Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde en dat het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft met betrekking tot feit 1 naar voren gebracht dat zij verdachte aanmerkt als medeplichtige aan hennepteelt, nu zijn rol onvoldoende is om hem als medepleger aan te merken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte als medepleger van diefstal van stroom is aan te merken, nu het energiecontract sinds maart 2011 op zijn naam stond, hij op verzoek van de medeverdachte de energierekening heeft betaald en het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen een aanzienlijke hoeveelheid stroom verbruiken en dat bij het merendeel van de hennepkwekerijen de stroom op illegale wijze wordt afgenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair en subsidiair als het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte kan niet als pleger worden gezien, omdat niet is gebleken dat hij daadwerkelijk heeft geteeld. Evenmin is gebleken dat hij feitelijke beschikkingsmacht had over de hennepplanten. Ook is niet gebleken dat verdachte de persoon is geweest die de energiemeter heeft gesaboteerd, zodat geen sprake is van het (mede)plegen van diefstal van energie. Ten aanzien van de ten laste gelegde medeplichtigheid heeft zij aangevoerd dat slechts kan worden bewezen dat verdachte de medeverdachte gelegenheid tot hennepteelt heeft gegeven voor de periode van eind 2010 tot begin 2011. Van die periode staat echter niet vast dat geteeld werd. Verdachte dient volgens de raadsvrouw om die reden ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb vanaf 1 december 2010 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] een huurcontract voor het pand [straatnaam] te Lemmer, Gemeente Lemsterland, op naam gehad. Ik heb huurbedragen betaald. Het geld kreeg ik vervolgens terug van [medeverdachte] . Het energiecontract stond ook op mijn naam. Ik wist dat [medeverdachte] in dat pand een hennepkwekerij exploiteerde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier met nummer 2013027131 d.d. 26 november 2013, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Ik wist dat er in Lemmer een hennepkwekerij zat en dat [medeverdachte] een hennepkwekerij runde. Ik ben zelf nooit bij dat pand geweest. Ik heb het pand in 2010 op naam gehad. U toont mij het huurcontract van het pand. Mijn handtekening staat onder het huurcontract. Het automatische incassoformulier van het pand in Lemmer wordt mij getoond. Ik zie hierop mijn handtekening staan en het rekeningnummer is ook van mij. [medeverdachte] vroeg mij in 2010 om een pand op naam te nemen. Dit was voor de weedkwekerij. Ik heb de eerste twee à drie maanden via de Rabobank betaald. Later betaalde [medeverdachte] mij contant het huurbedrag terug, dit was 1000 euro. Daarna nam [medeverdachte] dat over en ik zou er niets meer van horen. [medeverdachte] vertelde mij dat het voor een paar maandjes was en dat ik er dan weer vanaf zou zijn. Ik heb geen handelingen verricht om er vanaf te komen. [medeverdachte] leende ik 5000 euro contant en hij zou mij via de hennepkwekerij en de opbrengst daarvan terugbetalen. Dus ik ging akkoord met een hennepkwekerij.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van Politie Noord-Nederland d.d. 26 november 2013, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 13 maart 2013 werd door verbalisanten in een bedrijfspand aan perceel [straatnaam] te Lemmer een stekkenkwekerij/hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. Wij zagen dat de kwekerij verdeeld was over twee verdiepingen. Op de begane grond werd in de keuken (ruimte 1) een volledig ingerichte stekkenkwekerij aangetroffen. Wij zagen dat deze in werking was en dat deze stekkenkwekerij bestond uit 6786 hennepstekjes. In deze ruimte zagen wij ook stekken afvalresten en hennepknipschaartjes in vloeistoffen liggen. Wij gingen de trap omhoog en zagen op de eerste verdieping dat in ruimte 2 een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. Er waren 108 moederplanten van 110 cm aanwezig en 88 moederplanten met een lengte tussen 60 en 85 cm. Wij zagen in ruimte 3 een professionele hennepkwekerij was ingericht met in totaal 72 hennepplanten. De stroom werd illegaal afgenomen. Gedurende ons