ECLI:NL:RBNNE:2017:1411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
18/830155-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zedendelicten met nadruk op behandeling en preventie van herhaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie zedendelicten, waaronder aanranding, poging daartoe en exhibitionisme. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, en dat de nadruk moet liggen op behandeling van zijn problematiek om herhaling van soortgelijke delicten te voorkomen.

De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van slachtoffers, waaronder een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij seksuele intenties had, wat de rechtbank als voldoende bewijs heeft aangemerkt voor de bewezenverklaring van de aanranding. De rechtbank heeft echter ook twijfels geuit over de betrokkenheid van de verdachte bij andere ten laste gelegde feiten, wat heeft geleid tot vrijspraak voor enkele beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een autisme spectrum stoornis en seksuele stoornissen. De rechtbank heeft de aanbevelingen van gedragsdeskundigen overgenomen en besloten dat de verdachte moet worden behandeld om verdere delicten te voorkomen. De vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf en taakstraf is deels toegewezen, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830155-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 maart 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 04 januari 2015 te [pleegplaats] , door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere
feitelijkheden, te weten - het volgen van [slachtoffer 1] naar haar woning en/of (vervolgens) - aan te bellen en de woning te betreden en/of (vervolgens) - het onverhoeds betasten en/of aanraken van de (met kleding bedekte) vagina
en/of aanraken en/of vastpakken van de schouders en/of bovenarm [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, te weten het opzettelijk ontuchtig betasten en/of
aanraken van haar (met kleding bedekte) vagina en/of aanraken en/of vastpakken
van haar schouders en/of bovenarm;
subsidiair
hij op of omstreeks 04 januari 2015 te [pleegplaats] , met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij haar (met
kleding bedekte) vagina betast en/of aangeraakt en/of haar schouders en/of
bovenarm aangeraakt en/of vastgepakt;
2.
primair
hij op of omstreeks 27 april 2014 te [pleegplaats] , meermaals, althans eenmaal, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds betasten en/of aanraken van het
(met kleding bedekte) vagina/penis - [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of aanraken van de (met
kleding bedekte) vagina en/of (vervolgens) - [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of aanraken van
de (met kleding bedekte) penis;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2014 te [pleegplaats] , meermaals, althans eenmaal buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, - met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet hadden bereikt, immers heeft hij haar (met kleding
bedekte) vagina betast en/of aangeraakt en/of (vervolgens) - met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet hadden bereikt, immers heeft hij zijn (met kleding
bedekte) penis betast en/of aangeraakt;
3.
primair
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te [pleegplaats] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een
andere feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- de handschoen van die [slachtoffer 4] heeft uitgetrokken, althans uit heeft gedaan, en/of
- ( overhoeds) zijn, verdachtes, (ontblote) piemel heeft getoond, en/of
- ( onverhoeds) de hand van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt, en/of
- ( onverhoeds) de hand van die [slachtoffer 4] in de richting van zijn, verdachtes, (ontblote) piemel, heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te [pleegplaats] zich oneerbaar op of aan een
plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij de [straat] ,
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op of omstreeks 27 juli 2014 te [pleegplaats] zich oneerbaar op of aan een
plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/nabij de
[straat] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en verdachte, afgezien van het grijpen naar het kruis, qua feitelijke omstandigheden overeenkomen. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij heeft het meteen aan haar vader verteld en de politie ingeschakeld. Daar komt bij dat verdachte een seksuele intentie had. Voor het grijpen naar het kruis zijn geen twee bewijsmiddelen nodig, nu de omstandigheden zo specifiek zijn dat de verklaring van verdachte voldoende steun geeft aan de verklaring van aangeefster.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde liggen er twee consistente verklaringen van de slachtoffers. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het goed zou kunnen dat hij de man is geweest waarover de slachtoffers hebben verklaard. Hij liet regelmatig zijn geslachtsdeel zien als hij zijn hond uitliet in de buurt waar ook de slachtoffers wonen. De hond van verdachte voldoet aan de beschrijving die een van de slachtoffers heeft gegeven. Ook de omschrijving die verdachte heeft gegeven van zijn schaamhaar past bij de verklaring die een van de slachtoffers hierover heeft gegeven. Tot slot klopt de modus operandi. Verdachte liep met een hond en had belangstelling voor kinderen.
De onder 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de in het dossier aanwezige mutaties.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van feit 1, gelet op de onduidelijkheden hieromtrent in de aangifte, niet overtuigend bewezen is dat verdachte de vagina van het slachtoffer heeft betast of aangeraakt. Verdachte heeft dit stellig ontkend. Nu slechts voltooide delicten zijn ten laste gelegd, moet verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte meteen al getwijfeld over zijn betrokkenheid. Dat beide slachtoffers op een skelter zaten - een belangrijk aanknopingspunt - zou verdachte zich moeten herinneren. Een van de slachtoffers is bovendien een jongen, wat een afwijkend detail is. Er is geen overtuigend bewijs, zodat vrijspraak moet volgen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. Verdachte heeft weliswaar bij de politie verklaard dat het zou kunnen dat hij dit feit heeft gepleegd, maar de rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet als een bekennende verklaring kan worden aangemerkt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich dit concrete geval niet kan herinneren en dat hij het daarom niet heeft gepleegd. De rechtbank mist de overtuiging dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Nu verdachte zich dit, toch wel specifieke, geval niet kan herinneren is er teveel twijfel aan zijn daderschap.
De rechtbank past met betrekking tot de overige feiten de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van feit 1
1. De door verdachte op de terechtzitting van 30 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zag het meisje in de straat te [pleegplaats] lopen en het huis binnengaan. Ik heb aangebeld en zij liet mij binnen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 januari 2015, opgenomen op pagina 113 e.v. van het dossier met nummer 2015003856 d.d. 23 maart 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik woon in [pleegplaats] . Ik was op 4 januari 2015 thuis en toen ging de deurbel. Ik deed open en toen stond er een man. Toen hij binnen was, greep hij naar mijn kruis. Het was over de kleding. Het ging heel snel. Hij greep gewoon heel snel. Ik wil aangifte doen, omdat hij een geslachtsdeel heeft aangeraakt wat hij niet mag aanraken en dat heet aanranding.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 maart 2016, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik wilde haar verkrachten. Ik wilde seks met haar.
