ECLI:NL:RBNNE:2017:1394

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
18/730458-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 4 april 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling. De verdachte is veroordeeld voor tweemaal opzetheling en kreeg een taakstraf van 120 uren, met een vervangende hechtenis van 60 dagen. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Gedurende deze proeftijd moet de verdachte zich houden aan de aanwijzingen van Verslavingszorg Noord Nederland en een ambulante behandeling volgen voor zijn middelenproblematiek.

De zaak kwam voort uit meerdere inbraken in Franeker, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de heling van gestolen goederen, maar sprak hem vrij van de meeste tenlasteleggingen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de inbraken zelf, maar dat hij wel wist of had moeten vermoeden dat de goederen die hij in zijn bezit had, van misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problematiek en de hulpverlening die hij ontvangt. De rechtbank achtte een taakstraf passend, met als doel de verdachte op de goede weg te houden, en legde daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen werd geacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730458-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Lübbers, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 13 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan of bij het [straatnaam] heeft weggenomen een spelcomputer (van het merk Xbox) met toebehoren en/of een damesfiets en/of een Ipod (van het merk Apple) en/of een spelcomputer (van het merk
Nintendo) en/of een modelbouw Sherman Tank met verpakking, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren) te weten een spelcomputer (van het merk Xbox) met toebehoren en/of een damesfiets en/of een Ipod (van het merk Apple) en/of een spelcomputer (van het merk Nintendo) en/of een modelbouw Sherman Tank met verpakking heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goeder(en) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. primair
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) heeft weggenomen een fotocamera (van het merk Nikon D 3000) en/of een fotocamera (van het merk Nikon D3200) en/of een (zilverkleurige) ketting en/of een (zilverkleurige) ring en/of een twee (zilveren) oorbellen en/of een (gouden) ketting en/of een
(gouden) ring en/of een (zilveren) horloge en/of vier horloges (van het merk Oozo) en/of een horloge (van het merk Breil) en/of een tas en/of meerdere sleutels en/of een telefoontoestel (van het merk One), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 17 oktober 2016 en 18 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren) te weten een fotocamera (van het merk Nikon D 3000) en/of een fotocamera (van het merk Nikon D3200) en/of een (zilverkleurige) ketting en/of een (zilverkleurige) ring en/of een twee (zilveren) oorbellen en/of een (gouden) ketting en/of een (gouden) ring en/of een (zilveren) horloge en/of vier horloges (van het merk Oozo) en/of een
horloge (van het merk Breil) en/of een tas en/of meerdere sleutels en/of een telefoontoestel (van het merk One) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goeder(en) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, althans in Nederland, in een [naam] (gelegen aan of bij de [straatnaam] ), met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer4] (eigenaar van het [naam] ) heeft bewogen tot de afgifte geld, althans enig goed, immers heeft verdachte toen aldaar meerdere gouden sieraden (ter verkoop of als onderpand) aangeboden en verkocht/verpand aan die [slachtoffer4] en zich daarbij valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid voorgedaan
als een bonafide klant en/of de rechtmatige eigenaar van die sieraden en/of daarbij tegen die [slachtoffer4] gezegd dat die sieraden niet waren gestolen, waardoor die [slachtoffer4] werd bewogen tot voornoemde afgifte;
4. primair
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 15 oktober 2016 en 16 oktober 2016 te Franeker, gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan of bij de Professor Holwardastraat (nummer 22) heeft weggenomen een notebook (van het merk Samsung) en/of een (gouden) ketting en/of een paspoort (met registratienummer [nummer] ) en/of een verzilverde juskom en/of meerdere pasjes en/of voordeelkaarten en/of een (rode) pashouder en/of een paspoort (met registratienummer [nummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren) te weten een notebook (van het merk Samsung) en/of een (gouden) ketting en/of een paspoort (met registratienummer [nummer] ) en/of een verzilverde juskom en/of meerdere pasjes en/of voordeelkaarten en/of een (rode) pashouder en/of een paspoort (met
registratienummer [nummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5. primair
hij op of omstreeks 14 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan of bij het [straatnaam] ) heeft weggenomen een televisietoestel (van het merk Samsung) en/of een spelcomputer (van het merk Xbox) en/of twee joysticks en/of een tablet (van het merk Samsung) en/of een
rugzak en/of een 14 Xbox spellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, in elk geval in Nederland, een of meerdere goed(eren) te weten een televisietoestel (van het merk Samsung) en/of een spelcomputer (van het merk Xbox) en/of twee joysticks en/of een tablet (van het merk Samsung) en/of een rugzak en/of een 14 Xbox spellen heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 13 oktober 2016 tussen 15.00 uur en 16.00 uur horen twee buurvrouwen glasgerinkel. Er is een baksteen door de ruit gegooid. Vlak voor 16.00 uur verschijnen verdachte en zijn medeverdachte bij het [naam] . Ze verkopen een Xbox en de opbrengst wordt gedeeld. Uit de aangifte blijkt dat naast diverse andere goederen, voornoemde Xbox is gestolen. Op een later tijdstip worden in de woning van verdachte nog andere spullen, afkomstig van voornoemde inbraak, aangetroffen.
De verklaring van medeverdachte dat hij de Xbox van een aantal jongens op straat gekocht zou hebben, is, naar het oordeel van de officier van justitie, ongeloofwaardig nu deze verklaring niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Met betrekking tot het onder 2. en 4. ten laste gelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden wegens onvoldoende wettig bewijs. Ten aanzien van de subsidiaire opzetheling heeft de officier van justitie aangevoerd dat in de woning en container van verdachte diverse goederen afkomstig van beide inbraken, zijn aangetroffen. Nu verdachte verantwoordelijk is voor de goederen in zijn woning en container en deze afkomstig zijn van diefstal, kan het subsidiair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder 3. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte wist dat het om gestolen sieraden ging. Verdachte heeft niet aangegeven dat de sieraden gestolen waren en heeft zich voorgedaan als een betrouwbare klant.
Met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van medeverdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt van zijn betrokkenheid bij de inbraken. De gestolen goederen zijn in zijn woning aangetroffen maar lagen in de slaapkamer van [naam medeverdachte] , het DNA van [naam medeverdachte] is aangetroffen op een handschoen bij een inbraak, [naam medeverdachte] heeft de Xbox ingeleverd bij het [naam] , [naam medeverdachte] heeft een motief voor de inbraken en de inbraken beginnen wanneer hij bij verdachte blijft slapen. Tot slot heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat [naam medeverdachte] gestolen goederen aan Kollumer heeft aangeboden.
Met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte bij [naam medeverdachte] bij het [naam] was, niets over zijn betrokkenheid bij de inbraak zegt.
Met betrekking tot het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair, 4. subsidiair en 5. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat het enkel aantreffen van goederen in de woning van verdachte, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte had over deze goederen geen beschikkingsmacht en heeft de goederen dus niet voorhanden gehad. De enige uitzondering hierop zijn de sieraden die hij heeft ingeleverd bij het [naam] . Deze heeft hij voorhanden gehad. Voor wat betreft de wetenschap of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Uit het procesdossier blijkt ook niet uit welke omstandigheden verdachte had moeten afleiden dat het ging om gestolen goederen. Ten aanzien van de sieraden heeft verdachte navraag gedaan bij [naam medeverdachte] en gaf [naam medeverdachte] aan dat ze afkomstig waren van de broer van [naam medeverdachte] . Uit de omstandigheden is niet af te leiden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat de goederen van diefstal afkomstig waren. Verdachte dient van de subsidiair ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsvrouw verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889. Zij heeft betoogd dat verdachte geen valse naam heeft gebruikt; hij heeft zich zelfs gelegitimeerd. Ook heeft hij geen valse hoedanigheid aangenomen en naar zijn weten geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Voorts zijn er geen listige kunstgrepen geweest. Van een oplichtingsmiddel als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht is geen sprake, laat staan dat verdachte opzet heeft gehad. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1. primair
Hoewel sprake is van een kort tijdsbestek tussen de inbraak en het aanbieden van de gestolen Xbox bij het [naam] en verdachte bij [naam medeverdachte] was toen hij de gestolen Xbox verkocht bij het [naam] , heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 1. subsidiair
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Weliswaar heeft verdachte samen met [naam medeverdachte] de Xbox bij het [naam] ingeleverd, maar verdachte heeft ontkend dat hij wist dat de Xbox gestolen was. De rechtbank heeft ook niet de overtuiging verkregen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Xbox van misdrijf afkomstig was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2. primair en 4. primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het ten laste onder 2. primair en 4. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig bewijs.
Met betrekking tot feit 2. subsidiair en 4. subsidiair
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. subsidiair en 4. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 21 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[naam medeverdachte] is bij mij gekomen nadat hij uit detentie kwam. Hij had toen geen woonruimte. Hij woonde al een paar weken bij me. Omdat ik geen problemen wilde, had ik afspraken met hem gemaakt. Ik dacht daarbij aan nieuwe delicten en feestjes. Ik had daar geen behoefte aan.
Ik heb gouden sieraden aan het [naam] verkocht. [naam medeverdachte] kwam er in de ochtend mee aan. Ik heb de goudkleurige sieraden eruit gezocht. Ik wist niet dat ze gestolen waren. Ik dacht dat de sieraden van zijn broer kwamen. Ik heb er niet naar gevraagd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 oktober 2016, opgenomen op pagina 107 e.v. van het dossier met nummer 2016296405 d.d. 21 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Op 17 oktober 2016, omstreeks 12.00 uur, kwamen mijn vrouw en ik terug van een weekend weg. Wij gingen naar binnen en zagen een briefje liggen van de politie. Daarop stond dat er was ingebroken op maandag 17 oktober 2016 tussen 04:00 uur en 04:30 uur.
Er zijn onder meer de volgende goederen weggenomen: tas met camera en camerabenodigdheden (merk Nikon D3000), camera (merk Nikon D3200), blauw doosje met zilveren sieraden, bruin antiek doosje met sieraden, meerdere horloges, grijze stoffen werktas met persoonlijke papieren, reservesleutel van de woning en hok, drie mobiele opladers, telefoon Oneplus one.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (nummer 2016293526-25) met bijlage, van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2016, opgenomen op pagina 161 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
[verdachte] had tijdens zijn verdachteverhoor verklaard dat hij goederen, welke van diefstal afkomstig zijn, in zijn afvalcontainer had gegooid. Op 19 oktober 2016 hebben wij de container onderzocht. In de container lager diverse afvalzakken. Waaronder een plastic zak van de supermarkt Poiesz. In deze plastic zak zagen wij diverse goederen welke vermoedelijk van diefstal afkomstig zijn. Wij vonden onder andere: sieradendoosjes, juskan, armbanden, ringen, kettinkjes, bril met brillenkoker, horloges, diverse papieren, powerbanks, Nikon batterijoplader, medicatie en apparatuur voor het toedienen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 25 oktober 2016, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Naar aanleiding van aangetroffen goederen vernoemd onder proces-verbaal nummer 2016293526-25, is er een onderzoek ingesteld naar de rechtmatige eigenaar van genoemde goederen. Deze goederen staan vermeld in het genoemde proces-verbaal. Naast het proces-verbaal is er een fotoblad als bijlage gevoegd. Dit fotoblad heeft 10 bladzijdes waar wij in dit proces-verbaal naar verwijzen.
[straatnaam] Franeker
Wij spraken op genoemd adres met [slachtoffer3] , geboren 3 april 1981.
Hieronder vermelden wij de bladzijdes van genoemd fotoblad. Bij elk afzonderlijk genoemde bladzijde, vernoemen wij de verklaring van [slachtoffer3] .
Bladzijde 3 van 10
Op deze bladzijde is één foto zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde op deze foto een sieradendoosje te zien. [slachtoffer3] herkende dit als haar eigendom.
Bladzijde 4 van 10
Op deze bladzijde zijn twee (2) foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde op beide foto’s, de goederen te herkennen als haar eigendom. [slachtoffer3] verklaarde dat op de onderste foto een verpakking te zien was. Hierin zaten verpakt een ring en twee oorbellen. Genoemde sieraden waren van zilver, beide ook weggenomen.
Bladzijde 5 van 10
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde dat op de bovenste foto de ziekenhuiskaarten van haar en haar vriend zichtbaar waren. De onderste foto betreft een suikerbloed spiegel meter. Deze heeft [slachtoffer3] gebruikt tijdens haar zwangerschap.
Bladzijde 6 van 10
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde dat de bovenste foto een oude bril van haar betrof. De onderste foto betrof een mobiele oplader.
Bladzijde 7 van 10
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde dat op beide foto’s
onderdelen zichtbaar zijn van haar foto camera.
Bladzijde 8 van 10
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde alle goederen op beide foto’s te herkennen als haar eigendom. Het enige sieraad wat zij niet herkende wat de zilveren ketting zonder hangertje.
Bladzijde 9 van 10
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde dat al de zichtbare
sieraden zichtbaar op de foto’s haar eigendom betreft.
Bladzijde 10 van 10;
Op deze bladzijde zijn twee foto’s zichtbaar. [slachtoffer3] verklaarde dat op de onderste foto een brief zichtbaar was. Op deze brief staat het oude woonadres van haar partner op genoemd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2016, opgenomen op pagina 173 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
V: Wanneer ben je voor het laatst in het [naam] geweest?
A: Van de week nog, we hebben sloopgoud ingeleverd.
V: Hoe kwam je daaraan?
A: Van [naam medeverdachte] .
V: Die spullen zijn weggenomen bij een inbraak. Hoeveel heb je daarvoor gekregen?
A: 250 euro. Ik heb 100 aan [naam medeverdachte] gegeven, 100 voor mezelf en nog stiekem de andere 50 euro in mijn zak gestopt.
V: En hoe ging dat met dat goud in het [naam] dan?
A: Ik ben daar zelf heengegaan, [naam medeverdachte] was niet mee. Ik heb wat ringetjes en een ketting.
V: Hoeveel ringen hebben we het over?
A: Twee ringen
V: Hoeveel kettingen hebben we het over?
A: Twee kettingen
V: En hoeveel oorbellen?
A: één paar oorbellen. De rest is in het grofvuil bij mij thuis beland.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 oktober 2016, opgenomen op pagina 126 e.v. van het dossier met nummer 2016296405 d.d. 21 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer5] :
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak in mijn woning aan de [straatnaam] in Franeker.
Op zaterdag 15 oktober 2016 ben ik samen met mijn man omstreeks 18.30 uur vertrokken. We hebben toen onze woning in goede conditie achtergelaten.
Vandaag, zondag 16 oktober 2016, kwamen wij omstreeks 21.30 uur thuis en zag ik meteen dat er iets niet klopte. Er is onder meer een ketting weggenomen met om en om wit en geel gouden staafjes.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2016, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4] :
Ik ben eigenaar van ‘ [naam] ’ te Franeker.
Een man heeft afgelopen maandag een aantal sieraden aan mij te koop aangeboden. Dit was rond 13.00 uur. De man bood een aantal gouden ringen aan en een halsketting. Onder anderen bood de man een ketting met gouden en zilver schakels aan. Tevens bood de man mij nog een ander gouden ketting aan.
