ECLI:NL:RBNNE:2017:1407

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
18/830181-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor mishandeling in relatie tot ex-vriendin

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat de aangifte niet voldoende door andere bewijsmiddelen werd ondersteund. De verdachte had verklaard dat er met wederzijdse instemming seks was geweest, wat de rechtbank als een belangrijk argument beschouwde. De emotionele toestand van de aangeefster op de ochtend van het vermeende feit werd niet als steunbewijs gezien, omdat deze ook andere oorzaken kon hebben.

Ten aanzien van de mishandeling, die zich over een langere periode had voorgedaan, heeft de rechtbank wel bewezen geacht dat de verdachte zijn ex-vriendin met kracht in een houtgreep heeft vastgepakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de ernstiger beschuldigingen van zware mishandeling en verkrachting. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen, en heeft een gevangenisstraf van één week opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830181-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in het PPC te Zwolle, Huub van Doornestraat 15.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 april 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2016 te [pleegplaats] , gemeente Haren, (in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] ) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of die nadere feitelijkheden hierin dat verdachte,
-naar de woning van die [slachtoffer1] is gegaan en/of
-een mes op het aanrecht heeft gelegd en/of
-die [slachtoffer1] meermalen bij de keel heeft gepakt en/of
-tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd "dat het haar laatste dag zou zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-de badjas van die [slachtoffer1] heeft opengetrokken en/of de onderbroek van die [slachtoffer1] heeft uitgetrokken en/of
-die [slachtoffer1] naar/over/op de bank heeft geduwd en/of
-die [slachtoffer1] heen en weer heeft gesleurd en/of
-het hoofd van die [slachtoffer1] heeft vastgepakt en/of tegen/op haar hoofd geduwd terwijl ze hem moest pijpen en/of tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd: "In je keel";
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] , gemeente Haren, en/of elders in Nederland, meermalen [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] :
-meermalen bij de keel vast te pakken en/of de keel van die [slachtoffer1] dicht te drukken en/of
-met kracht in een houtgreep vast te pakken en/of
-in het gezicht en/of tegen het oor te slaan en/of tegen een muur te drukken en/of aan de haren te trekken;
3.
hij op of omstreeks 13 november 2015 te [pleegplaats] , gemeente Haren, aan [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderbeen (die moest worden
gespalkt en vijf weken in het gips heeft gezeten), heeft toegebracht door die [slachtoffer1] met kracht vast te pakken en/of heen en weer te sleuren waardoor ze met een been tegen een tafel klapte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 november 2015 te [pleegplaats] , gemeente Haren, [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] met kracht vast te pakken en/of heen en weer te sleuren waardoor ze met een been tegen een tafel klapte.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het onder 1 ten laste gelegde is te bewijzen op grond van de aangifte van [slachtoffer1] , de verklaring van verdachte dat hij op 10 mei 2016 vroeg in de morgen in de woning van aangeefster aanwezig was en de verklaring van [naam] inhoudende dat aangeefster die ochtend in paniek was. Verder is uit de aangifte af te leiden dat verdachte die ochtend onder invloed verkeerde van alcohol en cocaïne hetgeen bij hem tot agressief gedrag kan leiden.
De onder 2 en 3 ten laste gelegde mishandelingen zijn eveneens te bewijzen op grond van de aangifte, de verklaring van [naam] die onder meer een keer heeft geconstateerd dat aangeefster een blauw oog had, en de verklaring van getuige [naam] die een keer heeft gezien dat aangeefster een rood oor had.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. 2 en 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt de aangifte onvoldoende door overige bewijsmiddelen ondersteund. Forensisch bewijs ontbreekt evenals ondersteunende verklaringen van getuigen. Dat aangeefster die ochtend waarop het vermeende feit zou hebben plaatsgevonden emotioneel was, is volgens verdachte te wijten aan de omstandigheid dat hij haar 's ochtends had verteld dat hij de relatie wilde verbreken.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt de aangifte evenmin voldoende door overige bewijsmiddelen ondersteund. Diverse personen die in contact stonden met aangeefster en verdachte hebben nooit iets van huiselijk geweld gemerkt. Over het blauwe oog dat [naam] bij aangeefster had waargenomen heeft aangeefster verklaard dat er iets in de berging op haar oog was gevallen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat de aangifte niet voldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Verdachte heeft de verkrachting ontkend. Hij heeft verklaard dat aangeefster en hij de avond van 9 mei 2016 met beider instemming seks met elkaar hebben gehad. Hierdoor is het bij aangeefster aangetroffen van verdachte afkomstige spermaspoor, zoals dat uit het forensisch onderzoek is gebleken, niet aan te merken als een redengevend bewijsmiddel.
