ECLI:NL:RBNNE:2017:1590

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
18/830271-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak en valse sleutel

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De feiten vonden plaats in Groningen tussen 14 en 15 juli 2016, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen uit een woning, waaronder een portemonnee, autosleutel, tablet, laptop en mobiele telefoon. De toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak en inklimming. Daarnaast werd op 15 juli 2016 een bedrag aan geld gestolen met een gestolen pinpas.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een taakstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkeling. De verdachte heeft positieve stappen gezet in zijn rehabilitatie, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om hem onder toezicht van de jeugdreclassering te plaatsen. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer1], ter hoogte van € 246,70, als gevolg van de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830271-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/820333-15 & 05-018269-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te
Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende
onder meer een ING pinpas) en/of een autosleutel en/of een tablet en/of een
laptop en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een (aantal) tas(sen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1]
en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te
Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(personen)auto (merk Suzuki), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een gestolen autosleutel;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening middels een betaling bij een geldautomaat (van de [bedrijfsnaam]) heeft
weggenomen een hoeveelheid (giraal) geld, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een gestolen pinpas.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het 1, 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 april 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 juli 2016, opgenomen op pagina 59 van het dossier met nummer 2016203188 d.d. 17 augustus 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] mede namens [slachtoffer2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende
onder meer een ING pinpas) en een autosleutel en een tablet en een laptop en een mobiele telefoon (merk Nokia) en een aantal tassen, toebehorende aan [slachtoffer1] en/of
[slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Suzuki), toebehorende aan [slachtoffer1] en/of
[slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder
hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen autosleutel;
3.
hij op 15 juli 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening middels een betaling bij een geldautomaat (van de [bedrijfsnaam]) heeft weggenomen een hoeveelheid (giraal) geld, toebehorende aan [slachtoffer1] en/of
[slachtoffer2] waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen met aftrek en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie enerzijds er rekening mee gehouden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten, maar anderzijds ook dat hij succesvol heeft deelgenomen aan een traject in Polen van Cura XL.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de strafeis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte in de nacht van 14 op 15 juli 2016 een groot aantal goederen gestolen uit een woning, waaronder een laptop, een tablet, portemonnee met bankpas en een autosleutel. Verdachte en medeverdachte hebben de auto welke bij de woning stond meegenomen. Met de auto zijn ze naar een supermarkt gereden waar ze met gebruikmaking van de gestolen bankpas boodschappen hebben gedaan. Aangevers bevonden zich op het moment van de inbraak met hun gezin in de woning waardoor deze inbraak een zeer ernstige inbreuk vormde op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. De omstandigheid dat een deel van de gestolen goederen weer in het bezit is van aangevers doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de impact van de misdrijven, temeer nu dit niet aan verdachte te danken is maar het gevolg is van de aanhouding op heterdaad. De rechtbank overweegt dat verdachte heeft aangetoond dat hij, door op een dergelijke manier te handelen, geen enkel respect heeft voor andermans eigendommen en de veiligheid van een woonomgeving.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 maart 2017, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte bevond zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in twee proeftijden.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde moet zijn. Ten tijde van de feiten was verdachte 19 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Ter beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank enerzijds acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 4 april 2017. Uit dit rapport is naar voren gekomen dat er ten aanzien van verdachte problemen zijn op meerdere leefgebieden. Geadviseerd is om verdachte te berechten volgens het commune strafrecht nu verdachte binnenkort 20 jaar wordt, hij bijna van het hele hulpverleningsaanbod van Jeugdbescherming gebruik heeft gemaakt, en het een goed moment lijkt om hem over te dragen aan Reclassering Nederland. De rechtbank heeft daarnaast echter in aanmerking genomen dat verdachte een intensief begeleidingstraject in Polen heeft gevolgd en na zeven maanden in maart jl. positief heeft afgerond. Thans wordt hulp ingezet gericht op begeleid wonen, het vinden van een dagbesteding, beheer van de financiën en middelengebruik. Aangegeven wordt dat verdachte structuur en duidelijkheid nodig heeft en de neiging heeft zichzelf te overschatten. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat de ontwikkeling van verdachte nog niet zodanig is dat hij is uitgegroeid tot een volwassen persoon. De rechtbank ziet hierin aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een deels voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden een passende reactie vormt. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte, hoewel ook nu nog met vallen en opstaan, toch uiteindelijk positieve stappen heeft gezet tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Het traject in Polen van Cura XL lijkt daarbij een keerpunt geweest te zijn. Om te zorgen dat verdachte deze positieve lijn blijft vasthouden, acht de rechtbank het van belang dat verdachte wordt begeleid door de jeugdreclassering en dat hij meewerkt en zich zal houden aan de na te noemen bijzondere voorwaarden zodat kan worden voorkomen dat verdachte terugvalt in crimineel gedrag.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd dat het inbeslaggenomen geld, te weten € 60,- dient te worden teruggegeven aan [verdachte].
