ECLI:NL:RBNNE:2017:1549
Rechtbank Noord-Nederland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beroep tot erkenning en tenuitvoerlegging van een Duitse confiscatiebeslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een Duitse confiscatiebeslissing. De veroordeelde had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Landgericht München, die op 29 maart 2007 een confiscatie van € 20.000,00 had opgelegd. Het beroep was ingesteld op grond van artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). De rechtbank oordeelde dat het beroep tijdig en juist was ingesteld, maar dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren voor de officier van justitie om de erkenning te weigeren.
De rechtbank constateerde dat de officier van justitie de beslissing tot erkenning correct had genomen en dat de raadsman van de veroordeelde niet kon aantonen dat de wettelijke vereisten niet waren nageleefd. De rechtbank wees erop dat de WOTS-procedure enkel betrekking heeft op vrijheidsbenemende straffen en dat de confiscatiebeslissing niet aan de orde was geweest in die procedure. De rechtbank concludeerde dat de (on)mogelijkheid tot betaling van het opgelegde bedrag in deze fase geen rol speelde en dat de officier van justitie in redelijkheid had kunnen afzien van het gebruik van facultatieve weigeringsgronden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarmee de erkenning en tenuitvoerlegging van de Duitse confiscatiebeslissing werd bevestigd. De beslissing werd genomen door een meervoudige raadkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de rechtsgronden en de procedurele vereisten bij de erkenning van buitenlandse beslissingen.