ECLI:NL:RBNNE:2017:1423

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
18/830393-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade door het gooien van hete olie

Op 30 oktober 2016 vond er een incident plaats in Hoogezand waarbij de verdachte, na een onenigheid met haar buurman, besloot om hete olie over hem heen te gooien. De verdachte had eerder die avond bij de buurman op bezoek geweest, waar een conflict ontstond. Gevoelens van kwetsbaarheid leidden ertoe dat de verdachte naar huis ging, een pan met olie op het vuur zette en deze verhitte. Na enkele minuten keerde ze terug naar de woning van de buurman, belde aan en gooide de hete olie over hem heen toen hij de deur opendeed. Het slachtoffer liep hierdoor brandwonden op aan zijn romp en rechterarm.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet handelde in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat ze voldoende tijd had om na te denken over haar handelen. Ondanks dat ze zich bewust was van de gevolgen van haar daad, voerde ze haar plan uit. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte in een 'black out' had gehandeld. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholproblematiek, maar vond de ernst van het feit zwaarder wegen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling, en een taakstraf van 100 uren. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder begeleiding bij haar alcoholgebruik.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830393-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
03 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 oktober 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg:
- in haar woning olie heeft verhit en/of
- vervolgens met die hete olie naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan
en/of heeft aangebeld/aangeklopt en/of
- nadat die [slachtoffer] de deur opendeed, de hete olie over hem heen heeft
gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de aangifte en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte die avond bij het slachtoffer op bezoek was. Daarbij is onenigheid ontstaan en verdachte voelde zich gekwetst. Ze is naar huis gegaan, heeft een pan met olie op het vuur gezet en is vervolgens terug gegaan naar het huis van het slachtoffer. Daar heeft ze aangebeld en op het moment dat de buurman de deur open deed heeft ze de olie naar binnen gegooid. Verdachte had de intentie om het slachtoffer te verwonden, is daarbij planmatig te werk gegaan en zij wist wel degelijk wat ze deed. Er is een moment van reflectie geweest. Ze had het slachtoffer over het hele lichaam kunnen raken. Hij heeft brandwonden opgelopen op zijn romp en rechterarm.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbedachten rade. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen plan heeft gemaakt. Ze heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, waarbij ze de gevolgen van haar daden niet heeft overzien. Een moment van reflectie is er niet geweest. Doordat de buurman vervelend tegen haar deed en tegen haar arm stootte, kwamen herinneringen uit het verleden naar boven en werd ze overvallen door emoties. Hierdoor kreeg ze een black out.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het deel van de tenlastelegging waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 03 april 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik heb olie op zijn arm gegooid. Hij gaf mij die avond een klap op mijn arm. Ik voelde mij vernederd, gekwetst. Ik heb thuis de olie warm gemaakt. Ik hoorde nog een stem in mijn hoofd die zei: " [verdachte] doe het niet." Ik ben terug gegaan en heb aangebeld. Ik was boos en wilde de buurman laten schrikken. Ik heb op zijn lichaam gericht.

2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2016308938-1 d.d. 30 oktober 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 5 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016308938, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :

Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte mij zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit: lste en 2de graads brandwonden op borst en rechterarm.
Ik, verbalisant, zag het hiervoor beschreven letsel bij het slachtoffer.
Vanavond, zaterdag 29 oktober 2016, heb ik bezoek gehad van mijn buurvouw [verdachte] . Rond middernacht wilde ik gaan slapen en zei dat tegen [verdachte] . Zij is toen naar haar eigen woning gegaan en ik ben direct naar bed gegaan. Ik lag al een tijdje in bed toen ik de deurbel hoorde. Ik ben opgestaan en ben naar de voordeur gelopen. Ik deed de deur open en zag dat
[verdachte] bij de deur stond. Ik zag en voelde gelijk dat er een hete vloeistof over mij heen werd gegooid. Ik zag dat [verdachte] dat deed. Ik heb gelijk de deur weer dicht gedaan en weer mijn eigen woning ingelopen. Het voelde wel warm maar niet zodanig dat ik gelijk actie heb ondernomen. Ik werd later, ik denk om ongeveer één (1) uur, wakker omdat er weer werd aangebeld en er op de ramen werd getikt. Ik ben toen naar de voordeur gelopen en zag via het keukenraam dat er politie voor mijn woning stond. Toen ik vlakbij de voordeur was gleed ik uit en viel ik op de grond. Ik zag dat een vette / gladde vloeistof op de vloer lag waardoor ik kennelijk ben uitgegleden. Ik hoorde dat de politie aan mij vroeg of er iets was gebeurd vanavond. Ik zei toen dat mijn buurvrouw iets over mij heen had gegooid. Ik hoorde dat de politie tegen mij zei dat ik brandwonden op mijn borst had. Ik voelde toen wel dat mijn hals, mijn borst en mijn rechterarm begonnen te branden. Ik zag dat mijn hals en mijn borst rood waren en zag dat op mijn rechterarm een aantal blaasjes waren ontstaan.

3. Een geneeskundige verklaring met nummer PL0100-2016308938-1 op 19 januari 2017 opgemaakt en ondertekend door dhr. Beerthuizen, arts, voor zover inhoudende als zijn verklaring:

Uitwendig waargenomen letsel: brandwonden op de voorzijde van de romp: 2% van het lichaamsoppervlak en op de rechter bovenarm: 1% van het lichaamsoppervlak.
Persoon werd onderzocht op 31 oktober 2016.
Geschatte duur van genezing: 6 weken.

4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0100-2016308938-4 d.d.

30 oktober 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 17 e.v. van voormeld dossier inhoudende de verklaring van verdachte:
A: Ik woon aan de [straatnaam] in Hoogezand.
A: Ik ben toen met hem mee gegaan naar huis. Hij woont op nummer [nummer] . Ik heb bij hem een biertje gedronken. Hij begon mij op den duur tegen mij schouder te slaan. Later begon hij ook lelijke vernederende dingen tegen mij te zeggen zoals: "je hebt een snor, je bent geen vrouw maar een man, je hebt een dikke kont". Toen werd ik boos op hem en ben ik naar huis gegaan. Thuis heb ik zonnebloemolie in een pan gedaan en op het vuur gezet. Ik denk dat
ik er ongeveer een halve fles in heb gegooid. Toen dit erg warm was heb ik de pan van het vuur gehaald en naar zijn deur gelopen, ik heb aangeklopt en zag dat hij de deur open deed. Hierna heb ik de inhoud van de pan over [slachtoffer] heen gegooid. Ik zag dat [slachtoffer] hierna gelijk de deur dicht deed.

5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0100-2016308938-9 d.d.

