ECLI:NL:RBNNE:2017:1465
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boetes binnenvaart en bewijslastverdeling in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.E. van Dam, en de Minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff. De zaak betreft de oplegging van bestuurlijke boetes aan de eiser, die als gezagvoerder van een binnenvaartschip werd beboet voor verschillende overtredingen van de Binnenvaartwet en het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in beroep is gegaan tegen een besluit van de Minister, waarin de boetes waren verlaagd na bezwaar, maar de eiser was het niet eens met de hoogte van de opgelegde boetes.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waaronder de controle door inspecteurs op 5 november 2015, waarbij acht overtredingen werden geconstateerd. De rechtbank heeft de bewijslastverdeling besproken en geconcludeerd dat de Minister niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de onderkwalificatie van een bemanningslid, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde boete voor deze overtreding ten onrechte was opgelegd. De rechtbank heeft de boetes voor de andere overtredingen gematigd op basis van nieuwe regelgeving die na de boeteoplegging was ingevoerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en de bestuurlijke boete vastgesteld op € 1.500. Tevens is de Minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures en de toepassing van nieuwe regels met betrekking tot boetevermindering.