ECLI:NL:RBNNE:2017:1640

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
18/143982-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor diefstal met geweld en andere strafbare feiten

Op 4 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren, alsook tot een taakstraf van 120 uren onbetaalde arbeid. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen uit tuinen bij woningen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen een bewoner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 november 2015 op een besloten erf een sigarettenmaker, een doos shag, een schroevendraaier en een klokje heeft weggenomen, vergezeld van geweld tegen de bewoner. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag twee boormachines gestolen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toegewezen tot een bedrag van € 840,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De vorderingen van andere benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/143982-16
ter berechting gevoegd parketnummer 18/920312-16
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/120745-15 en 18/111985-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/143982-16
1.
hij op of omstreeks 10 november 2015 te [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
omstreeks 05.16 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, op een besloten erf gelegen aan [straatnaam], alwaar verdachte en/of
zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
sigarettenmaker (merk Mascotte), een doos shag (merk Mascotte), een
schroevendraaier, een klokje, een sleutel en/of een of meerdere zaklamp(en),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit
- het zich met kracht lostrekken/losrukken uit de greep van die [slachtoffer1] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan (met een zaklamp) tegen het schouder,
althans het lichaam van die [slachtoffer1] en/of
- het bijten in het schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer1];
2.
hij op of omstreeks 10 november 2015 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
omstreeks 05.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
op een besloten erf gelegen aan [straatnaam], alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee,
althans één boormachine(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
in de zaak met parketnummer 18/920312.16
3.
hij op of omstreeks 28 september 2016,
te Emmen, in de gemeente Emmen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
in de zaak met parketnummer 18/120745-15
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2015,
te [pleegplaats], in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
trekker, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, braak en/of verbreking;
in de zaak met parketnummer 18/111985-15
5.
hij op of omstreeks 8 juni 2015 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
Borger-Odoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
(personen)auto ([auto], kenteken [nummer])
weg te nemen benzine, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen benzine onder zijn/haar/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, het klepje van de
tankdop en/of de tankdop heeft/hebben geforceerd, dan wel (met kracht
en/of met een schroevedraaier, althans een voorwerp) heeft/hebben
geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 5 ten laste gelegde met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Immers, behoudens de verklaring van verdachte dat de bij hem aangetroffen substantie amfetamine betreft, bevat het dossier geen andere aanknopingspunten (zoals een indicatieve test of een NFI-rapport) waaruit zou kunnen blijken dat er hier daadwerkelijke sprake is geweest van het voorhanden hebben van amfetamine.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario voor zijn aanwezigheid ter plaatse niet wordt weerlegd door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waardoor niet kan worden uitgesloten dat het zo gegaan is als verdachte heeft verklaard.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu er zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 november 2015, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016058872 d.d. 4 april 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 december 2015, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2]:
In de nacht van 10 november 2015 bevond ik mij in mijn woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] toen ik vroeg in de ochtend een geluid hoorde. Later die avond keek ik onder mijn overkapping achter de woning en zag ik dat er twee boormachines van het merk Hitachi weg waren. De boormachines zaten allebei in een koffer. [naam] zei tegen mij dat [verdachte] ze had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 februari 2016, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam]:
Het klopt dat ik in de nacht van 10 november 2015 even samen was met [verdachte] in [pleegplaats]. [verdachte] begon een paar schuttingen open te maken en ik zag toen dat hij een paar spullen achter een woning weghaalde. Ik zag hem lopen met koffers. Die kwamen blijkbaar achter één van die woningen vandaan. Er zaten iets van boormachines in die koffers.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 november 2015, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Ik wil vertellen dat ik bij twee een soort van woninginbraken in de [straatnaam] hier in [pleegplaats] ben geweest. Dit was één à twee weken geleden. Het was in de nacht. Die boormachines komen niet bij die mensen vandaan waar ik overlopen ben, maar bij het andere huis waar ik ook was wezen kijken. Er zijn twee mannen bij mij langs geweest voor die boormachines. Ik heb toen gelijk degene bericht die ze had en toen heb ik die spullen opgehaald en bij de woning van die mensen neergelegd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte degene is die de boormachines heeft gestolen. Van betrokkenheid van de medeverdachte, anders dan de verklaring van verdachte, blijkt niet, integendeel, verdachte beschuldigt zijn medeverdachte van de diefstal. Wat daarvan ook zij, uit de bewijsmiddelen blijkt in ieder geval onvoldoende dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank acht dan ook dat niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen en spreekt verdachte van dit onderdeel vrij.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 november 2015 te [pleegplaats] omstreeks 05.16 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf gelegen aan [straatnaam], alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sigarettenmaker (merk Mascotte), een doos shag (merk Mascotte), een schroevendraaier en een klokje, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit
- het zich met kracht lostrekken/losrukken uit de greep van die [slachtoffer1] en
- het meermalen slaan tegen de schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer1] en/of
- het bijten in de schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer1];
2.
hij op 10 november 2015 te [pleegplaats] omstreeks 05.00 uur, op een besloten erf gelegen aan [straatnaam], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee boormachines, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
2. diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de verslavingsreclassering (hierna: VNN) in haar rapport van 5 september 2016, alsmede de bijzondere voorwaarde dat het verdachte verplicht wordt om gedurende de proeftijd contact te houden met de VNN en dat hem wordt verboden om -gedurende de proeftijd- harddrugs te gebruiken (hetgeen zal worden gecontroleerd middels urinecontroles). Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, wordt opgelegd voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie. De persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen ter terechtzitting, alsmede uit voornoemde reclasseringsrapportage
d.d. 5 september 2016 zijn voor de officier van justitie aanleiding geweest om toepassing van het jeugdstrafrecht te vorderen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast en geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan,
de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen uit tuinen bij woningen. Met name het eerste feit, waarbij verdachte niet heeft geschroomd om geweld toe te passen toen hij kennelijk onverwacht werd geconfronteerd met de aanwezigheid van de bewoner, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De bewoner heeft ten gevolge van dat geweld onder meer ernstig letsel aan zijn linker ringvinger opgelopen, van welk letsel thans nog onduidelijk is of dit ooit volledig zal herstellen.
Verdachte heeft zich louter laten leiden door geldelijk gewin en zich, met name bij het plegen van de diefstal met geweld, geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor het slachtoffer emotioneel zeer ingrijpende, gebeurtenis.
De rechtbank rekent dit verdachte aan en overweegt daarbij dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen dan ook zonder meer het opleggen van een substantiële straf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 5 september 2016, waarin door de rapporteur wordt aangegeven dat de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd acht. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en neemt deze over. Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank derhalve op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr),
het jeugdstrafrecht toepassen, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit.
Gelet op alle genoemde omstandigheden, de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, alsmede de ouderdom van de bewezen feiten en omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf -bestaande uit een werkstraf- opleggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.