De aanwezigheid van verdachte in de woning van aangeefster in de vroege ochtend van 10 mei kan, anders dan de officier van justitie stelt, evenmin als (steun)bewijs dienen voor de verkrachting, nu verdachte heeft verklaard dat hij, zoals hij vaker deed, daar die ochtend was om de hond uit te laten.
De getuige [naam] heeft verklaard dat toen zij aangeefster om 9.00 uur in de ochtend telefonisch heeft gesproken aangeefster in paniek was; dat ze geen adem kon halen tussen het huilen door. Verder heeft zij verklaard dat ze aangeefster later die ochtend heeft ontmoet in Groningen en dat aangeefster toen meteen begon te huilen en met horten en stoten vertelde dat ze verkracht was door verdachte. Door het tijdsverloop en omdat de emotie ook een andere oorzaak kan hebben, zoals het die ochtend willen verbreken van de relatie zoals verdachte heeft verklaard, kan deze door de getuige waargenomen emotie niet als steunbewijs dienen.
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het letsel dat aangeefster heeft opgelopen. Verdachte zou zich met zwaaiende armen hebben losgerukt uit de greep van aangeefster die niet zou hebben gewild dat verdachte wegging. Aangeefster is daardoor gevallen waarbij zij ongelukkig terecht is gekomen en haar been heeft gebroken. De rechtbank leidt uit dit handelen van verdachte niet af dat hij opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Van opzet op eenvoudige mishandeling is naar het oordeel van de rechtbank evenmin gebleken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 mei 2016, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier met nummer 2016133779 d.d. 20 juni 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] .
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster meermalen bij de keel heeft vastgepakt en in het gezicht of tegen het oor heeft geslagen en haar tegen een muur heeft gedrukt en aan de haren heeft getrokken. Verdachte heeft deze onderdelen van de tenlastelegging ontkend en de aangifte wordt in zoverre onvoldoende door overige bewijsmiddelen ondersteund.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2016 te [pleegplaats] , gemeente Haren, [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] met kracht in een houtgreep vast te pakken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
- een gebiedsverbod voor de gemeente Haren;
- de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - gepleit voor matiging van de op te leggen straf gevangenisstraf tot een maximale duur van ruim een jaar. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich niet tegen de strafeis van de officier van justitie verzet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin, waarbij hij haar met kracht in een houtgreep heeft vastgepakt. Het feit heeft zich voorgedaan binnen een relatie waarin zich veel problemen hebben afgespeeld. Door aldus te handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Naast de fysieke pijn die verdachte bij aangeefster heeft teweeggebracht, heeft zij door zijn handelen angstige momenten doorgemaakt.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 maart 2017 eerder is veroordeeld, zij het niet in het recente verleden, voor agressiedelicten en onder meer daarvoor ook de maatregel van ter beschikkingstelling opgelegd heeft gekregen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van
psychiater G.J.A.M. Bakkeren d.d. 3 januari 2017 en klinisch psycholoog B. van Giessen d.d.
3 januari 2017.
De deskundigen hebben -samengevat- verklaard dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO ((niet anders omschreven) met narcistische en antisociale kenmerken. Verder is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van middelenmisbruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte in die mate beïnvloed dat hem het feit in verminderde mate dient te worden toegerekend.
De rechtbank zal daarmee rekening houden bij de op te leggen straf.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een veel beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. De oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden acht de rechtbank gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet passend, hetgeen naar haar oordeel eveneens geldt voor de oplegging van een gebiedsverbod voor de gemeente Haren. Voor het opleggen van een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde het volgen van een (deels intramurale) behandeling, zoals door de verdediging wenselijk wordt geacht en waartoe verdachte bereid is, ziet de rechtbank evenmin ruimte.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade en € 99,54 aan materiële schade, met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om, in het geval de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde bewezen acht, de vordering voor wat betreft de immateriële schade tot een bedrag van maximaal € 8.000,00 toe te wijzen en voor het overige af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer1]in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. M.E. van Rossum, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2017.
mr. Van Rossum, mr. Smeets en W. Brandsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.