ECLI:NL:RBNNE:2017:1550

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
16/612, CJIB 300000036
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op erkenning en tenuitvoerlegging van een Duitse beslissing tot confiscatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure naar aanleiding van een beroep op grond van artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Het beroep was ingesteld door de veroordeelde, die in Duitsland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren en een confiscatie van € 80.000,00 door het Landgericht Aachen. De veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, hebben op 11 januari 2017 hun standpunten toegelicht tijdens de mondelinge behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig en juist was ingesteld. De officier van justitie had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, onder verwijzing naar eerdere uitspraken van het Bundesgerichtshof en het Landgericht Aachen. De rechtbank overwoog dat de beslissing van het Bundesgerichtshof enkel betrekking had op de veroordelingen en niet op de verbeurdverklaring, waardoor deze laatste in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren voor de erkenning en tenuitvoerlegging van de Duitse beslissing tot confiscatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek tot aanhouding of heropening van de behandeling afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. Haisma niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
rekestnummer 16/612
CJIB zaaknummer 300000036
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 1 februari 2017 op het beroep ex artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, ingesteld door

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] , [woonplaats] ,
hierna: veroordeelde,
raadsvrouw mr. S. Bijl, advocaat te Amsterdam.

Procesverloop

Op 27 juni 2016 is namens veroordeelde bij akte beroep ingesteld tegen de op 4 februari 2016 genomen beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van een op 30 oktober 2012 door het Landgericht Aachen in Duitsland opgelegde beslissing tot confiscatie van een bedrag van € 80.000,00.
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben schriftelijk hun standpunten uiteengezet en diverse stukken ingebracht. De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2017 plaatsgevonden. Veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. Bijl, zijn verschenen.

