ECLI:NL:RBNNE:2017:1639

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
18/930311-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en eenvoudige mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte

Op 4 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en eenvoudige mishandeling. De zaak betrof twee parketnummers: 18/930311-16 en 18/184435-16. De verdachte, geboren in 1980, was ten tijde van de feiten lijdende aan een schizofrene stoornis en cannabisafhankelijk. Tijdens de zitting op 20 april 2017 werd vastgesteld dat de verdachte niet in staat was om zijn gedrag te overzien door zijn geestelijke toestand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Tevens werd de verdachte voor een jaar geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring van de feiten onder beide parketnummers voldoende was, maar dat de verdachte niet strafbaar was door zijn geestelijke toestand. De benadeelde partij, [slachtoffer2], had een schadevergoeding van € 300,-- gevorderd, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer: 18/930311-16
ter terechtzitting gevoegd parketnummer: 18/184435-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam],
thans verblijvende te Zwolle PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 18/930311-16 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Assen op de openbare weg Het Kanaal,
althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een telefoon en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer1] bij diens keel/hals heeft gegrepen en/of
- die [slachtoffer1] bij diens jas/kleding heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat deze zijn geld en/of zijn telefoon aan verdachte moest afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- in de (broek)zakken van die [slachtoffer1] heeft gevoeld en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft geroepen: "Geef mij geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Assen op de openbare weg Het Kanaal,
althans op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer1], of aan een derde, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer1] bij diens keel/hals heeft gegrepen en/of
- die [slachtoffer1] bij diens jas/kleding heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat deze zijn geld en/of zijn telefoon aan verdachte moest afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- in de (broek)zakken van die [slachtoffer1] heeft gevoeld en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft geroepen: "Geef mij geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Assen op de openbare weg Het Kanaal,
althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een
telefoon en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, in de (broek)zakken
van die [slachtoffer1] heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer1] bij diens keel/hals heeft gegrepen en/of
- die [slachtoffer1] bij diens jas/kleding heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat deze zijn geld (en/of zijn telefoon) aan verdachte moest afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft geroepen: "Geef mij geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Assen op de openbare weg Het Kanaal,
althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] te dwingen tot de
afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer1], of aan een derde,
- die [slachtoffer1] bij diens keel/hals heeft gegrepen en/of
- die [slachtoffer1] bij diens jas/kleding heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat deze zijn geld (en/of zijn telefoon) aan verdachte moest afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- in de (broek)zakken van die [slachtoffer1] heeft gevoeld en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft geroepen: "Geef mij geld", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte is onder parketnummer 18/184435-16 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2016 te en in de gemeente Emmen
[slachtoffer2] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal in
het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of die de [slachtoffer2] meermalen,
althans eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt en/of bij de keel heeft
gegrepen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde in beide zaken wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij acht in de zaak onder parketnummer 18/930311-16 het meest subsidiair ten laste gelegde, een poging afpersing, bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde in beide zaken kan worden bewezen. Hij is van mening dat ter zake van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/930311-16 het meer subsidiaire, een poging diefstal met geweld, kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/930311-16
De rechtbank acht het meer subsidiaire ten laste gelegde onder parketnummer 18/930311-16 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde onder parketnummer 18/930311-16 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2017.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 november 2016, opgenomen op pagina 6 e.v. van het procesdossier met registratienummer PL0100-2016328759 d.d. 1 december 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1].
Ten aanzien van parketnummer 18/184435-16