1 november 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 20 e.v. van voormeld dossier inhoudende de verklaring van verdachte:
V: Hoe lang heeft u deze op het vuur staan?
A: Ik denk ongeveer 5 minuten.
A: Ik wilde hem alleen laten schrikken. Hij heeft lelijke dingen tegen mij gezegd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer dat verdachte niet met voorbedachten rade zou hebben gehandeld als volgt. De Hoge Raad heeft bepaald (ECLI:NL:HR:2015:535) dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Indien uit de verklaring van verdachte onvoldoende duidelijk wordt in hoeverre ze heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven, hangt het sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Verdachte was die avond bij aangever op bezoek. Ze hadden beiden alcohol gedronken en op enig moment ontstond er onenigheid. Verdachte voelde zich gekwetst door het handelen van aangever en is naar huis gegaan. Verdachte heeft verklaard dat zij bevangen werd door haar emoties, welke voortkwamen uit het handelen van aangever in combinatie met herinneringen uit het verleden. Ze heeft thuis een pan uit de kast gepakt, heeft er olie in gedaan en de pan op het vuur gezet. Ze heeft verklaard dat de olie ongeveer 5 minuten op het vuur heeft gestaan, alsmede dat ze gewacht heeft tot de olie erg warm was. Daarna is ze terug gegaan naar de buurman, heeft aangebeld en gewacht tot de buurman de deur open deed, waarna ze de inhoud van de pan richting de buurman heeft gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te kunnen beraden op haar besluit om de olie over de buurman heen te gooien. Ook al zou ze in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling de pan hebben gepakt, de olie er in hebben gedaan en op het vuur hebben gezet, dan is het tijdsbestek tot het moment dat ze de olie richting de buurman heeft gegooid te lang om te kunnen blijven spreken van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Het zal een aantal minuten moeten hebben geduurd voordat de olie de temperatuur had waarmee de verwondingen bij aangever zijn veroorzaakt. In die periode heeft verdachte de gelegenheid gehad na te denken over haar handelen en de gevolgen van haar voorgenomen daad te overzien. In die periode heeft zij niet besloten haar handelen te stoppen. Ze is juist daarna haar besluit verder gaan uitvoeren door met de hete olie naar het huis van de buurman terug te keren. Dit, terwijl ze zelf ook heeft verklaard dat een stem in haar hoofd zei: "doe het niet." Ze was echter boos en wilde de buurman laten schrikken. Ze was zich derhalve dusdanig bewust van haar handelen, dat ze niet in een totale 'black out' heeft gehandeld. Vervolgens heeft ze bij de buurman aangebeld en gewacht tot hij opendeed, om vervolgens de olie in zijn richting te gooien. Ook tijdens deze serie handelingen had verdachte nog kunnen besluiten om haar voorgenomen daad niet uit te voeren, maar terug te keren naar huis. Dat heeft zij nagelaten. Dit alles maakt dat de rechtbank ook de ten laste gelegde voorbedachten rade bewezen acht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij op 30 oktober 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
- in haar woning olie heeft verhit en
- vervolgens met die hete olie naar de woning van die [slachtoffer] is gegaan
en heeft aangebeld/aangeklopt en
- nadat die [slachtoffer] de deur opendeed, de hete olie over hem heen heeft
gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie. Verdachte is bereid mee te werken aan de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Ze heeft, nadat er onenigheid was ontstaan met de buurman, thuis olie verhit in een pan en die vervolgens, in zijn eigen huis, over hem heen gegooid. De buurman heeft daardoor brandwonden opgelopen aan zijn arm en romp en heeft zich gedurende een lange periode onder medische behandeling moeten stellen. Het slachtoffer is voor het leven getekend door de littekens die hij heeft opgelopen.
Verdachte heeft tijdens haar handelen de gelegenheid gehad zich te bezinnen op de gevolgen van haar voorgenomen daad, maar heeft desondanks de olie over hem heen gegooid. Ze heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de buurman. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het over haar opgemaakte rapport van Reclassering Nederland d.d. 29 maart 2017 blijkt dat er bij verdachte sprake is van al lang bestaande complexe problematiek. Er is sprake geweest van ernstige affectieve verwaarlozing, persoonlijkheidsproblematiek, misbruik van alcohol, eenzaamheid en gebrekkige assertiviteit. Diagnostiek heeft uitgewezen dat er sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en stoornis in alcoholgebruik.
Positief is dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, recentelijk niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat zij heeft laten zien, met behulp van intensieve en diverse hulpverlening, al dan niet in gedwongen kader, haar leven te kunnen stabiliseren.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd dient te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk op 21 april 2017 (telefonisch) meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, telefoonnummer: [nummer] ;
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen / begeleiden door Lentis, het FACT forensische zorg, of een vergelijkbare setting, zolang de reclassering dit nodig acht;
3. dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden bij haar alcoholgebruik;
4. dat de veroordeelde zal meewerken aan middelencontroles indien de reclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden door La Luna Care of een vergelijkbare organisatie, zolang de reclassering dat nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
50 dagenzal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 14 april 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Gerding, voorzitter, mr. P.H.M. Tapper-Wessels en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2017.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.