Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat de aangifte niet voldoende door andere bewijsmiddelen werd ondersteund. De verdachte had verklaard dat er met wederzijdse instemming seks was geweest, wat de rechtbank als een belangrijk argument beschouwde. De emotionele toestand van de aangeefster op de ochtend van het vermeende feit werd niet als steunbewijs gezien, omdat deze ook andere oorzaken kon hebben.
Ten aanzien van de mishandeling, die zich over een langere periode had voorgedaan, heeft de rechtbank wel bewezen geacht dat de verdachte zijn ex-vriendin met kracht in een houtgreep heeft vastgepakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de ernstiger beschuldigingen van zware mishandeling en verkrachting. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen, en heeft een gevangenisstraf van één week opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was verklaard.