ECLI:NL:RBNNE:2017:1386

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
18/265256-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van energie met verbreking

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van energie. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in Assen, werd bijgestaan door advocaat mr. M.V. Bierens. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van ongeveer 7054 hennepplanten in de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013 in Lemmer, alsook de diefstal van elektrische energie, waarbij de verdachte zich toegang had verschaft door middel van verbreking. Tijdens de rechtszittingen werd het tijdsverloop van vier jaar tussen het begin van de procedure en de uitspraak als een schending van de redelijke termijn beschouwd, maar leidde dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepteelt, ondersteund door diverse bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide ten laste gelegde feiten en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, evenals een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de schending van de redelijke termijn bij de straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/265256-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter op 17 februari 2015 en het onderzoek op de terechtzitting van de meervoudige kamer op 28 maart 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.V. Bierens, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013
te Lemmer, (althans) in de gemeente Lemsterland tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
7054 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013
te Lemmer, (althans) in de gemeente Lemsterland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die elektrische
energie heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat sprake is van groot tijdsverloop in de onderhavige zaak, aangezien het onderzoek al vier jaren is afgerond en de berechting pas nu plaatsvindt. Voor de vertraging is geen goede reden, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt dat volgens rechtspraak van de Hoge Raad overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (vgl. Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken Daartoe heeft zij naar voren gebracht dat zij voorbij gaat aan de ontkennende verklaring van verdachte, nu zijn verklaring wordt weersproken door diverse bewijsmiddelen, zoals de verklaring van getuige [naam] , de verklaring van de medeverdachte, de contracten die zich in het dossier bevinden en de meermalen geconstateerde aanwezigheid van verdachte ter plaatse. De officier van justitie ziet verdachte als pleger van de onder 1 ten laste gelegde hennepteelt. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak betoogd, nu het energiecontract niet op naam van verdachte stond en zij de enkele omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij hennepkwekerijen veelal illegaal stroom wordt weggenomen, onvoldoende vindt om dit feit te kunnen bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van stroom. Er moet niet te veel waarde worden gehecht aan de belastende verklaringen van de medeverdachte, aangezien hij er belang bij heeft om verdachte in een negatief daglicht te plaatsen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het pand aan de [straatnaam] te Lemmer, Gemeente Lemsterland, stond eerst op mijn naam. Daarna is het pand op naam van [naam] gekomen. Het contract voor de levering van water door [bedrijfsnaam] stond ook op mijn naam. Ik kwam in de periode van 1 december 2010 tot en met 13 maart 2013 regelmatig op het bedrijventerrein in Lemmer waar ook het pand aan de [straatnaam] staat. Ik heb een paar keer huurbedragen betaald aan de heer [naam] voor dit pand. Op 13 maart 2013 was ik met het door mij gebruikte voertuig in Lemmer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier met nummer 2013027131 d.d. 26 november 2013, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik wist dat er in Lemmer een hennepkwekerij zat en dat [verdachte] een hennepkwekerij runde. Ik ben zelf nooit bij dat pand geweest. Ik heb het pand in 2010 op naam gehad. U toont mij het huurcontract van het pand. Mijn handtekening staat onder het huurcontract. Het automatische incassoformulier van het pand in Lemmer wordt mij getoond. Ik zie hierop mijn handtekening staan en het rekeningnummer is ook van mij. [verdachte] vroeg mij in 2010 om een pand op naam te nemen. Dit was voor de weedkwekerij. Ik heb de eerste twee à drie maanden via de Rabobank betaald. Later betaalde [verdachte] mij contant het huurbedrag terug, dit was 1000 euro. Daarna nam [verdachte] dat over en ik zou er niets meer van horen. [verdachte] leende ik 5000 euro contant en hij zou mij via de hennepkwekerij en de opbrengst daarvan terugbetalen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van Politie Noord-Nederland d.d. 26 november 2013, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 13 maart 2013 werd door verbalisanten in een bedrijfspand aan perceel [straatnaam] te Lemmer een stekkenkwekerij/hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. Wij zagen dat de kwekerij verdeeld was over twee verdiepingen. Op de begane grond werd in de keuken (ruimte 1) een volledig ingerichte stekkenkwekerij aangetroffen. Wij zagen dat deze in werking was en dat deze stekkenkwekerij bestond uit 6786 hennepstekjes. In deze ruimte zagen wij ook stekken afvalresten en hennepknipschaartjes in vloeistoffen liggen. Wij gingen de trap omhoog en zagen op de eerste verdieping dat in ruimte 2 een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. Er waren 108 moederplanten van 110 cm aanwezig en 88 moederplanten met een lengte tussen 60 en 85 cm. Wij zagen in ruimte 3 een professionele hennepkwekerij was ingericht met in totaal 72 hennepplanten. De stroom werd illegaal afgenomen. Gedurende ons verblijf in de hennepkwekerij/stekkenkwekerij hebben wij geconstateerd dat het aannemelijk is dat er sprake is geweest van één of meerdere oogsten van hennepstekken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring namens [slachtoffer] :
[slachtoffer] transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven waaronder naar de contract van het perceel [straatnaam] te Lemmer. [slachtoffer] heeft vanaf 1 maart 2011 met een persoon genaamd [naam] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel. [slachtoffer] is in samenwerking met de politie op 13 maart 2013 door de fraudespecialist een onderzoek ingesteld naar de aansluiting in het perceel. De fraudespecialist constateerde op 13 maart 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Hij zag namelijk dat het zegeldraad was doorgeknipt. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag namelijk dat er een extra kabel illegaal was gemonteerd en via een gat in de hakkast aan de achterzijde wegliep en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2013, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ben directeur van het bedrijf [bedrijfsnaam] en eigenaar van de verhuurde unit [straatnaam] te Lemmer. Deze unit is verhuurd voor 800 euro per maand in eerste instantie aan [verdachte] , wonende te Assen, maar het huurcontract moest eigenlijk direct worden overgezet op naam van [naam] te Koekange. Hierdoor is dit veranderd op naam van [naam] . [naam] betaalde de huur via zijn bank. Ze kwamen met z'n tweeën voor de huur en [naam] zou er met bedden beginnen. Ik heb [naam] later niet of amper meer gezien, alleen in het begin. Later was er steeds een andere man bij. Ze kwamen 2 à 3 keer per week met twee auto's, te weten met een witte Fiat bestelauto, formaat Jumper, en een grijze Ford. De huur van het pand betreft de kale huur en ze regelen zelf de nutsvoorzieningen. Vanmiddag 13 maart 2013 na 15.00 uur werd er bij mijn kantoor aangebeld door uw collega. Ook kwam huurder [verdachte] met zijn auto aanrijden en die vroeg mij of ik op de deur gebonsd had. En direct hierna reed hij weg in zijn auto. Uw collega stond op ongeveer een meter afstand van [verdachte] toen dit gebeurde. De betaling van de huur ging in het begin via een automatische incasso, maar dit werd vaak gestorneerd. Daarna werd de huur steeds contant door [verdachte] bij vooruitbetaling betaald. Ik overhandig u kopieën van alle documentatie betreffende de verhuur van dit pand.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2013, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 17 januari 2013 werd [naam] gehoord. Hij verklaarde dat 2 à 3 jaar geleden [naam] een pand op naam heeft gehad op verzoek van [verdachte] . Dit was voor de kweek van hennep. Hij verklaarde ook dat hij zakgeld krijgt van [verdachte] voor het afbetalen van een oude lening en voor de kosten voor de huur en het op naam hebben van een loods voor de kweek van hennep.
De telefoon van getuige [naam] werd door de politie uitgelezen. Daarbij werden meerdere sms-berichten aangetroffen. Eén van deze berichten, d.d. 19 juli 2011 te 12.19 uur, was afkomstig van [verdachte] inhoudende het verzoek om een geldbedrag over te maken aan het waterbedrijf [bedrijfsnaam] . Bij het bedrijf [bedrijfsnaam] werd geïnformeerd of de naam [verdachte] bij hun bedrijf bekend was. Hierbij bleek dat door [verdachte] de watervoorziening betaald werd voor het adres [straatnaam] te Lemmer.
[verdachte] is woonachtig op het adres [straatnaam] te Assen. Op het adres staat een personenauto op naam van [naam] , de vriendin van [verdachte] . Dit betreft een Ford Fiesta. Uit CIE info blijkt dat [verdachte] gebruik maakt van dit voertuig. Het voertuig werd voorzien van een baken. Op die manier kon worden vastgesteld dat dit voertuig meerdere malen een industriepark bezocht te Lemmer in de directe omgeving van het adres [straatnaam] te Lemmer. Op woensdag 13 maart 2013 omstreeks 15.00 uur bevonden wij verbalisanten ons bij voornoemd adres en zagen wij het voertuig in de nabijheid van dit pand geparkeerd staan. Het voertuig was leeg en afgesloten. Door ons werd op de toegangsdeur geklopt van het pand [straatnaam] . Ook werd door ons geroepen dat de politie voor het pand stond. Dit gebeurde meerdere malen. Er werd niet gereageerd. Op woensdag 13 maart 2013, omstreeks 15.05 uur zag ik verdachte lopen aan de voorzijde van het complex aan de [straatnaam] . Omdat niet werd opengedaan, werd een sleutel van dit pand bij de eigenaar van het pand opgehaald. Tijdens het gesprek met de eigenaar zag ik dat [verdachte] in het voertuig kwam aanrijden. Ik zag dat hij alleen was gezeten in het voertuig. Ik hoorde dat [verdachte] tegen de eigenaar zei: "Heb jij op mijn deur geklopt?" Nadat de eigenaar ontkende, reed [verdachte] weg. Met de door de eigenaar beschikbare sleutel werd het pand op 13 maart 2013 betreden. In het pand werd een volledig ingerichte hennepplantage/stekjeskwekerij aangetroffen.
7. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
een huurovereenkomst met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [bedrijfsnaam] en als huurder [verdachte] . Hierop staat een handgeschreven notitie: niet doorgegaan.
