Op 18 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in Duitsland woont, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren en 6 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging op 4 oktober 2007 is gestart. De voorwaardelijke invrijheidsstelling was verleend per 31 augustus 2015, maar de rechtbank had deze eerder al herroepen voor een periode van 365 dagen op 22 september 2016, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden.
De officier van justitie vorderde nu de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de resterende periode van 944 dagen, omdat de veroordeelde opnieuw in strijd met de voorwaarden had gehandeld. De rechtbank heeft de vordering in behandeling genomen en de officier van justitie ontvankelijk verklaard. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde zich niet veilig voelde in Nederland en naar Duitsland was vertrokken, wat zijn gedrag zou verklaren.
De rechtbank overwoog dat de veroordeelde, die inmiddels een oude man is met gezondheidsproblemen, ruim twee derde van zijn straf had uitgezeten. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling moest worden herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast de tenuitvoerlegging van 1309 dagen gevangenisstraf.