ECLI:NL:RBNNE:2017:1422
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hennepkwekerijzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid verdachte
Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, goederen heeft geleverd voor de opbouw van een hennepkwekerij, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij ook daadwerkelijk betrokken was bij het telen of aanwezig hebben van de hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat de materiële bijdrage van de verdachte meer op medeplichtigheid leek dan op directe betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De medeverdachte die in het pand woonde, was weliswaar veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennepplanten, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte in de periode voorafgaand aan de veroordeling van de medeverdachte betrokken was bij de kwekerij. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen.
Daarnaast was er een vordering van een benadeelde partij die schadevergoeding vroeg voor de diefstal van elektriciteit. Aangezien de rechtbank de verdachte vrijsprak van dit feit, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak is behandeld op basis van de onderzoeken tijdens de terechtzittingen van 10 november 2016 en 3 april 2017.