ECLI:NL:RBNNE:2017:144

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
19-830277-07 beslissing VI
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde met een langdurige straf en gezondheidsproblemen

Op 18 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die in Duitsland woont, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren en 6 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging op 4 oktober 2007 is gestart. De voorwaardelijke invrijheidsstelling was verleend per 31 augustus 2015, maar de rechtbank had deze eerder al herroepen voor een periode van 365 dagen op 22 september 2016, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

De officier van justitie vorderde nu de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de resterende periode van 944 dagen, omdat de veroordeelde opnieuw in strijd met de voorwaarden had gehandeld. De rechtbank heeft de vordering in behandeling genomen en de officier van justitie ontvankelijk verklaard. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde zich niet veilig voelde in Nederland en naar Duitsland was vertrokken, wat zijn gedrag zou verklaren.

De rechtbank overwoog dat de veroordeelde, die inmiddels een oude man is met gezondheidsproblemen, ruim twee derde van zijn straf had uitgezeten. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling moest worden herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast de tenuitvoerlegging van 1309 dagen gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830277-07
Beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 18 januari 2017 op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling ex artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,
doch blijkens informatie van de Duitse autoriteiten verblijvende op het adres: [adres] (Duitsland),
veroordeelde.

Gang van zaken

De veroordeelde werd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Leeuwarden van 22 juli 2009 (onder parketnummer 24-001889-08) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren en 6 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 4 oktober 2007 is gestart. De voorwaardelijke invrijheidsstellingperiode bedraagt 1309 dagen.
Over voormelde straf is, na uitstel van 3 maanden, voorwaardelijke invrijheidstelling verleend per 31 augustus 2015 (einddatum detentie 8 oktober 2015). De beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling is betekend op 20 augustus 2015.
Bij uitspraak van 22 september 2016 heeft de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor een periode van 365 dagen.
De officier van justitie vordert dat last zal worden gegeven tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de resterende periode van 944 dagen omdat veroordeelde zich niet aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden heeft gehouden.
De vordering d.d. 3 november 2016 is ter griffie van de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken met betrekking tot genoemde vordering.
Laatstelijk zijn op 4 januari 2017 ter openbare terechtzitting gehoord:
- mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen, door veroordeelde uitdrukkelijk gemachtigd om hem ter terechtzitting te verdedigen en
- de officier van justitie, mr. G.P.N. Robben.

Motivering

De rechtbank acht zich bevoegd kennis te nemen van de vordering.
De rechtbank acht de officier van justitie ontvankelijk in zijn vordering.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde zal worden herroepen en heeft daartoe aangevoerd hetgeen hij op schrift heeft gesteld en ter terechtzitting heeft overgelegd.
De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. Het is weliswaar juist dat veroordeelde zich niet gehouden heeft aan de voorwaarden, maar hierbij heeft een rol gespeeld dat hij -naar eigen zeggen- werd bedreigd door leden van de motorclub [naam] . Hij voelde zich in Nederland niet veilig meer en is naar Duitsland vertrokken.
Veroordeelde heeft ruim twee derde van zijn straf uitgezeten. Hij is thans een ziekelijke oude man die met behulp van de Sozialhilfe zijn dagen slijt. Hij zal nooit weer naar Nederland gaan. Hem wederom een vrijheidsstraf laten ondergaan heeft geen toegevoegde waarde en zou louter vergelding zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Onder de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, indien is voldaan aan artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in deze bepaling omschreven deel van de vrijheidsstraf. Daarnaast heeft de rechtbank echter op grond van artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht de bevoegdheid om de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk te herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat veroordeelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde moet worden herroepen en wel voor de gehele periode van 1309 dagen,
welke herroeping tevens de 365 dagen omvat die bij haar beslissing van 22 september 2016 al zijn toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast de tenuitvoerlegging van 1309 dagen gevangenisstraf.
Gegeven door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. E. Läkamp en C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2017.