ECLI:NL:RBNNE:2017:1547

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
18/730277-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door 87-jarige verdachte met tienjarig buurtgenootje

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 87-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een tienjarig meisje. De verdachte heeft het meisje, dat paaseitjes kwam verkopen, binnen uitgenodigd en heeft haar op verschillende manieren betast en gekust. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn hoge leeftijd en geestelijke en lichamelijke problemen, strafbaar is. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder een verbod om kinderen in zijn woning en tuin uit te nodigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit en de risico's van recidive. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar moeder, heeft een schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de zaak en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730277-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1928 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2016 te [pleegplaats] , gemeente Leeuwarden, in elk geval
in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, meermalen,
althans eenmaal, (telkens):
- tegen die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Jij hebt dikke billen en
kuiten" en/of "Kijk dan geef ik je geld dan ga ik je even pakken", althans
woorden van gelijke aard en strekking en/of
- met zijn, verdachtes, tong/mond die [slachtoffer] op haar gezicht
gekust/gezoend/gelikt en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de (boven)been van die [slachtoffer]
(stevig beet) gepakt en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, been gelegd en/of
(vervolgens) erin geknepen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) het kruis en/of de schaamstreek van die [slachtoffer]
betast/aangeraakt en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) het shirt/vest van die [slachtoffer] omhoog
getrokken en/of
- ( vervolgens) met zijn, verdachtes, hand(en) langs de rug van die [slachtoffer]
in haar onderbroek gegaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op/tussen/over de billen
betaast/aangeraakt/gestreeld en/of
- tegen die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Mijn meisje van tien, mijn
meisje van tien" en/of "Dat vind je lekker, hé", althans woorden van gelijke
aard en strekking.
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen nu daarvoor voldoende wettig en ook overtuigend bewijs aanwezig is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2016, opgenomen op pagina 22 van het dossier met nummer NNRBC16051-CIRYATUR d.d. 10 mei 2016, inhoudende als verklaring van [aangever] :
[Opmerking verbalisant: Op 16 maart 2016 ben je, samen met je dochter [slachtoffer] naar het politiebureau gegaan. Je vertelde dat [slachtoffer] paaseitjes aan het rondbrengen was toen ze op het adres [pleegplaats] door een oudere man binnen werd gelaten en lastig gevallen.] Mijn dochter [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] . Ik doe aangifte tegen de meneer van [pleegplaats] . [slachtoffer] wilde de paaseitjes rondbrengen. Toen kwam [slachtoffer] weer thuis. Ze zei de hele tijd: "Yeach, yeach, yeach."Ik vroeg haar wat er was. Toen zei ze dat de buurman haar allemaal kusjes gegeven had. Ze was meteen naar boven gerend, ze had een washandje gepakt en haar gezicht schoongemaakt. Ze zei: "Hij gaf allemaal kusjes, dat vond ik niet leuk." Toen begon ze te huilen. Ze zei: "Hij zat ook aan mij." Ik heb gevraagd waar hij aan haar gezeten had. Ze zei: "Hij heeft mijn been gepakt en aan de binnenkant van mijn bil gestreeld." Ze wees het aan. Ze wees aan de binnenkant van haar bovenbeen. Hij had over haar billen gestreeld. Hij vond dat ze zulke mooie billen had. Hij had ook geprobeerd aan de achterkant bij haar broek in te komen. [slachtoffer] wilde weg, maar hij hield haar been vast. Toen heeft ze haar been los getrokken en heeft gezegd dat ze naar de Mensendieck moest gaan en is weggegaan. Ik zag later dat er een washandje in de douche lag. Ze zei tegen mij: "Ik heb mijn gezicht gewassen, ik was helemaal vies van het kwijl." [slachtoffer] vertelde dat hij vond dat ze mooie billen had. Met billen bedoelt ze haar kont. Het strelen was over de kleding heen. Ik geloof dat het bij de kont onder de kleding was. [slachtoffer] heeft een hele holle rug en dan is het wel makkelijk om aan de achterkant je hand in de broek te doen. Daarna zijn we naar de politie gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 4 mei 2016, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] :
