uitgaven heeft gedaan die niet kunnen zijn betaald uit de aangegeven inkomsten. U hebt daarom meer inkomsten genoten, waarbij het aannemelijk is dat deze inkomsten zijn gegenereerd uit uw onderneming. Hieruit blijkt tevens dat er door het ontbreken van een (klad)kasboek voor de Belastingdienst geen controle mogelijk is op de door u gegenereerde omzet hasj en wiet en de daarbij behorende inkoop.Bewaarplicht artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen.(…)De schriftelijke vastleggingen door het personeel waaruit het getelde en afgedragen kasgeld blijkt en uw controle hierop, worden door u niet bewaard. Aangezien deze vastleggingen behoren tot uw primaire administratie voldoet u niet aan de bewaarplicht ingevolge artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen.Bewaarplicht digitale gegevens.(…)Gebleken is dat de kassa die u in de onderneming in gebruik heeft bij de dagafsluiting de aangeslagen gegevens uit het geheugen verwijderd. U maakt voor de dagafsluiting geen back-up van de bestanden. Op de kassastroken ontbreken de volgnummers en de tijdstippen van afslag.U voldoet hiermee niet aan de bewaarplicht op grond van het bepaalde in art. 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen.InformatiebeschikkingOnder verwijzing naar artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen stel ik vast dat u niet heeft voldaan aan de op u rustende administratieplicht ingevolge artikel 52, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de op u rustende bewaarplicht ingevolge artikel 52, lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.(…).”.
“
De rechtbank verzoekt eiser de volgende gegevens te verstrekken:
Het zesde lid van artikel 52 van de AWR bepaalt dat de administratie zodanig dient te zijn ingericht en te worden gevoerd en dat de gegevensdragers zodanig dienen te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
“
In uw administratie vermeldt u alleen de door u ingekochte aantallen zakjes hasj en wiet met de daarbij behorende inkoopprijzen.” (zie 1.6). De rechtbank stelt aldus vast dat de door verweerder gestelde gebreken louter zien op de
ontvangstzijde.
Voorts heeft verweerder desgevraagd ter zitting bevestigd dat de in het verweerschrift genoemde (vermeende) schending van artikel 47 van de AWR als niet geschreven kan worden beschouwd, aangezien de informatiebeschikking alleen op artikel 52 van de AWR ziet.
Het zou wellicht fraaier zijn geweest als er ook een afzonderlijk kasboek was bijgehouden, maar gelet op de opzet van de kasadministratie, meer in het bijzonder het feit dat een
afzonderlijkekassa wordt bijgehouden voor alleen de roesmiddelen, wordt de daarmee samenhangende geldbeweging ook alleen door de (controleerbare) goederenbeweging veroorzaakt. In de financiële administratie van de onderneming is het kassaldo te volgen (rekening 134000). Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de wijze van administreren voldoende is afgestemd op de aard en omvang van de onderneming. Voor de volledigheid van de omzet is de goederenbeweging immers het aangrijppunt. Alle omzet komt in de kassa terecht en de omvang daarvan blijkt uit de dagelijkse afslagen. De rechtbank constateert dat het probleem derhalve niet is het (niet) kunnen volgen van de geld-goederenbeweging, maar het al dan niet kunnen volgen van het verloop van het kassaldo
buitende kassa roesmiddelen zoals die zich in de onderneming bevond. Het controlebelang van verweerder (de volledigheid van de omzet) wordt daardoor echter niet geraakt, nu de vanuit de goederenbeweging te bepalen theoretische omzet reeds als zodanig wordt verantwoord.
Vast staat immers dat het kassaldo dagelijks volledig werd afgeroomd en de volgende dag startte op nul (zie 1.3). Voor zover verweerder heeft beoogd te stellen dat het niet bewaren van de enveloppen waarop het afgeroomde kasgeld werd genoteerd een schending van de bewaarplicht oplevert, acht de rechtbank dat in het licht van het voorgaande en op dezelfde gronden eveneens onjuist.
Op 21 mei 2010 is er wel een, klein, verschil; de omzet van de tweede shift zoals vastgelegd in het kasblad komt niet overeen met de afslag. Echter, vast is komen te staan dat de boekhouder in de financiële administratie de (hogere) omzet volgens de kassa-afslag heeft geboekt (€ 91,00), en niet de handgeschreven regel uit het kasboek “omzet” (die in dit geval een vaststelling is van wat de theoretische omzet zou zijn alleen op basis van het getelde kasgeld, zijnde € 58,75, zie ook 1.4).Het geconstateerde verschil kan worden verklaard door bijgevoegde bonnen waarmee enkele uitgaven zijn verantwoord. Voor het overige gaat het om zodanig marginale tekortkomingen van dikwijls minder dan € 1 die inherent zijn aan contante verkopen, zodat ook die niet leiden tot het vermoeden dat er sprake zou zijn van een schending van de administratie op dit punt. Per saldo bestaat er bij de rechtbank geen twijfel dat uit de administratie volgt wat er aan omzet is gedraaid.