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geld, te weten € 60,-, moet worden teruggegeven aan [verdachte] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard nu niet uit de vordering kan worden opgemaakt welk schadebedrag er is gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dan wel door verdachte en de medeverdachte ieder de helft van de gevorderde schade te laten betalen.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer1] door het bewezen verklaarde schade is toegebracht tot een bedrag van € 493,40.
De rechtbank zal de vordering ten laste van verdachte tot de helft van dat bedrag toewijzen, en afzien van hoofdelijkheid, nu ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank zal ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende hechtenis opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling 18/820333-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 maart 2016, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 mei 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 24 maart 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat thans kan worden volstaan met wijziging van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 gestelde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de
rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 3 maart 2016 op de wijze zoals beschreven in het rapport van de reclassering d.d. 4 april 2017.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken met betrekking tot de nu mogelijk geachte ommekeer in verdachtes ontwikkeling, acht de rechtbank echter termen aanwezig thans met betrekking tot deze tenuitvoerlegging de gewijzigde vordering van de officier van justitie te volgen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling 05/018269-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 30 april 2015, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 mei 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 28 maart 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat thans kan worden volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de gestelde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in voornoemd vonnis d.d. 30 april 2015 op de wijze zoals beschreven in het rapport van de reclassering d.d. 4 april 2017 zullen worden aangevuld en gewijzigd.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken met betrekking tot de nu mogelijk geachte ommekeer in verdachtes ontwikkeling, acht de rechtbank termen aanwezig ten aanzien van die tenuitvoerlegging de gewijzigde vordering van de officier van justitie te volgen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z. 77aa, 77gg en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 45 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Bepaalt, dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de door de Jeugdbescherming Noord op het adres Leonard Springerlaan 13 te Groningen te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht in een woonvoorziening van Cura XL te Groningen, Assen of Nooitgedacht in Drenthe te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat indien wordt waargenomen dat het middelengebruik van veroordeelde met het oog op recidive problematische vormen aanneemt, de reclassering of
Cura XL de mogelijkheid wordt geboden middelencontroles toe te passen (zoals bijvoorbeeld bloedonderzoek of urineonderzoek);
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het vinden, behouden en uitvoeren van een dagbesteding;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan budgetbeheer of een bewindvoering.
Draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord, afdeling Jeugdreclassering te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave van:
€ 60,- aan [verdachte]
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 246,70.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen een bedrag van € 246,70 (zegge: tweehonderd zesenveertig euro en zeventig eurocent). Dit bedrag bestaat uit € 246,70 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/820333-15:
Wijzigt de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 3 maart 2016 in die zin dat:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de door de Jeugdbescherming Noord op het adres Leonard Springerlaan 13 te Groningen te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht in een woonvoorziening van Cura XL te Groningen, Assen of Nooitgedacht in Drenthe te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat indien wordt waargenomen dat het middelengebruik van veroordeelde met het oog op recidive problematische vormen aanneemt, de reclassering of
Cura XL de mogelijkheid wordt geboden middelencontroles toe te passen (zoals bijvoorbeeld bloedonderzoek of urineonderzoek);
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het vinden, behouden en uitvoeren van een dagbesteding;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan budgetbeheer of een bewindvoering.
Draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord, afdeling Jeugdreclassering te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
05-018269-15:
Verlengt de in het vonnis van de kinderrechter te rechtbank Gelderland d.d. 30 april 2015 vastgestelde proeftijd met één jaar onder wijziging en aanvulling van de bijzondere voorwaarden in die zin:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de door de Jeugdbescherming Noord op het adres Leonard Springerlaan 13 te Groningen te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht in een woonvoorziening van Cura XL te Groningen, Assen of Nooitgedacht in Drenthe te verblijven en zich te houden aan het (dag-) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat indien wordt waargenomen dat het middelengebruik van veroordeelde met het oog op recidive problematische vormen aanneemt, de reclassering of
Cura XL de mogelijkheid wordt geboden middelencontroles toe te passen (zoals bijvoorbeeld bloedonderzoek of urineonderzoek);
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het vinden, behouden en uitvoeren van een dagbesteding;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan budgetbeheer of een bewindvoering.
Draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord, afdeling Jeugdreclassering te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2017.
Mr. A. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.