Ik bracht paaseitjes. Die man vroeg mij ook binnen. Toen zei hij ga maar even zitten. Hij zei toen ook want dan geef ik je geld en dan ga ik je even pakken. Hij zei de hele tijd mijn meisje van tien, mijn meisje van tien. Hij begon mij eerst te kussen, daarna begon hij heel dicht bij mijn kruis in mijn bovenbeen te knijpen. Toen ging hij eerst bij mijn rug en toen ging hij een stukje in mijn onderbroek. Hij hield mij beet. Hij wilde dat ik mijn been op hem hield. Ik kon op een gegeven moment mijn been lostrekken en ik zei ik moet nu naar de Mensendieck. Ik liet mijzelf weer uit en ik liep naar huis. Als eerste waste ik mijn gezicht want hij had mijn hele gezicht onder gefliebt. Hij was naast mij op de bank. Hij kuste mij op het hele gezicht. Een normale kus en met zijn tong een kus. Het voelde heel nat en heel slijmerig. Zijn tong kwam tegen mijn wang aan. De man hield mij stevig vast. Hij greep mij hier vast. [Opmerking verbalisant: [slachtoffer] pakt met haar handen haar beide bovenarmen beet.] Ja, hij ging ook heel dicht bij mijn kruis in mijn bovenbeen knijpen. Hij kneep over de broek heen. Hij ging hier met zijn handen en trok mijn vest en mijn shirt omhoog en ging in mijn onderbroek met zijn hand. Hij ging aan het einde van de ruggengraat zitten. Hij ging een stukje boven en tussen de billen in. Hij zei toen: "Dat vind je lekker hé?" Hij hield mijn been ook de hele tijd vast. Hij pakte mijn been heel stevig beet en legde hem op zijn been.
Thuis ging ik meteen mijn gezicht wassen want het zat helemaal onder het slijm.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 20 april 2016, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte, wonende [pleegplaats] :
Een meisje kwam paaseitjes brengen. Ik vroeg hoe oud ze was. Ze zei dat ze tien jaar was. Ik zei dat ze dikke billen had en dikke kuiten. Ze is een kwartiertje in huis geweest. Ze zat naast mij op de bank.
Het kan dat ik verschillende keren op haar gezicht gekust heb. Gewone kusjes. [Opmerking verbalisant: verdachte doet het voor en kust met zijn mond.] Het waren een of twee kusjes.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2016 te [pleegplaats] , gemeente Leeuwarden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte:
- tegen die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Jij hebt dikke billen en kuiten" en "Kijk dan geef ik je geld dan ga ik je even pakken", althans woorden van gelijke aard en strekking en
- met zijn, verdachtes, tong/mond die [slachtoffer] op haar gezicht gekust/gezoend en
- met zijn, verdachtes, hand het bovenbeen van die [slachtoffer] stevig beet gepakt en vervolgens op zijn, verdachtes, been gelegd en vervolgens erin geknepen en
- met zijn, verdachtes, hand het shirt/vest van die [slachtoffer] omhoog getrokken en
- vervolgens met zijn, verdachtes, hand langs de rug van die [slachtoffer] in haar onderbroek gegaan en
- vervolgens die [slachtoffer] op/tussen/over de billen betast/aangeraakt/gestreeld en
- tegen die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Mijn meisje van tien, mijn meisje van tien" en "Dat vind je lekker, hé", althans woorden van gelijke aard en strekking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering alsmede het verbod om kinderen toe te laten in zijn woning en in zijn tuin.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden met dien verstande dat het meewerken aan geriatrisch onderzoek niet als zelfstandige bijzondere voorwaarde opgelegd zou moeten worden. Verdachte is een oude, koppige man en als hij geriatrisch onderzoek niet nodig vindt dan bestaat het risico dat er, alleen om die reden, een vordering tot tenuitvoerlegging komt.