8. een schriftelijk stuk, te weten een uitdraai uit de administratie van [naam] , opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
[straatnaam] , naam [verdachte] , ingangsdatum 1 december 2010, aantekeningen: betaalt zelf contant. Eronder staat [verdachte] / [naam] .
9. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
een huurovereenkomst voor de duur van 1 jaar met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [bedrijfsnaam] en als huurder [naam]
10. meerdere schriftelijke stukken, te weten facturen van [bedrijfsnaam] , opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Betreft telkens een factuur van [bedrijfsnaam] aan B [naam] .
- Huur loods [nummer] jaar 2013, korting betaling jaarnota, voldaan 5 maart 2013: totaalbedrag:
€ 10.648,00;
- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2012, korting betaling in 1x vooruit, voldaan 8 april 2012: totaalbedrag: € 10.472,00;
- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2011, korting betaling contant in 1 keer, voldaan 18 februari 2011: totaalbedrag: € 10.472,00;
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, afzonderlijk opgenomen, inhoudende als relatering van verbalisant:
In de telefoon van [naam] werden berichten aangetroffen en veiliggesteld. Een aantal berichten betrof berichtenverkeer tussen [naam] en [verdachte] .
- 19 juli 2011 € 38,91 [bedrijfsnaam] € 29,00 gem Lemsterland (read)
- 19 juli 2011 ok regel ik (sent)
- 24 mei 2012 Had je toevallig al wat zakgeld liggen? Zie je straks (sent)
- 29 januari 2013 Zie ik je voor die tijd nog voor zakgeld (sent)
- 24 april 2012 He vriend, aan het eind van deze week zakgeld voor mij? (sent)
- 28 juli 2012 Heb je morgen toevallig al zakgeld of volgende week? (sent)
12. een schriftelijk stuk, te weten een e-mailbericht, afzonderlijk opgenomen, inhoudende:
[bedrijfsnaam] levert water aan [verdachte] per 1 januari 2011 voor het perceel [straatnaam] te Lemmer.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ontkend beide feiten te hebben gepleegd. Hiertoe heeft hij naar voren gebracht dat hij het pand weliswaar korte tijd heeft gehuurd, maar dat hij het pand heeft overgedaan aan de medeverdachte. Omdat hij ook andere bezigheden in Lemmer had, kan hij ter plaatse zijn gesignaleerd. Ook heeft hij verklaard enige keren de huur te hebben voldaan, maar dit was voor de medeverdachte.
De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring van verdachte. De rechtbank neemt in aanmerking dat de verklaring van de medeverdachte, inhoudende dat hij het pand voor verdachte op naam had en wist dat deze hierin hennep teelde, niet op zichzelf staat, maar wordt ondersteund door meerdere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verhuurder van het pand. Deze getuige heeft verklaard dat verdachte meermalen per week bij het pand kwam, hetgeen past bij de bevindingen naar aanleiding van een op het door verdachte gebruikte voertuig geplaatst baken. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat verdachte op de datum van ontmanteling van de kwekerij, te weten op 13 maart 2013, in het pand aanwezig was, nu hij, gezien zijn vraag aan de verhuurder, kennelijk heeft gehoord dat de verbalisanten op de deur van het pand klopten. Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat verdachte de persoon was die de huur contant en een jaar vooruit betaalde aan de verhuurder. Dit ging om aanzienlijke bedragen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande, waaronder de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode hennep heeft geteeld. Eveneens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, als pleger van het onder 1 ten laste gelegde feit de persoon is geweest die op illegale wijze energie heeft weggenomen. Dat het energiecontract op naam van een ander stond, doet aan het voorgaande niet af, nu dit kennelijk -evenals bij de huur van het pand- ter verhulling van de feitelijke afnemer was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013 te Lemmer, in de gemeente Lemsterland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 7054 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013 te Lemmer, in de gemeente Lemsterland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot die elektrische energie heeft verschaft door middel van verbreking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De rechtbank overweegt dat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden
"zich toegang verschaffen tot"in het onderhavige geval kunnen worden gelijkgesteld aan het begrip
"onder het bereik brengen van", zodat het bewezenverklaarde feit tot de onderstaande kwalificatie leidt.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, zodat aan hem geen straf moet worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt en diefstal van energie. Verdachte heeft in een loods een grote hoeveelheid hennepplanten aanwezig gehad. Hiermee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan het illegaal aftappen van stroom, waardoor schade is ontstaan voor de energieleverancier.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte, alhoewel niet recent, eerder onherroepelijk voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Verdachte heeft niet gereageerd op uitnodigingen van de reclassering, zodat geen advies is opgemaakt.
De rechtbank acht gelet op de langdurige periode, de grootte van de hennepstekkerij/-kwekerij en de eerdere veroordelingen voor soortgelijke strafbare feiten de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. De rechtbank constateert echter dat sprake is van schending van de redelijke termijn, nu de berechting van de strafzaak in eerste aanleg pas ruim 4 jaren na aanvang van de termijn is afgerond. Dit tijdsverloop maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan zij zonder dit tijdsverloop zou hebben gedaan. De rechtbank zal derhalve volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.