Motivering

1. Het beroep is ingesteld op grond van artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC).
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de bevoegde instantie voor de behandeling van het beroep.
2. Het beroep is tijdig en juist ingesteld.
3. Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw -zakelijk weergegeven- gesteld:
Het Bundesgerichtshof in Duitsland heeft op 26 maart 2014 de uitspraak in de zaak Vriens vernietigd met betrekking tot de afzonderlijke straffen en de totaalstraf, met de bijbehorende vaststellingen. Onder de bijbehorende vaststellingen moet worden begrepen de beslissing tot verbeurdverklaring. Het Landgericht Aachen in Duitsland heeft op 19 december 2016 de zaak, en daarmee ook de verbeurdverklaring, tegen veroordeelde geseponeerd. De officier van justitie had daarom niet in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing tot confiscatie kunnen komen.
Voor het geval de rechtbank de raadsvrouw niet zou volgen in dit standpunt heeft zij verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde vragen te stellen aan het Landgericht Aachen over de status en gevolgen van haar beslissing van 19 december 2016.
4. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat uit de beslissing van het Bundesgerichtshof niet kan worden afgeleid dat ook de aan Vriens opgelegde verbeurdverklaring is vernietigd. De beslissing van het Landgericht Aachen tot seponering ziet op de opgelegde gevangenisstraf en niet op de opgelegde verbeurdverklaring. De officier van justitie heeft dit onderbouwd door overlegging van een schrijven van de Leitende Oberstaatsanwalt in Aachen van 30 september 2016.
Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat, mocht de rechtbank de zaak aanhouden voor het opvragen van nadere informatie, het Duitse openbaar ministerie de bevoegde instantie is.
5.1.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde in Duitsland op 30 oktober 2012 door het Landgericht Aachen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren (Gesamtfreiheitstrafe) en betaling van € 80.000,00 (Wertersatzverfall) als het minimaal door veroordeelde ontvangen bedrag uit de opbrengsten uit het vervaardigen en doorverkopen van amfetamine en het kweken van hennepplanten. Deze uitspraak bevat niet alleen de veroordeling van veroordeelde, maar ook van de hoofdverdachte en medeverdachten.
5.2.
Bij beslissing van 29 november 2013 heeft de rechtbank Limburg in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen de door het Landgericht opgelegde gevangenisstraf van 10 jaren omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
5.3.
Op 26 maart 2014 heeft het Bundesgerichtshof uitspraak gedaan naar aanleiding van door medeverdachten van veroordeelde tegen de beslissing van het Landgericht Aachen van 30 oktober 2012 ingestelde cassatieberoepen. Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het Bundesgerichtshof de uitspraak van het Landgericht Aachen (onder meer) ten aanzien van de totaalstraf (Gesamtstrafe) en de verbeurdverklaring (Verfall von Wertersatz) met de bijbehorende vaststellingen (zugehörige Feststellungen) vernietigd. Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het Bundesgerichtshof de uitspraak van het Landgericht Aachen (onder meer) ten aanzien van een aantal genoemde afzonderlijke straffen (Einzelstrafen) en de totaalstraf (Gesamtstrafe) vernietigd en bepaald dat dit, hoewel hij zelf geen cassatieberoep had ingesteld, ook geldt ten aanzien van veroordeelde, een en ander met bijbehorende vaststellingen (zugehörige Feststellungen). Het Bundesgerichthof heeft de zaak van veroordeelde, in omvang van de vernietiging, terugverwezen naar het Landgericht.
5.4.
Nu het Bundesgerichtshof ten aanzien van veroordeelde enkel spreekt over vernietiging van de uitspraak van het Landgericht ten aanzien van de opgelegde straffen (Einzelstrafen en Gesamtstrafe) en, anders dan ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] , niets overweegt ten aanzien van de verbeurdverklaring (Verfall von Wertersatz), stelt de rechtbank vast dat de uitspraak van het Landgericht met betrekking tot de verbeurdverklaring in stand is gebleven. Daarbij overweegt de rechtbank dat met zugehörigen Feststellungen (bijbehorende vaststellingen) niet wordt gedoeld op bijkomende beslissingen, maar op de constateringen of vaststellingen die door de rechters ten grondslag zijn gelegd aan het desbetreffende onderdeel van de beslissing, zoals bijvoorbeeld de strafoplegging of verbeurdverklaring.
6.1.
Het Landgericht Aachen heeft vervolgens bij haar beslissing van 19 december 2016 bepaald dat er een vervolgingsbeletsel is voor hernieuwde behandeling van en beslissing in de zaak tegen veroordeelde. Het Landgericht heeft daartoe overwogen dat in Nederland de aan veroordeelde oorspronkelijk opgelegde gevangenisstraf van 10 jaar inmiddels is omgezet in een gevangenisstraf van 7 jaar en dat laatstgenoemde straf ten uitvoer is gelegd. Het Landgericht heeft de zaak vervolgens op grond van het bepaalde in § 206a Strafprozeßordnung (https://dejure.org/gesetze/StPO), in verband met het bepaalde in artikel 54 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, ’eingestellt’ (vertaling Van Dale: gestaakt/ermee ophouden/beëindigen/stoppen).
6.2.
De rechtbank leest hierin niet meer dan het oordeel van de Duitse rechter dat er een juridisch beletsel is om uitvoering te geven aan de in de verwijzingsbeslissing van het Bundesgerichthof omschreven opdracht om (in Duitsland) opnieuw de afzonderlijke straffen en de totaalstraf vast te stellen. Deze beslissing heeft derhalve niet tot gevolg dat de oorspronkelijk opgelegde verbeurdverklaring teniet is gedaan en/of niet meer mag worden tenuitvoergelegd.
7. De rechtbank komt op grond van vorenstaande overwegingen, in samenhang met de inhoud van het door de officier van justitie overgelegde schrijven van de Leitende Oberstaatsanwalt van 30 september 2016, tot het oordeel dat de gevolgen van de ingebrachte beslissingen van het Bundesgerichtshof en het Landgericht Aachen, voldoende duidelijk zijn.
De rechtbank wijst dan ook het door de verdediging voorwaardelijk gedane verzoek tot aanhouding (dan wel heropening) van de behandeling van de zaak om nadere informatie in te winnen bij het Landgericht Aachen, af.
8. De rechtbank is van oordeel dat er geen weigeringsgronden aanwezig zijn die de officier van justitie had moeten toepassen bij de beoordeling van het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde beslissing tot confiscatie. De rechtbank is voorts van oordeel dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen afzien van het gebruikmaken van een facultatieve weigeringsgrond en in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning heeft kunnen komen. De rechtbank zal dan ook het beroep ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank wijst het voorwaardelijk gedane verzoek tot het aanhouden/heropenen van de behandeling af.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gewezen op 1 februari 2017 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier.
Mr. Haisma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.