Ik heb alle sieraden van de man gekocht voor 250 euro. De man heeft zich gelegitimeerd en heeft het opkoop/inkoop register ondertekend. Ik heb de sieraden gekocht van [verdachte] geboren op 03-02-1989.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van Politie Noord-Nederland d.d. 20 oktober 2016, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [naam] :
Dhr. [slachtoffer4] vertelde mij dat hij diverse gouden ringen al had doorverkocht en daar niet meer over beschikte. Hij gaf wel aan dat hij nog twee kettingen had liggen, te weten: een ketting met gouden en zilveren langwerpige schakels en een gouden ketting met kleine schakeltjes. In de aangifte op de Professor Holwerdastraat te Franeker met proces-verbaal nummer: 2016296306 is een soortgelijke ketting met zilveren en gouden schakels gestolen. Zoals ik de omschrijving van de ketting in de aangifte las en de ketting die was verkocht aan het [naam] kon ik redelijkerwijs aannemelijk maken dat beide kettingen met elkaar overeenkwamen. Mogelijk zou de andere gouden ketting met kleine schakeltjes behoren bij de aangifte 2016296405. In die aangifte staan ook diverse gouden kettingen op de gestolen goederenlijst. Van beide kettingen heb ik schermafdrukken gemaakt welke ik afzonderlijk heb toegevoegd onder dit proces-verbaal.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 19 oktober 2016, opgenomen op pagina 132 van voornoemd dossier , inhoudende als verklaring van [slachtoffer5] :
Foto 1: Dat is mijn gouden ketting, deze ketting heeft gouden staafjes. (De rechtbank constateert dat de desbetreffende foto overeenkomt met één van de twee foto’s die worden vermeld in het vorige bewijsmiddel)
Foto 2: Dat zijn allemaal pasjes van mij, deze lagen in de lade in de gang. De pasjes zaten in een rode pasjeshouder. Deze houder was donkerrood, van plastic met ribbels.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 17 oktober 2016 wordt ingebroken in een woning aan de [straatnaam] in Franeker. In de container in de tuin van verdachte wordt een groot aantal spullen aangetroffen, afkomstig van deze inbraak. Verdachte biedt op 17 oktober 2016 rond 13.00 uur een aantal sieraden te koop aan bij het [naam] . Dit betreft onder meer een gouden ketting waarvan wordt vastgesteld dat deze bij een inbraak op 15/16 oktober in een woning aan de Professor Holwerdastraat gestolen is. Verdachte heeft verklaard dat hij de sieraden die hij op 17 oktober 2016 bij het [naam] heeft ingeleverd van [naam medeverdachte] heeft gekregen en een deel van de opbrengst aan [naam medeverdachte] heeft gegeven. De rechtbank ziet geen redenen om aan die verklaring te twijfelen, mede omdat [naam medeverdachte] niet heeft ontkend dat hij een deel van de opbrengst heeft ontvangen. De rechtbank gaat er, gelet op de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, vanuit dat de sieraden die verdachte heeft ingeleverd en die hij blijkens zijn verklaring van [naam medeverdachte] heeft gekregen, naast voornoemde gouden ketting, sieraden betreffen die zijn weggenomen bij de inbraak op de vroege ochtend van 17 oktober 2016 in de woning aan de [straatnaam] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat de rest in het grofvuil bij hem thuis is beland en dat hij daarmee kennelijk doelt op de voorwerpen die zijn aangetroffen in de container die eveneens afkomstig bleken van de inbraak in de woning aan de [straatnaam] .