De rechtbank acht ook het ten laste gelegde onder parketnummer 18/184435-16 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde onder parketnummer 18/184435-16 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2017.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 september 2016, opgenomen op pagina 3 e.v. van het procesdossier met registratienummer PL0100-2016256036 d.d. 26 september 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummer 18/930311-16 bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2016 te Assen op de openbare weg Het Kanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een telefoon en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer1], in de broekzakken van die [slachtoffer1] heeft gevoeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- die [slachtoffer1] bij diens hals heeft gegrepen en
- die [slachtoffer1] bij diens jas heeft vastgepakt en
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat deze zijn geld en zijn telefoon aan verdachte moest afgeven en
- dreigend tegen die [slachtoffer1] heeft geroepen: "Geef mij geld".
De rechtbank acht het onder ten laste gelegde onder parketnummer 18/184435-16 bewezen, met dien verstande dat:
hij op 7 september 2016 te en in de gemeente Emmen [slachtoffer2] heeft mishandeld door hem meermalen, in het gezicht te slaan en die de [slachtoffer2] meermalen tegen het lichaam te schoppen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/930311-16, meer subsidiair: Poging diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
18/184435-16: Eenvoudige mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 12 april 2017, opgemaakt door R.B. Sevinga, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 12 april 2017, opgemaakt door D. Breuker, psycholoog. De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een schizofrene stoornis van het paranoïde en gedesorganiseerde type, met multipele episoden, met katatonie. Tevens is verdachte cannabisafhankelijk. Bij verdachte is sprake van antisociaal gedrag voortkomende uit de psychiatrische stoornis en de verslavingsproblematiek. De deskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/930311-16 de situatie als gevolg van zijn stoornissen niet op een adequate manier kon overzien en dat hij niet in staat was gedragsalternatieven aan te wenden. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde feit verdachte niet aan te rekenen. Daarnaast blijkt uit voornoemde rapportages dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/184435-16 geen anti-psychotische medicatie gebruikte en dat hij korte tijd na de pleegdatum, te weten op 7 oktober 2016, is opgenomen vanwege een psychotisch toestandsbeeld.
De rechtbank kan zich met voornoemde conclusies en bevindingen verenigen en neemt deze over. De rechtbank concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, dat de beide bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
Het standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte ambulante begeleiding prefereert boven een opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
Beoordeling door de rechtbankDe rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Omdat verdachte een gevaar is voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen, zal de rechtbank – conform de vordering van de officier van justitie en het advies van de gedragsdeskundigen – gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor de termijn van een jaar.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het advies van de gedragsdeskundigen R.B. Sevinga, psychiater en D. Breuker, psycholoog.
Het advies van R.B. Sevinga houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Voornamelijk gelet op de veiligheid voor betrokkene, hulpverleners en de maatschappij wordt geadviseerd om de behandeling van schizofrenie en het middelengebruik te laten plaatsvinden in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Bij een plaatsing in een GGZ-instelling door middel van een rechterlijke machtiging is het beveiligingsniveau anders. Een TBS met voorwaarden is eveneens overwogen, maar is op dit moment een te zware maatregel.
Het advies van D. Breuker houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Een opname in een FPA wordt nodig geacht, om verdachte weer te stabiliseren. Verdachte redt het niet alleen en de reguliere GGZ heeft onvoldoende middelen om de soms opspelende agressieve incidenten goed te kunnen aanpakken. Ter verkleining van de kans op een geweldsrecidive wordt geadviseerd om verdachte een behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen voor de duur van maximaal een jaar, middels artikel 37 Wetboek van Strafrecht. Stabilisatie binnen een jaar wordt haalbaar geacht. TBS met voorwaarden is op dit moment nog niet nodig.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.

Benadeelde partij

[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit ter zake van parketnummer 18/184435-16 alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de volledige vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] gevorderd, te weten een geldbedrag van € 300,--, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet onredelijk is. Hij heeft verzocht, indien de vordering wordt toegewezen, de vervangende hechtenis vast te stellen op een dag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal de vervangende hechtenis vaststellen op een dag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37, 45, 57, 300, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

De rechtbank:
Verklaart het meer subsidiair onder parketnummer 18/930311-16 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/184435-16 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van verdachte in een
psychiatrisch ziekenhuisvoor de termijn van
een jaar.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] te betalen een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 300,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. B.I. Klaassens, rechters,
bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2017.