Benadeelde partijen

[slachtoffer1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 90,00 (zijnde de posten "schutting" en "huissleutels"). Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt zij de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en een bedrag van € 750,00 toe te wijzen. Voorts vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd en voor het overige geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, toewijsbaar is tot een bedrag van € 90,00 (bestaande uit de kosten voor de schutting en de kosten voor het vervangen van de sloten). De overige schadeposten (met uitzondering van de post "T-shirt") acht de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar, aangezien uit het dossier blijkt deze posten goederen betreffen die zijn achtergebleven en verder niet is onderbouwd waaruit de schade dan zou bestaan. Ten aanzien van de post "T-shirt" overweegt de rechtbank dat niet uit het dossier blijkt dat dit T-shirt in beslag is genomen en dat ook deze post daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De benadeelde partij zal in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de (niet nader gespecifieerde) gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit.
De rechtbank zal derhalve gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de hoogte van de schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 750,00.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
[naam bedrijf]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer4]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende een door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep te Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen en plaats zal melden bij de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich zal blijven melden bij de reclassering van de VNN op het adres Canadalaan 1 te Groningen, zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die door of namens de reclassering van de VNN aan veroordeelde zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde verplicht wordt om mee te werken aan een verblijf in een nader te bepalen beschermde woonvorm, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat veroordeelde wordt verboden om gedurende de proeftijd harddrugs te gebruiken. De controle op naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urine- en/of bloedonderzoek.
Draagt de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 840,00 (zegge: achthonderd en veertig euro) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2015).
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1] te betalen een bedrag van € 840,00 (zegge: achthonderd en veertig euro).
Dit bedrag bestaat uit € 90,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam bedrijf] in haar vordering
niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer4] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2017.
Mrs. Janssen en Timmer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.