Het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de opgelegde bijzondere voorwaarden is wellicht wenselijk. Verdachte krijgt dan in ieder geval contact met de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, op 87-jarige leeftijd, schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een tienjarig buurtgenootje. Het meisje kwam bij hem aan de deur bij de verkoop van paaseitjes voor een goed doel. Verdachte vroeg haar binnen, ging naast haar op de bank zitten en gaf het meisje kusjes in het gezicht en streelde over haar been. Ook bracht hij zijn hand achter haar rug naar beneden en ging met zijn hand bij haar onderbroek in. Verdachte heeft met deze handelingen de lichamelijke integriteit van het meisje geschonden. Oplegging van een gevangenisstraf is een passende sanctie voor dit feit, te meer nu verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat er bij deze hoogbejaarde verdachte sprake is van fysieke en geestelijke problemen. Voor de fysieke problemen accepteert verdachte hulp maar hij houdt onderzoek naar zijn geestelijke toestand af zodat niet duidelijk is geworden welke problematiek aan het ontremde en strafbare gedrag van verdachte ten grondslag ligt. De rechtbank zal, alles afwegend en gelet op de slechte lichamelijke en geestelijke conditie van verdachte, de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank acht de geëiste duur van 3 maanden passend.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat aan deze voorwaardelijke straf een aantal bijzondere voorwaarden verbonden worden, waaronder de geëiste meldplicht bij de reclassering en een verbod om kinderen in zijn woning en tuin uit te nodigen, om de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank zal afzien van het opleggen aan verdachte van de verplichting (eventueel) mee te werken aan een geriatrisch onderzoek zoals geadviseerd door de reclassering. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte eerder geweigerd heeft daaraan mee te werken. De rechtbank ziet onvoldoende redenen een dergelijk onderzoek verplicht te stellen, ook omdat niet duidelijk is hoe de uitslag van een dergelijk onderzoek de kans op recidive kan beperken. Dit laat onverlet dat de uitslag van een dergelijk onderzoek voor verdachte zelf en voor de hulpverlening aan verdachte zeker van belang kan zijn.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een langere proeftijd verbinden dan geëist in verband met de recidive-beperkende werking die naar verwachting van de bijzondere voorwaarden uit gaat.
De dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Verdachte is in 2012 voor een soortgelijk feit veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De reclassering ziet in de persoon van verdachte, zijn problematiek en zijn beleving van de beschuldigingen risico van recidive. De rechtbank komt, gelet op de eerdere veroordeling en de visie van de reclassering ten aanzien van het gevaar voor recidive, tot het oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de aan de voorwaardelijke gevangenisstraf te verbinden bijzondere voorwaarden en het door de reclassering op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te voeren toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich -door middel van haar wettelijk vertegenwoordiger- voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, subsidiair beperking van de hoogte van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 250,00.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de gevorderde immateriële schade. In zijn algemeenheid wordt gezegd dat een enkele aantasting of schrik onvoldoende is voor toekenning van immateriële schade. Daarnaast bestaat de onderbouwing van de schade uit het door de moeder en eventueel de vader ondervonden nadeel van het feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat in de eerste twee alinea's van de onderbouwing van de gevorderde immateriële schade de gevolgen voor de benadeelde zelf zijn omschreven. De hoogte van de gevorderde immateriële schade is daarmee voldoende aannemelijk geworden en is voor toewijzing vatbaar. Ditzelfde geldt voor de gevorderde -en niet weersproken- materiële schade. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren geen kinderen mag uitnodigen in of toelaten tot zijn woning of mag uitnodigen op zijn erf te komen, zonder dat daar toezicht bij is door volwassenen;
2. dat de veroordeelde een toezichthouder van Reclassering Nederland in zijn woning zal toelaten zo frequent en voor zo lang als de reclassering dit binnen de duur van de proeftijd noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 508,96 (zegge: vijfhonderd en acht euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 16,80 (zegge: zestien euro en tachtig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 508,96 (zegge: vijfhonderd en acht euro en zesennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 8,96 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2016.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Teertstra, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2017.
Mr. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen