ECLI:NL:RBNNE:2017:1510

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
18/840020-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak en valse sleutel

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De feiten vonden plaats in Groningen tussen 14 en 15 juli 2016, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen uit een woning, waaronder een portemonnee, autosleutel, tablet, laptop en mobiele telefoon. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning door middel van braak en inklimming. Daarnaast heeft hij een personenauto gestolen en geld opgenomen met een gestolen pinpas. De verdachte is verschenen op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, en heeft de feiten bekend. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 51 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een taakstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 246,70. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840020-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 13/684359-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
7 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Figge, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te
Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende
onder meer een ING pinpas) en/of een autosleutel en/of een tablet en/of een
laptop en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een (aantal) tas(sen), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te
Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(personen)auto (merk Suzuki), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer2] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een gestolen autosleutel;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening middels een betaling bij een geldautomaat (van de [bedrijfsnaam]) heeft
weggenomen een hoeveelheid (giraal) geld, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of [slachtoffer2] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een gestolen pinpas.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het 1, 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feiten 1, 2 en 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 april 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 juli 2016, opgenomen op pagina 59 van het dossier met nummer 2016203188 d.d. 17 augustus 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2] mede namens [slachtoffer2]

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar) heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende
onder meer een ING pinpas) en een autosleutel en een tablet en een laptop en een mobiele telefoon (merk Nokia) en een aantal tassen, toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 14 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Suzuki), toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder
hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen autosleutel;
3.
hij op 15 juli 2016 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening middels een betaling bij een geldautomaat (van de [bedrijfsnaam]) heeft weggenomen een hoeveelheid (giraal) geld, toebehorende aan [slachtoffer2] en/of
[slachtoffer2] waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 51 dagen met aftrek en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de jeugdreclassering, met uitzondering van het gebiedsverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat gelet op het aandeel van verdachte in de ten laste gelegde feiten, oplegging van een jeugddetentie van 51 dagen met aftrek gecombineerd met een geheel voorwaardelijke taakstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering - met uitzondering van het gebiedsverbod -, volstaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte in de nacht van 14 op 15 juli 2016 een groot aantal goederen gestolen uit een woning, waaronder een laptop, een tablet, portemonnee met bankpas en een autosleutel. Verdachte en medeverdachte hebben de auto welke bij de woning stond meegenomen. Met de auto zijn ze naar een supermarkt gereden waar ze met gebruikmaking van de gestolen bankpas boodschappen hebben gedaan. Aangevers bevonden zich op het moment van de inbraak met hun gezin in de woning waardoor deze inbraak een zeer ernstige inbreuk vormde op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. De omstandigheid dat een deel van de gestolen goederen weer in het bezit is van aangevers doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de impact van de misdrijven, temeer nu dit niet aan verdachte te danken is maar het gevolg is van de aanhouding op heterdaad. De rechtbank overweegt dat verdachte heeft aangetoond dat hij, door op een dergelijke manier te handelen, geen enkel respect heeft voor andermans eigendommen en de veiligheid van een woonomgeving.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 april 2017, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijke strafbaar feit. Tevens bevond verdachte zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) komt naar voren dat de Raad een deels voorwaardelijke taakstraf de meest passende pedagogische reactie acht omdat gedwongen hulpverlening, die verbonden kan worden aan het voorwaardelijk deel van de taakstraf, voor verdachte de komende tijd noodzakelijk is. De kans op recidive wordt groot ingeschat.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de jeugdreclassering d.d.
31 maart 2017, aangevuld bij brief van 5 april 2017.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie een passende reactie vormt. De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in combinatie met een deels voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de taakstraf zal een aantal bijzondere voorwaarden worden gekoppeld - waarbij het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden, gelet op de leeftijd en zijn ontwikkelingsniveau, zal worden opgedragen aan de Reclassering Nederland - om te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard nu niet uit de vordering kan worden opgemaakt welk schadebedrag er is gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren nu uit de vordering niet kan worden opgemaakt welk schadebedrag er wordt gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[slachtoffer2] door het bewezen verklaarde schade is toegebracht tot een bedrag van € 493,40.
De rechtbank zal de vordering ten laste van verdachte tot de helft van dat bedrag toewijzen, en afzien van hoofdelijkheid nu verdachte een jeugdige is.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank zal ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 oktober 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 105 dagen met aftrek waarvan 6o dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 november 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 28 maart 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat thans kan worden volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar waarbij de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam d.d. 26 oktober 2015 dienen te worden gewijzigd overeenkomstig het advies van de jeugdreclassering waarbij het toezicht en de begeleiding dienen te worden opgedragen aan de volwassenenreclassering.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken met betrekking tot hetgeen nu noodzakelijk is voor een positieve ontwikkeling van verdachte, acht de rechtbank echter termen aanwezig te beslissen overeenkomstig de aangepaste vordering van de officier van justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 51 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Bepaalt, dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdtippen dient te blijven melden bij deze instelling zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd voor zijn psychisch-emotionele problematiek onder behandeling zal stellen van De Waag waarbij het aan de reclassering is voorbehouden waar de behandeling zal plaatsvinden;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Accuraat, of een soortgelijke instelling door de reclassering te bepalen en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 246,70. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen een bedrag van € 246,70 (zegge: tweehonderd zesenveertig euro en zeventig eurocent). Dit bedrag bestaat uit € 246,70 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
13/684359-15:
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Amsterdam d.d. 26 oktober 2015 vastgestelde proeftijd met één jaar onder wijziging van de bijzondere voorwaarden in die zin:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk na het onherroepelijk worden van het onderhavig vonnis meldt bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdtippen dient te blijven melden bij deze instelling zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd voor zijn psychisch-emotionele problematiek onder behandeling zal stellen van De Waag waarbij het aan de reclassering is voorbehouden waar de behandeling zal plaatsvinden;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Accuraat, of een soortgelijke instelling door de reclassering te bepalen en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J.B. Holsink en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2017.
Mr. A. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.