Ten aanzien van feit 3
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2017.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport, opgenomen op pagina 141 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van feit 4
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2017.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport, opgenomen op pagina 140 van voornoemd dossier.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 primair bewezen verklaarde overweegt de rechtbank het volgende. De verklaringen van aangeefster en verdachte komen op specifieke punten overeen. Alleen het grijpen in het kruis wordt door verdachte ontkend. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat aangeefster omtrent deze ontuchtige handeling een duidelijke verklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster slechts bij de schouder heeft vastgepakt en dat hij niet goed weet wat zijn bedoeling was. Bij de politie heeft hij echter verklaard dat hij aangeefster wilde verkrachten, dat hij seks met haar wilde. De rechtbank zal verdachte aan deze verklaring houden en op grond daarvan ervan uitgaan dat hij bij het benaderen en aanraken van aangeefster een seksuele intentie had. Deze verklaring en de andere specifieke omstandigheden, die door verdachte worden erkend, geven voldoende steun aan de verklaring van aangeefster dat verdachte over de kleding haar vagina heeft aangeraakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 4 januari 2015 te [pleegplaats] door feitelijkheden, te weten
- het volgen van [slachtoffer 1] naar haar woning en vervolgens
- aan te bellen en de woning te betreden en vervolgens
- het onverhoeds aanraken van de met kleding bedekte vagina,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het opzettelijk ontuchtig aanraken van haar met kleding bedekte vagina;
3. primair
hij op 25 januari 2015 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [slachtoffer 4] te dwingen tot het plegen van een of meer ontuchtige handeling(en),
- de handschoen van die [slachtoffer 4] heeft uitgetrokken en
- onverhoeds zijn, verdachtes, ontblote piemel heeft getoond en
- onverhoeds de hand van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en
- de hand van die [slachtoffer 4] in de richting van zijn, verdachtes, ontblote piemel, heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 27 juli 2014 te [pleegplaats] zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de [straat] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
3. primair poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
4. schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer
bestemd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van
183 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling bij De Tender. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd van 200 uur, bij niet voldoen te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een werkstraf, die bij twee bewezen verklaarde feiten en gelet op het tijdsverloop lager moet uitvallen dan 200 uur, en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. De raadsman heeft gesteld dat hij het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden belangrijk acht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 30 december 2016, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater, de psychologische onderzoeksrapportage d.d.
27 december 2016, opgemaakt door drs. R.J. Vriend, psycholoog, het reclasseringsrapport van 23 maart 2017 en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie zedendelicten, te weten aanranding, een poging daartoe en exhibitionisme (“potloodventen”). Verdachte heeft daarbij zijn eigen seksuele lustgevoelens laten prevaleren en heeft niet stilgestaan bij de angstgevoelens die hij bij de slachtoffers, jonge meisjes, zou kunnen opwekken. Met name de onder 1 bewezen verklaarde aanranding, waarbij verdachte een 13-jarig meisje heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling na onder valse voorwendselen haar huis te zijn binnengedrongen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft het slachtoffer grote angst aangejaagd en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast door het feit te plegen binnen de door haar als veilig beschouwde ouderlijke woning. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen soms in hun dagelijks bestaan. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte heeft bovendien door het plegen van deze feiten (en het bekend worden van deze feiten) bijgedragen aan maatschappelijke onrust.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte te kampen heeft met psychische problematiek. De gedragsdeskundigen hebben in hun rapportages geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een autisme spectrum stoornis en seksuele stoornissen, te weten exhibitionisme en frotteurisme, en dat hiervan ook sprake was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Beide gedragsdeskundigen hebben geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, gelet op de onderbouwing hiervan, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
In haar rapport van 23 maart 2017 heeft de reclassering geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. Verdachte heeft wat dit laatste betreft inmiddels een intakegesprek gehad bij De Tender.
Gelet op de omtrent verdachte opgemaakte rapportages en het onderzoek op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de nadruk moet liggen op behandeling van de problematiek van verdachte, om herhaling van soortgelijke strafbare delicten te voorkomen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Hoewel anders verwoord, komen deze voorwaarden overeen met de door de officier van justitie en de raadsman genoemde voorwaarden. Gelet op de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, alsmede op de omstandigheid dat de ambulante behandeling de nodige tijdsinvestering van verdachte zal vergen en daarmee een behoorlijke invloed op het leven van verdachte zal hebben - verdachte heeft een jong gezin en een baan - zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.

Benadeelde partijen

[naam] heeft zich namens haar dochter, [slachtoffer 1] , voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[naam] heeft zich namens haar dochter, [slachtoffer 2] , voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak van beide feiten heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 1] gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen acht. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 239 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 5 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vier werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, op het adres De Meent 4, 8224 BR te Lelystad, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen voor een autisme spectrum stoornis in combinatie met exhibitionisme en frotteurisme bij De Tender of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 838,05 (zegge: achthonderd achtendertig euro en vijf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2015.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 838,05 (zegge: achthonderd achtendertig euro en vijf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 38,05 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
ten aanzien van feit 2
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2017.