verblijf in de hennepkwekerij/stekkenkwekerij hebben wij geconstateerd dat het aannemelijk is dat er sprake is geweest van één of meerdere oogsten van hennepstekken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2013, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ben directeur van het bedrijf [naam bedrijf] en eigenaar van de verhuurde unit [straatnaam] te Lemmer. Deze unit is verhuurd voor 800 euro per maand in eerste instantie aan [medeverdachte] , wonende te Assen, maar het huurcontract moest eigenlijk direct worden overgezet op naam van [verdachte] te Koekange. Hierdoor is dit veranderd op naam van [verdachte] . [verdachte] betaalde de huur via zijn bank. Ze kwamen met z'n tweeën voor de huur en [verdachte] zou er met bedden beginnen. Ik heb [verdachte] later niet of amper meer gezien, alleen in het begin. Later was er steeds een andere man bij. Ze kwamen 2 à 3 keer per week met twee auto's, te weten met een witte Fiat bestelauto, formaat Jumper, en een grijze Ford. De huur van het pand betreft de kale huur en ze regelen zelf de nutsvoorzieningen. Vanmiddag 13 maart 2013 na 15.00 uur werd er bij mijn kantoor aangebeld door uw collega. Ook kwam huurder [medeverdachte] met zijn auto aanrijden en die vroeg mij of ik op de deur gebonsd had. En direct hierna reed hij weg in zijn auto. Uw collega stond op ongeveer een meter afstand van [medeverdachte] toen dit gebeurde. De betaling van de huur ging in het begin via een automatische incasso, maar dit werd vaak gestorneerd. Daarna werd de huur steeds contant door [medeverdachte] bij vooruitbetaling betaald. Ik overhandig u kopieën van alle documentatie betreffende de verhuur van dit pand.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2013, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 17 januari 2013 werd [verdachte] gehoord. Hij verklaarde dat 2 à 3 jaar geleden [verdachte] een pand op naam heeft gehad op verzoek van [medeverdachte] . Dit was voor de kweek van hennep. Hij verklaarde ook dat hij zakgeld krijgt van [medeverdachte] voor het afbetalen van een oude lening en voor de kosten voor de huur en het op naam hebben van een loods voor de kweek van hennep.
De telefoon van getuige [verdachte] werd door de politie uitgelezen. Daarbij werden meerdere sms-berichten aangetroffen. Eén van deze berichten, d.d. 19 juli 2011 te 12.19 uur, was afkomstig van [medeverdachte] inhoudende het verzoek om een geldbedrag over te maken aan het waterbedrijf [naam bedrijf] . Bij het bedrijf [naam bedrijf] werd geïnformeerd of de naam [medeverdachte] bij hun bedrijf bekend was. Hierbij bleek dat door [medeverdachte] de watervoorziening betaald werd voor het adres [straatnaam] te Lemmer.
[medeverdachte] is woonachtig op het adres [straatnaam] te Assen. Op het adres staat een personenauto op naam van [naam], de vriendin van [medeverdachte] . Dit betreft een Ford Fiesta. Uit CIE info blijkt dat [medeverdachte] gebruik maakt van dit voertuig. Het voertuig werd voorzien van een baken. Op die manier kon worden vastgesteld dat dit voertuig meerdere malen een industriepark bezocht te Lemmer in de directe omgeving van het adres [straatnaam] te Lemmer. Op woensdag 13 maart 2013 omstreeks 15.00 uur bevonden wij verbalisanten ons bij voornoemd adres en zagen wij het voertuig in de nabijheid van dit pand geparkeerd staan. Het voertuig was leeg en afgesloten. Door ons werd op de toegangsdeur geklopt van het pand [straatnaam] . Ook werd door ons geroepen dat de politie voor het pand stond. Dit gebeurde meerdere malen. Er werd niet gereageerd. Op woensdag 13 maart 2013, omstreeks 15.05 uur zag ik verdachte lopen aan de voorzijde van het complex aan de [straatnaam] . Omdat niet werd opengedaan, werd een sleutel van dit pand bij de eigenaar van het pand opgehaald. Tijdens het gesprek met de eigenaar zag ik dat [medeverdachte] in het voertuig kwam aanrijden. Ik zag dat hij alleen was gezeten in het voertuig. Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen de eigenaar zei: "Heb jij op mijn deur geklopt?" Nadat de eigenaar ontkende, reed [medeverdachte] weg. Met de door de eigenaar beschikbare sleutel werd het pand op 13 maart 2013 betreden. In het pand werd een volledig ingerichte hennepplantage/stekjeskwekerij aangetroffen.
6. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
een huurovereenkomst met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [naam bedrijf] en als huurder [medeverdachte] . Hierop staat een handgeschreven notitie: niet doorgegaan.
7. een schriftelijk stuk, te weten een uitdraai uit de administratie van [naam] , opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[straatnaam] , naam [medeverdachte] , ingangsdatum 1 december 2010, aantekeningen: betaalt zelf contant. Eronder staat [medeverdachte] / [verdachte] .
8. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
een huurovereenkomst voor de duur van 1 jaar met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [naam bedrijf] en als huurder [verdachte]
9. meerdere schriftelijke stukken, te weten facturen van [naam bedrijf] , opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Betreft telkens een factuur van [naam bedrijf] aan [verdachte] .
- Huur loods [nummer] jaar 2013, korting betaling jaarnota, voldaan 5 maart 2013: totaalbedrag:
- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2012, korting betaling in 1x vooruit, voldaan 8 april 2012: totaalbedrag: € 10.472,00;
- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2011, korting betaling contant in 1 keer, voldaan 18 februari 2011: totaalbedrag: € 10.472,00.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, afzonderlijk opgenomen, inhoudende als relatering van verbalisant:
In de telefoon van [verdachte] werden berichten aangetroffen en veiliggesteld. Een aantal berichten betrof berichtenverkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
- 19 juli 2011 € 38,91 [naam bedrijf] € 29,00 gem Lemsterland (read)
- 19 juli 2011 ok regel ik (sent)
- 24 mei 2012 Had je toevallig al wat zakgeld liggen? Zie je straks (sent)
- 29 januari 2013 Zie ik je voor die tijd nog voor zakgeld (sent)
- 24 april 2012 He vriend, aan het eind van deze week zakgeld voor mij? (sent)
- 28 juli 2012 Heb je morgen toevallig al zakgeld of volgende week? (sent)
11. een schriftelijk stuk, te weten een e-mailbericht, afzonderlijk opgenomen, inhoudende:
[naam bedrijf] levert water aan [medeverdachte] per 1 januari 2011 voor het perceel [straatnaam] te Lemmer.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Onder 1 primair is verdachte -kort gezegd- ten laste gelegd het medeplegen van hennepteelt dan wel van het aanwezig hebben van hennepplanten.
De rechtbank stelt ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte vast dat hij het pand waarin de kwekerij is aangetroffen vanaf 1 december 2010 voor de medeverdachte heeft gehuurd en dat hij voor hem diverse huurbedragen heeft voldaan. Het contract voor levering van energie stond vanaf 1 maart 2011 op zijn naam. Verdachte heeft van de medeverdachte geld gekregen om de energierekening te kunnen voldoen. Hij ontving in de ten laste gelegde periode meermalen "zakgeld" van de medeverdachte, ter voldoening van een aan de medeverdachte verstrekte lening. Verdachte was ervan op de hoogte dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet bewezen dat de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem primair onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat sprake is van behulpzaamheid bij of tot het plegen van het misdrijf. Daarnaast moet sprake zijn van opzet op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp wordt verleend. De rechtbank is van oordeel dat dit dubbele opzet op basis van het voorgaande bij verdachte aanwezig is geweest. Verdachte heeft namelijk bewust, om geleende gelden terug te krijgen, op verzoek van de medeverdachte een pand gehuurd, terwijl hij ervan op de hoogte was dat de medeverdachte het geld via een hennepkwekerij in dat pand zou verdienen. Aldus heeft hij de medeverdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk de gelegenheid verschaft om hennep te kweken. Dat niet is vastgesteld dat reeds vanaf het begin van de huurperiode hennep werd geteeld, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Feit 2
Onder 2 is verdachte -kort gezegd- ten laste gelegd het medeplegen van diefstal van energie door middel van braak of verbreking. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken, nu zij -evenals bij feit 1 primair- niet bewezen acht dat de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het aanleggen van een illegale elektriciteitsaansluiting. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 2 ten laste gelegde.