Verdachte heeft geen navraag gedaan naar de herkomst van de sieraden. Verdachte heeft, zoals hij zelf verklaard, aangenomen dat [naam medeverdachte] de sieraden had geërfd. Verder onderzoek naar de herkomst van de sieraden heeft hij niet gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte beter moeten weten, mede gelet op het verleden van [naam medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve het onder 2. subsidiair en 4. subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Met betrekking tot feit 3.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Verdachte heeft op 17 oktober 2016 gouden sieraden te koop aangeboden bij het [naam] . In de tenlastelegging staat (onder meer) opgenomen dat verdachte tegen [slachtoffer4] heeft gezegd dat de sieraden niet waren gestolen. De rechtbank vindt in de bewijsmiddelen onvoldoende ondersteuning van voor de tenlastegelegde oplichtingsmiddelen. Dat verdachte een valse naam of hoedanigheid heeft aangenomen, of zich heeft bediend van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels kan niet wettig en overtuigend bewezen verklaard worden. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij betrokken is geweest bij de ten laste gelegde inbraak. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte en Kollumer de woninginbraak heeft gepleegd. Kollumer heeft bij de politie verklaard dat hij met verdachte en [naam medeverdachte] naar een woning aan het [straatnaam] is gereden om een televisie op te halen. Toen bleek dat de televisie er niet stond, zijn ze weer teruggereden. De rechtbank acht de verklaring van [naam medeverdachte] niet betrouwbaar, nu deze niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en verdachte ontkent. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling overweegt de rechtbank het volgende. Niet is gebleken dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft verworven of op enig moment voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2. subsidiair en 4. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
2. subsidiair
hij in de periode omvattende de dagen 17 oktober 2016 en 18 oktober 2016 te Franeker, in de gemeente Franekeradeel, meerdere goederen te weten een ketting en een ring en twee zilveren oorbellen en een gouden ketting en een gouden voorhanden heeft gehad en
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. subsidiair
hij in de periode van 15 oktober 2016 tot en met 18 oktober 2016 te Franeker, in de gemeente Franekeradeel, een goed te weten een gouden ketting voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. subsidiair Opzetheling
4. subsidiair Opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. subsidiair, 3., 4. subsidiair en 5. primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd oplegging van reclasseringscontact voor de duur van een jaar alsmede een behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. Een hogere gevangenisstraf zou zijn persoonlijke situatie en leefomstandigheden volledig doorkruisen, waarbij hij weer terug is bij af. Voorts heeft de raadsvrouw aangegeven dat oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht optioneel zijn. De raadsvrouw heeft ter ondersteuning van haar pleidooi een schrijven van een maatschappelijk werker van Infra Zorg overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan opzetheling. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling.
Uit het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 16 maart 2017 blijkt dat verdachte door zijn intelligentieniveau en psychische problematiek niet altijd in staat is om de juiste keuzes te maken en wordt hij gemakkelijk negatief beïnvloed. Verdachte is sinds zijn laatste veroordeling in 2010 ingebed in de hulpverlening. Hij heeft o.a. een klinische opname bij de GGZ wegens psychotische klachten en een ambulante behandeling bij verslavingszorg afgerond. Op dit moment onderhoudt hij wekelijks contact met de GGZ, is hij ingesteld op medicatie en krijgt hij intensieve ondersteuning vanuit Infrazorg. Daarnaast staat hij onder curatele. Voorts rapporteert de reclassering dat verdachte zich houdt aan de afspraken in het kader van zijn schorsingstoezicht. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf met de bijzondere voorwaarden van reclasseringscontact gedurende een jaar en een behandelverplichting bij Verslavingszorg Noord Nederland. Tot slot heeft de reclassering aangegeven dat zij een detentieperiode gelet op de psychische kwetsbaarheid van verdachte contra-geïndiceerd achten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het betoog van de raadsvrouw, de justitiële documentatie en de reclasseringsrapportage, verdachte op de goede weg lijkt te zijn. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf passend is. Om verdachte op de goede weg te houden, zal de rechtbank voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte van het onder 1. ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, nu niet duidelijk is wat de verzekeringsmaatschappij heeft vergoed, het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden. Voor het geval de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde heling bewezen zou verklaren, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard, nu er geen sprake is van rechtstreekse schade.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair, 2. primair, 3., 4 primair, 5. primair en 5. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. subsidiair en 4. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, zulks gedurende het eerste jaar van de proeftijd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en hierna zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland, of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelenproblematiek, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer1] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2017.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.